Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Keizer Vespasianus

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Biografie door een scholier
  • 6e klas vwo | 7328 woorden
  • 14 mei 2002
  • 163 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
163 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1 Afkomst Vespasianus, volledig Titus Flavius Vespasianus, werd op 17 november 9 n.Chr. geboren in Phalacrina, een Sabijns dorpje in de bergen nabij Rieti, onder het consulaat van Quintus Sulpicius Camerinus en Gaius Poppaeus Sabinus, vijf jaar voor de dood van Augustus. Zijn grootvader Titus Flavius Petro was een centurio of misschien een vrijwilliger in het leger van Pompeius. Na de slag van Pharsalus vluchtte hij en keerde hij naar Sabinië terug. Nadat Caesar algemene amnestie uitgevaardigd had, begon hij het beroep van incasseerder bij openbare verkopen uit te oefenen. De zoon van Titus Sabinius Petro, Flavius Sabinus, vader van de toekomstige Vespasianus, werkte zich in het leger op tot centurio primus pilus . Hij had zonder twijfel een hogere rang kunnen bekleden als zijn gezondheid hem hier niet van weerhouden had. Dus ging hij in Klein-Azië aan de slag als belastingontvanger. Hij deed zijn werk met zoveel toewijding dat de inwoners van de provincie hem een standbeeld schonken met de inscriptie: “Aan de onkreukbare belastingsontvanger.” Later hield hij de administratie voor bekeken en ging als bankier in Helvetië werken en daar is hij gestorven. Als het vaderlijke voorgeslacht van Vespasianus achtbaar was, dan was zijn afkomst langs moederszijde nog briljanter. Het is immers langs die kant dat de naam van de nieuwe keizer zou afstammen. Zijn moeder, Vespasia Polla, was afkomstig uit Norcia, een andere Sabijnse stad die op zo’n veertig kilometer ten noordoosten van Rieti gesitueerd was. Suetonius schreef het volgende over de afkomst van Vespasia Polla: “Locus etiam ad sextum miliarium a Nursia Spoletium euntibus in monte summo appellatur Vespasiae, ubi Vespasiorum complura monumenta exstant, magnum indicium splendoris familiae et vetustatis.” “Als men van Norcia in de richting van Spoleto gaat, vindt men aan de zesde mijlpaal op een heuveltop een plaats die de naam Vespasiae draagt en waar verscheidene grafmonumenten van de Vespasii staan. Dit is een duidelijke aanwijzing van de faam en de ouderdom van de familie.” Vespasius Pollio, de vader van Vespasia Polla, was driemaal krijgstribuun geweest en ook kampperfect. Maar er was nog beter: een broer van Vespasia Polla, de grote man van de familie, schopte het tot praetor en verkreeg de waardigheid van senator. Uit het huwelijk van Flavius Sabinus en Vespasia Polla, dat plaats vond tijdens de laatste periode van het principaat van Augustus, werden drie kinderen geboren. Hun eerste kind, een meisje met de naam Domitilla, leefde echter nog geen jaar. Daarna volgden twee zonen, die respectievelijk de namen van de vader en de moeder kregen: Titus Flavius Sabinus en Titus Flavius Vespasianus, de toekomstige keizer. Suetonius schreef over een merkwaardig feit bij elke geboorte: “In suburbano Flaviorum quercus antiqua, quae erat Marti sacra, per tres Vespasiae partus, singulos repente ramos a frutice dedit, haud dubia signa futuri cuiusque fati: primum exilem et cito arefactum (ideoque puella nata non perennavit), secundum praevalidum ac prolixum et qui magnam felicitatem portenderet, tertium vero instar arboris.” “In het buitengoed van de Flaviërs stond een oude eik, die toegewijd was aan Mars. Driemaal, telkens als Vespasia een kind kreeg, kwam er plots aan de stam een nieuwe tak, die duidelijk het toekomstig levenslot van ieder kind voorstelde: de eerste tak was schraal en snel verdord (daarom leefde het dochtertje niet langer dan een jaar), de tweede was een flink opgeschoten en kloeke tak en voorspelde een succesvolle levensloop, maar de derde was zelfs bijna een boom.” Stamboom van Vespasianus 2 Invloeden op zijn leven 2.1 Inleiding

Vanaf zijn geboorte gaan verschillende factoren een invloed uitoefenen op het doen en laten van Vespasianus: de familie, de geboortestreek en het milieu. 2.2 De familie
