Gegevens van het boek
Auteur: Mohammad Reza Pahlavi (1919 – 1980)
Oorspronkelijke titel: Mission for My Country
Voor het eerst gepubliceerd in: 1960
Nederlandse titel: Op de pauwentroon gezeten…
Vertaling: Hans de Vries
Omslagillustratie: Onbekend
Uitgever: Ad. M.C. Stok / Forum Boekerij, Den Haag, 1961, 1e druk
Aantal pagina’s: 306
Genre: autobiografie
Samenvatting van het boek
In zijn “Inleiding” geeft Pahlavi aan, dat dit boek de eerste systematische autobiografie van een Perzische monarch is. Hij heeft er van 1958 tot 1960 aan gewerkt. Het boek dient tevens als gids voor heden en toekomst van zijn land en is tegelijkertijd ook een eerbetoon aan zijn vader. Pahlavi is ervan overtuigd, dat in het Midden-Oosten een wedergeboorte plaats kan vinden en dat zijn land daarbij een leidende rol kan spelen. Per slot van rekening heeft Perzië in de Oudheid al een belangrijke historische en culturele rol gespeeld.
In het eerste hoofdstuk (“Mijn oude en moderne vaderland”) gaat Pahlavi uitgebreid in op de diverse aspecten van zijn land. Zo noemt hij geografische, klimatologische en economische bijzonderheden van Iran. Hij legt ook uit waarom de naam van zijn land veranderd is van Perzië naar Iran. Perzië is slechts een deel van Iran, namelijk het zuiden. Iran betekent overigens “Land van de Ariërs”. Pahlavi geeft tot slot nog een kort historisch en cultureel overzicht van de macht en de beschaving van het Perzische volk. Daarbij merkt hij fijntjes op, dat we niet moeten vergeten, dat de Perzen ooit in hun hoogtijdagen voor een periode van zo’n tweehonderd jaar over het toentertijd roemruchte en beschaafde Egypte geheerst hebben. Zijn conclusie is dan ook, dat Iran altijd een belangrijke rol in de wereld gespeeld heeft en dat zijn land dat nu dus wederom kan doen.
In het tweede hoofdstuk (“Mijn vader en zijn revolutie”) staat de vader van de schrijver, Reza Shah Pahlavi (1878 – 1944), centraal. Pahlavi geeft aan, dat zijn vader van zeer eenvoudige afkomst was. Hij werd soldaat in het leger en wist daar tot officier op te klimmen. Hij stoorde zich enorm aan de slechte organisatie en structuur van het toenmalige Perzië. Er was in naam wel een centrale regering, maar deze had eigenlijk weinig of geen invloed in de rest van het land. Het leger werd nauwelijks betaald, zodat de soldaten alleen via bijbaantjes aan geld konden komen. Locale stamhoofden maakten de dienst uit. Buitenlandse mogendheden hadden veel invloed in Perzië. Dat kwam mede doordat de toenmalige sjah hun diverse voorrechten had gegeven. De sjah zelf lette eigenlijk niet op de noden van het volk - zoals het slechte onderwijs, de slechte hygiëne en de slechte infrastructuur -, maar was meer in zijn eigen genoegens geïnteresseerd. Reza Shah besloot dan ook in te grijpen en deed een greep naar de macht. Zijn coup lukte en hij werd in 1925 zelf uitgeroepen tot sjah van Iran. Vervolgens begon Reza Shah met de modernisering van zijn land. Het leger werd beter georganiseerd en nu ook regelmatig betaald. Wegen werden aangelegd en de hygiëne verbeterd. Handel en industrie werden gestimuleerd. De invloed van buitenlandse mogendheden werd blijvend beperkt. In 1934 werd de Universiteit van Teheran - de hoofdstad van Iran - gesticht. Kortom, Iran werd door de nieuwe sjah opgestuwd in de “vaart der volkeren”.
In het derde hoofdstuk (“Mijn ongewone jeugd”) beschrijft Pahlavi de aard en het karakter van zijn vader. De sjah had een uitstekend inzicht in mensen; hij kon hen goed doorgronden. Hij was ook eenvoudig van aard. Zo gaf hij niet om luxe. Zijn hele leven lang sliep hij op een matras op de grond. Hij had een druk werkschema, maar maakte altijd tijd vrij voor zijn familie en gezin. Hij wilde de goede tradities van Perzië bewaren, maar het land ook moderniseren. Op politiek gebied wist hij altijd het juiste moment te kiezen. Soms kon hij gelijk toeslaan en soms moest hij een aantal jaren wachten voordat hij zijn plannen kon realiseren. Pahlavi beschrijft in dit hoofdstuk verder ook zijn eigen jeugd. Hij werd als kroonprins voorbereid op zijn toekomstige taken en zijn vader nam daarbij ook alle tijd voor hem. Zo lunchten ze altijd iedere dag samen. Pahlavi beschrijft een aantal visioenen dat hij tijdens zijn jeugd kreeg en dat hem sterkte in zijn overtuiging, dat hij een goddelijke roeping had om zijn land later te leiden.
In het vierde hoofdstuk (“Een koninklijk voogdijschap”) vertelt Pahlavi over zijn tijd, dat hij in Zwitserland op kostschool ging. Zowel lichamelijk als geestelijk ontwikkelde hij zich daar uitstekend. Pahlavi ontwikkelde in Zwitserland ook een aantal ideeën, dat hij later in Iran realiseerde. In 1936 studeerde Pahlavi in Zwitserland af en keerde hij terug naar Iran. Hij zette zijn opleiding voort aan de Militaire Academie van Teheran. Zijn vader betrok hem steeds meer bij de staatszaken. Pahlavi gaat tot slot uitvoerig in op de gebeurtenissen die leidden tot de geallieerde bezetting van Iran en daardoor tot de troonsafstand van zijn vader in 1941. Pahlavi werd toen zelf sjah. Pahlavi is van oordeel, dat de geallieerden een vies spelletje gespeeld hebben om Iran te kunnen bezetten. Als ze open kaart gespeeld hadden tegenover zijn vader, had het z.i. allemaal niet zo’n vaart hoeven lopen. Zijn vader ging na zijn troonsafstand in ballingschap naar Zuid-Afrika en stierf daar in 1944.
In het vijfde hoofdstuk (“Woelige jaren”) gaat Pahlavi in op de kwestie Mossadecq. Mohammed Mossadecq (1882 – 1967) was een telg uit een oud en rijk geslacht. Hij kwam al vroeg in de politiek terecht en bekleedde o.a. de functies van lid van het parlement, gouverneur, minister en premier. Hij was volgens Pahlavi echter een “negatieveling”. Zo verzette hij zich fel tegen de buitenlandse invloeden in Iran en was hij ook geen voorstander van de modernisering van het land. Hij kwam dus al gauw in conflict met Pahlavi. Mossadecq verbond zich in zijn fanatiek nationalisme met allerlei vreemde vogels, variërend van godsdienstfanatici tot communisten. Zijn eerste doel was de nationalisering van de Iraanse olie-industrie die tot nu toe voornamelijk in Engelse handen was. Mossadecq beloofde het volk alles wat het maar wilde; de olie-industrie zou het wel betalen. Mossadecq verkeek zich echter op de gevolgen van de nationalisatie. Andere landen vingen bijvoorbeeld de ontstane tekorten op. Mossadecq gebruikte zijn bevoegdheden als premier vooral om zijn eigen eerzucht te bevredigen, aldus Pahlavi. Hij ontwikkelde zich steeds meer tot een dictator. Zo beperkte hij de macht van het parlement en ontbond hij het hoogste gerechtshof. Verder was het kennelijk ook zijn doel de Pahlavi-dynastie te gronde te richten (Mossadecq was zelf namelijk verwant aan de vorige sjahs). Langzamerhand kreeg ook het volk dit door. Het keerde zich uiteindelijk tegen hem, maar zijn ondergang ging niet zonder slag of stoot. Het kostte de nodige mensenlevens. Uiteindelijk lukte het Pahlavi Mossadecq te laten arresteren. Daarna kon hij de verdere ontwikkeling van Iran weer ter hand nemen.
In het zesde hoofdstuk (“Mijn positief nationalisme”) gaat Pahlavi in op de rol die diverse buitenlandse mogendheden in Iran gespeeld hebben. Die was niet altijd in het voordeel van Iran. Zo heeft de Sovjet-Unie lange tijd getracht vaste voet in Iran te verkrijgen. Dat gebeurde bijvoorbeeld door het instellen en steunen van een marionettenregering in de Iraanse provincie Azerbeidzjan. Uiteindelijk kreeg Iran de zeggenschap daar weer terug. Dit alles leidde uiteraard tot nationalistische gevoelens in Iran en Pahlavi is daar ook niet tegen. Pahlavi ontwikkelde daarom de politiek van het “positief nationalisme”. Hij bedoelt hiermee het “streven naar de grootst mogelijke politieke en economische onafhankelijkheid, verenigbaar met de belangen van een land”. Dus niet, zoals Mossadecq deed, een negatieve benadering, maar een positieve. Iran wil met iedereen vrienden zijn, zo lang landen maar niet uit zijn op het schaden van de belangen van Iran. Volgens Pahlavi zal deze politiek Iran de beste kansen bieden, zowel in Iran zelf als in het buitenland.
In het zevende hoofdstuk (“Verwestering: onze welkome beproeving”) gaat Pahlavi in op de achterstand die Iran heeft ten opzichte van het Westen. Wetenschap en techniek in het Westen zijn veel verder ontwikkeld dan in Iran het geval is. Het is dan ook goed daarvan te willen leren. Het is daarbij overigens ook goed naar het grote verleden van Perzië zelf te kijken. Perzië was ooit zelf een wereldrijk. Pahlavi is ervan overtuigd, dat door het aanpassingsvermogen van het moderne Iran het land zelf ooit ook weer een grotere rol zal kunnen spelen. In Iran wordt vooralsnog met zevenjarenplannen gewerkt om de modernisering van het land ter hand te nemen. Mede door toedoen van Mossadecqs negativisme mislukte het eerste zevenjarenplan. Nu de oliekraan weer open is gegaan en de olie-inkomsten weer stromen gaat het veel beter. Zo geeft Pahlavi een hele opsomming van allerlei positieve ontwikkelingen die op het gebied van o.a. de economie, het onderwijs en de gezondheidszorg plaatsgevonden hebben.
In het achtste hoofdstuk (“Mijn opvatting van democratie”) geeft Pahlavi aan, dat de ware individuele vrijheid het best te bereiken is in een democratisch systeem. De gewone man moet invloed kunnen uitoefenen op de maatschappij. Voor de Perzen is dat een lange weg geweest. Het Perzische regeringssysteem is immers eeuwenlang autocratisch geweest. Toch heeft er altijd een kern van democratie bestaan. In het begin van de twintigste eeuw begonnen de democratische instellingen op politiek terrein langzaam maar zeker vorm te krijgen. De macht van de sjah werd in 1906 ingeperkt. Er kwam een grondwet en een volksvertegenwoordiging. De vader van Pahlavi zette de democratisering voort en zijn zoon doet nu hetzelfde. Pahlavi baseert zich daarbij mede op de ideeën van zijn vader. Een goed werkende democratie is z.i. van levensbelang voor Iran. Daarom worden de staatsinstellingen goed georganiseerd. Er is vrijheid om verschillende politieke partijen op te richten. Pahlavi is een voorstander van zo veel mogelijk plaatselijk zelfbestuur. De locale kennis is daar immers aanwezig. Corruptie in overheidsinstellingen wordt zo veel mogelijk bestreden. Vanuit de regering en het keizerlijke hof zijn allerlei instanties actief die de directe noden van het volk proberen op te vangen en te lenigen.
In het negende hoofdstuk (“Nieuwe hoop voor de boer”) gaat Pahlavi in op de noodzakelijke hervormingen van de landbouw in Iran. De landbouw is namelijk de grootste economische sector in het land. Het bezit van het land is echter nogal ongelijk verdeeld. Een groot deel is in handen van een klein aantal grootgrondbezitters. Pahlavi is daarom een landherverdelingsproject gestart. Daardoor krijgen kleine boeren een eigen stuk land waar zij en hun gezinnen van kunnen leven. De overheid helpt hen verder met financieringen en adviezen. Ook opleiding en scholing van de boer zijn belangrijk. Daardoor kunnen ze immers meer uit hun grond halen. Zo kan het gebruik van landbouwmachines en kunstmest een enorme stijging van de productiviteit bewerkstelligen. Ook het op de juiste manier omgaan met het beschikbare water - denk bijvoorbeeld aan irrigatie - kan tot verbeteringen leiden. En verbetering van de kwaliteit van het zaaigoed kan eveneens tot goede resultaten leiden. Kortom, er is nog een heleboel te doen in Iran op landbouwkundig gebied.
In het tiende hoofdstuk (“Het eeuwige probleem der vrouw”) gaat Pahlavi allereerst in op zijn eigen drie huwelijken. Zeer tot zijn verdriet moest hij zijn eerste twee huwelijken laten ontbinden, omdat ze niet leidden tot de geboorte van een mannelijke troonopvolger. Vrouwen zijn overigens altijd belangrijk geweest in Perzië. Er zijn belangrijke Perzische koninginnen geweest en het Perzische gezin is in feite een matriarchaat. Pahlavi herinnert zich in dat verband hoeveel hij aan zijn moeder te danken heeft. In navolging van Turkije onder Atatürk heeft de vader van Pahlavi er ook voor geijverd om de verplichting tot het dragen van de sluier voor vrouwen af te schaffen. Vanaf 1930 gingen dan ook steeds meer vrouwen westerse kleding dragen. Bij de stichting van de Universiteit van Teheran bepaalde Pahlavi’s vader uitdrukkelijk, dat meisjes ook mochten studeren. Polygamie komt momenteel ook haast niet meer voor. Pahlavi vindt het belangrijk, dat vrouwen nog meer gelijke kansen krijgen met als einddoel volkomen gelijke rechten. Toch is hij er ook van overtuigd, dat vrouwen eigen unieke eigenschappen hebben. Gelijkheid is dus niet hetzelfde als het hebben van gelijke kansen. Als een vrouw natuurkundige wil worden, dan moet dat kunnen. Dat wordt bedoeld met gelijke kansen. Maar de vrouw is ook anders dan de man en speelt bijvoorbeeld in het gezin ook een andere rol. Daar is op zich niets mis mee. De levensvervulling van een vrouw is in principe een andere dan die van een man.
In het elfde hoofdstuk (“Onderwijs voor de toekomst van mijn land”) gaat Pahlavi in op het onderwijs in Iran. Vroeger was het onderwijs in handen van de geestelijkheid en die gaf alleen les aan de hogere standen. Tegenwoordig is er ook onderwijs, dat door de staat georganiseerd is. De geestelijkheid heeft ook nog een deel van het onderwijs in handen. Het sluitstuk wordt gevormd door het particulier onderwijs. Pahlavi’s vader zag al snel in, dat onderwijs een belangrijke voorwaarde was voor ontwikkeling en vooruitgang. Hij begon dan ook al snel met het oprichten van publieke scholen. Problemen waren er overigens genoeg. Scholen moeten niet alleen gebouwd worden, maar er moet ook voldoende onderwijspersoneel aangetrokken worden. Vervolgens moet dat personeel ook nog wonen en betaald worden. Verder kan een school of universiteit niet zonder bibliotheek. Dat alles kost geld en een hoop organisatie. Pahlavi is al met al trots op de onderwijsvernieuwingen in zijn land.
In het twaalfde hoofdstuk (“Pionierswerk met olie”) gaat Pahlavi in op de olie-industrie in Iran. Het Midden-Oosten beschikt over grote olievoorraden en Iran heeft daar een flink deel van binnen haar grenzen. De eerste pioniers die in Iran naar olie zochten hadden het overigens nogal moeilijk. Hun zoekmethoden en technische middelen waren vaak erg primitief en ze hadden daarnaast ook nog eens met vijandige stammen te maken. Uiteindelijk werd in 1908 de eerste goed producerende oliebron ontdekt. Aanvankelijk verleende de Perzische regering olieconcessies aan derden (vaak buitenlandse maatschappijen). Deze exploiteerden de oliebronnen dan en streken het grootste deel van de winst zelf op. Iran ontving slechts een klein deel van de winst. Dat zette kwaad bloed en de vader van Pahlavi bracht daar verandering in toen hij zelf aan de macht gekomen was. Er werd een proces van “Iranisering” ingezet. Dat betekende, dat Iran uiteindelijk meer zeggenschap over de oliewinning kreeg, er beter voor betaald werd en er met name ook Iraans personeel in de olie-industrie kwam te werken. De grootste olieverwerkende stad in Iran is Abadan. Deze stad ligt in het zuiden, vlak bij de Perzische Golf. Pahlavi sluit dit hoofdstuk af met enige beschouwingen over de toekomst van aardolie en gas. Ondanks de toen in opkomst zijnde atoomenergie denkt hij niet, dat olie en gas helemaal van het wereldtoneel zullen verdwijnen en verder ziet hij op langere termijn zonne-energie in opkomst komen. Pahlavi toont zich hier een visionair iemand, want in beide gevallen heeft hij volledig gelijk gekregen.
In het dertiende hoofdstuk (“Iran en de wereldvrede”) wijdt Pahlavi enige beschouwingen aan de vaak roerige politieke situatie in het Midden-Oosten. Hij is ervan overtuigd, dat “politieke, economische en sociale democratie” een noodzakelijke voorwaarde is voor vrede in het Midden-Oosten. Verder is samenwerking in internationaal verband - ook op militair terrein - een goede zaak. Het helpt landen vaak vooruit in hun ontwikkeling. Ook het verlenen van hulp door bijvoorbeeld Amerika - Pahlavi noemt als voorbeeld de Marshallhulp na de Tweede Wereldoorlog - helpt landen vooruit en daarmee tevens de vrede te bewaren. Pahlavi betoogt, dat een derde wereldoorlog alleen maar voorkomen is doordat er wederzijdse bijstand en aaneensluiting was tussen de vrije volkeren van de wereld. Op deze weg moet dan ook verder gegaan worden. Pahlavi pleit voor meer Amerikaanse hulp aan Iran en versterking van de eigen defensie. Hulp helpt Iran immers flink vooruit en Iran ligt ook strategisch, zodat het zichzelf goed moet kunnen verdedigen tegen agressoren. Vooral de Iraanse strijdkrachten hebben nog een lange weg te gaan, aldus Pahlavi. Leger en politie zijn nog niet ontwikkeld in de mate, waarin Pahlavi dat graag ziet, hoewel er zeker al de nodige vooruitgang geboekt is. Pahlavi sluit niet uit, dat de derde wereldoorlog ooit nog eens in het Midden-Oosten begint. Pahlavi denkt overigens ook, dat de Russen zich beter eens bezig kunnen houden met het gevaar dat hun bedreigt vanuit China. Dat land is duidelijk in opkomst en zou Rusland qua ideologie en bevolkingsaantal wel eens naar de kroon kunnen gaan steken!
In het veertiende hoofdstuk (“Koning en land”) wijdt Pahlavi enige beschouwingen aan zijn dagelijks leven als monarch. Zo staat hij om half acht ’s-ochtends op. Na het wassen, scheren en ontbijt gaat hij om negen uur aan het werk. Dat bestaat uit het ontvangen van mensen, het lezen van stukken, het voeren van correspondentie en dergelijke zaken. Om half twee wordt er geluncht. Dan volgt een korte siësta, waarna er weer ontvangen, gelezen en vergaderd wordt. Aan het einde van de dag sport Pahlavi altijd een uur, waarna het diner volgt. Na het diner wordt de avond samen met de koningin doorgebracht met het luisteren naar muziek, het bekijken van films of het kijken naar de televisie. Uiteraard staan er ook veel reizen op het programma. Zo reist Pahlavi het gehele land door en worden er ook buitenlandse staatsbezoeken afgelegd. Omdat Pahlavi tevens opperbevelhebber van de Iraanse strijdkrachten is, wordt er veel tijd ingeruimd voor militaire zaken. Tot slot woont hij ook altijd de vergaderingen van de ministerraad bij. Pahlavi houdt van zijn werk en wil Iran graag daadwerkelijk vooruit helpen. Daartoe probeert hij zijn ideeën te realiseren, waardoor Iran zich kan ontwikkelen tot een welvarende staat. Tekort aan geld en/of personeel staan realisering van deze plannen soms in de weg, maar dat neemt niet weg, dat de wil om te slagen duidelijk aanwezig is. Het zal dan uiteindelijk ook wel gaan lukken.
Pahlavi sluit het boek af met een aantal dankbetuigingen aan mensen die hem bij het schrijven en verzamelen van materiaal geholpen hebben. In het bijzonder wordt Dr. Donald Wilhelm Jr., de coauteur, bedankt.
In een naschrift van de Nederlandse uitgever wordt melding gemaakt van de geboorte van de Iraanse troonopvolger, kroonprins Reza, op 31 oktober 1960.
Beoordeling van het boek
Dit is een bijzonder boek. De auteur was namelijk Sjah van Iran - Iran wordt door sommigen ook nog wel Perzië genoemd - van 1941 tot 1979. Het woord “sjah” betekent “koning”. In het boek heet Pahlavi zelfs “sjahinsjah” en dat betekent “koning der koningen” oftewel “keizer”. Het is overigens vrij bijzonder, dat een regerend vorst zijn eigen autobiografie schrijft. Dit laatste zal ongetwijfeld niet letterlijk genomen moeten worden, omdat in het boek ook staat, dat het geschreven is in nauwe samenwerking met Dr. Donald Wilhelm. Over deze Wilhelm heb ik via het internet niet veel kunnen vinden, behalve dan dat hij een Amerikaanse academicus was die als gastprofessor aan de Universiteit van Teheran werkte. Als zodanig raakte hij bevriend met de sjah. Ik heb het idee, dat Wilhelm het boek feitelijk geschreven dan wel samengesteld heeft en dat de inhoud hem door de sjah zelf aangeleverd is, waarschijnlijk op basis van gesprekken.
Ik heb de sjah altijd een wat trieste figuur gevonden. Hij stamde zelf helemaal niet uit een keizerlijke dynastie, want zijn vader was een gewone legerofficier die op een gegeven moment de macht in Perzië - zo heette Iran tot 1935 - greep en zichzelf in 1925 tot sjah liet uitroepen. Ik heb nooit begrepen waarom mensen dat laatste eigenlijk doen. Waarom zou je jezelf tot koning of keizer willen (laten) uitroepen? Eenvoud en nederigheid sieren de mens veel meer dan allerlei “pomp and circumstance”, vind ik. Bovendien leidt het vaak tot niets, want veel van die zelfbenoemde vorsten zijn inmiddels ook weer van het wereldtoneel verdwenen. Dat geldt ook voor de sjah. Hij raakte zijn troon immers uiteindelijk eveneens kwijt.
Opmerkelijk is - en dat blijkt ook uit dit boek -, dat de sjah bezeten was van de grootsheid van zijn land. Hij wilde mede daarom ook een belangrijke rol in de regio spelen. Dat leidde tot allerlei moderniseringen waar het volk - of misschien moet ik zeggen: de geestelijkheid - kennelijk niet op zat te wachten, met als gevolg een islamitische revolutie in 1979 die de sjah, zoals reeds opgemerkt, zijn troon kostte. Vervolgens werd hij een opgejaagde vluchteling totdat hij in 1980 in Egypte aan kanker stierf. Persoonlijke drama’s bleven zijn familie daarna evenmin bespaard. Zo pleegden twee kinderen van de sjah later zelfmoord.
Ik ben geen deskundige op het gebied van de Iraanse geschiedenis, maar ik denk, dat in dit boek wel een paar elementen te vinden zijn die uiteindelijk tot de revolutie van 1979 geleid hebben. Pahlavi wilde zijn land heel erg snel moderniseren. Dat werkt in de praktijk echter niet. De meeste mensen houden niet zo van veranderingen, zeker niet als dat ten koste gaat van traditionele waarden. Ook de geestelijkheid was tegen de veranderingen. De vader van de schrijver perkte de macht van deze laatste groep in zijn tijd al in (door haar bijvoorbeeld de rechtsprekende bevoegdheid te ontnemen). Dat zette toentertijd natuurlijk al kwaad bloed. En dat is, denk ik, altijd zo gebleven. Juist geestelijken zijn per definitie behoudend van aard. Dat zie je niet alleen in de islam, maar ook in het christendom.
De Nederlandse titel van het boek verwijst naar de beroemde pauwentroon. Deze legendarische troon - die met bladgoud en meer dan vijfentwintigduizend edelstenen bekleed is - zou uit India stammen en door een van de sjahs in de achttiende eeuw daaruit meegenomen zijn. In de oorspronkelijke troon - de huidige is een latere kopie - was ook de beroemde diamant Koh-i-Noor (= Berg van Licht) verwerkt. Deze diamant stamt eveneens uit India en werd in de negentiende eeuw aan koningin Victoria van Engeland (1819 – 1901) geschonken. De steen werd vervolgens herslepen en in de Britse kroonjuwelen verwerkt. De pauwentroon dankt zijn naam aan de vorm. Achter het stoelgedeelte stonden namelijk twee pauwen opgesteld. De troon bevindt zich momenteel in Teheran in een voormalig woonpaleis van de sjah - het Golestan Paleis -, dat nu als museum is ingericht.
Dit is een aardig boek om te lezen. Het bevat, naast een persoonlijke levensgeschiedenis, ook een stuk geschiedenis van een land, dat momenteel in de wereld een slechte pers heeft. De islamitische revolutie heeft Iran namelijk nogal van de rest van de wereld geïsoleerd. Maar ten tijde van het verschijnen van dit boek speelde dat allemaal nog niet. Toen was alles nog koek en ei. Het boek geeft een aardige inkijk in de geschiedenis van Iran ten tijde van de sjah. Of de sjah altijd objectief is in zijn beschrijvingen kan ik niet beoordelen, maar hij doet in ieder geval zijn best daarvoor. Ook zijn positieve gedrevenheid staat buiten kijf. Ongetwijfeld zijn sommige waarnemingen van Pahlavi gekleurd, maar dat is haast onvermijdelijk in dit soort memoires. Overigens is veel van wat in dit boek staat natuurlijk al weer verouderd. We leven immers al weer ruim vijftig jaar na het verschijnen ervan. Ik denk, dat de meeste beschouwingen van de voormalige sjah over onderwijs, landbouw, economie en olie inmiddels behoorlijk achterhaald c.q. weinig actueel meer zijn. Toch is het leuk om iets te lezen over een land dat zo ver weg is en dat eigenlijk ook zo onbekend is.
REACTIES
1 seconde geleden
P.
P.
Erg leuke samenvatting. Ik lees op dit moment "Teheran, een zwanezang" auteur F. Springer, waarin de schrijver stelt dat hij "Mission for my country" in een speciale uitgsve van de sjah persoonlijk heeft ontvangen. Laat ik eens zien of dat boek echt bestaat of heeft bestaan bracht mij naar jouw samenvatting. Compliment!
7 jaar geleden
Antwoorden