Verscheidene karaktertrekken getuigen van een voorvaderlijke oorsprong. Van zijn vaders kant (de Flavii) betrouwbaarheid, waardering, werklust en koppigheid in de handeling die zich van generatie op generatie vertaalt door een regelmatige stijging: centurio voor zijn grootvader, primus pilus en de introductie in de ridderstand voor zijn vader. Van zijn moeders kant (de Vespasii) dezelfde eigenschappen en resultaten, maar met één belangrijke uitschieter: de toegang tot de senatoriële carrière en de pretuur. Twee andere kwaliteiten van Vespasianus, zijn financiële bekwaamheid en zijn gezond verstand, weerspiegelen zijn familiale tradities langs beide kanten. Zijn grootvader, Flavius Petro, en zijn vader, Flavius Sabinus, de eerste ontvanger van openbare verkopen, de tweede belastingontvanger en bankier, hadden door hun beroep ervaring met geldzaken. Toen Vespasianus keizer was, bleek dat hij vele financiële problemen op een rechtvaardige wijze kon oplossen. Dit getuigde van een lange familiale traditie. 2.3 De geboortestreek
Het was al snel duidelijk dat Vespasianus zich thuis voelde in zijn geboortestreek Sabinië. Die is gelegen in Midden-Italië, midden in de Apennijnen en ten oosten van de Tyrrheense Zee, met als belangrijkste stad Rieti. Toppen van meer dan 2000 meter zijn er geen uitzondering. Slechts één derde van het hele land laat landbouw toe. De zuidelijke regio met zijn grote vlakten is hiervoor het meest geschikt. Graan heeft er altijd een hoog rendement gehad, maar de landbouw wordt gedomineerd door de olijfteelt. Het fokken van paarden en ezels is er ook altijd in trek geweest. Het Sabijnse ras wordt gekenmerkt door zijn machtige en zindelijke persoonlijkheid. De Sabijn is stevig, koud en streng. Cicero schreef over de Sabijnen dat ze ‘zeer dappere en zeer strenge mensen’ waren. Deze karaktertrekken vertalen zich bij de mannen door militaire kwaliteiten en bij de vrouwen door strengheid in de zeden. Vespasianus neemt al deze eigenschappen mee in zijn verdere leven. Ook het feit dat hij als keizer vaak naar Sabinië kwam, getuigt van vaderlandsliefde. Kaart van Sabinië en omstreken
2.4 Het milieu
Vespasianus behoorde niet tot de hoge Romeinse aristocratie zoals Augustus en de andere keizers van de Julisch-Claudische dynastie . Hij is zelfs geen echte Romein, maar een ordinaire Italiër van boerse afkomst. Dit zal hem heel zijn leven blijven achtervolgen. Vooral in zijn politieke loopbaan, waarin het niet vanzelfsprekend is om als Italiër de top van het Romeinse Rijk te bereiken. 3 Opvoeding Na zijn geboorte bleef hij niet lang in Sabinië. Men weet niet wanneer hij precies zijn geboortestreek verlaten heeft, maar men is er van overtuigd dat hij elders opgevoed is. Zijn grootmoeder langs vaders zijde, Tertulla, bezat een landgoed nabij Cosa op de Etrurische kust. Daar is de jonge Vespasianus naartoe gestuurd en heeft Tertulla zich ontfermd over zijn opvoeding. De reis ging van het bergachtige Sabinië naar het kuststadje Cosa, een totale verandering van horizon. Er is heel weinig geweten over de tijd dat hij door zijn grootmoeder werd grootgebracht. Hij moet wel aangename herinneringen gehad hebben aan zijn kindertijd en zijn puberteit: “Quare princeps quoque et locum incunabulorum assidue frequentavit, manente villa qualis fuerat olim, ne quid scilicet oculorum consuetudini deperiret; et aviae memoriam tanto opere dilexit, ut sollemnibus ac festis diebus pocillo quoque eius argenteo potare perseveraverit.” “En zo kwam hij ook als keizer vaak naar die plaats waar zijn wieg had gestaan en hij liet dat landhuis in zijn vroegere toestand bewaren om de vertrouwde beelden niet te moeten missen. En de gedachtenis aan zijn grootmoeder hield hij zo in ere, dat hij bij alle officiële plechtigheden of familiefeesten altijd haar zilveren bekertje gebuikte om uit te drinken.” 4 In het spoor van zijn broer Toen Vespasianus 17 was, dus eind 26 v.Chr. of begin 27 v.Chr. , ontving hij de toga virilis. Zijn leven als man begon en nu stelde zich de vraag voor welke carrière hij zou kiezen. Bij gebrek aan ambitie en vastberadenheid had hij er nog niet aan gedacht. Twee wegen openden zich nu voor hem: de loopbaan van ridder en de loopbaan van senator. Mocht hij zelf gekozen hebben, dan zou hij ridder geworden zijn. Maar over deze kwestie besliste hij niet alleen. Hij werd ook nog beïnvloed van buitenaf. De ambitie van zijn moeder en het voorbeeld van zijn oudere broer zouden een beslissende invloed op zijn keuze hebben. Zijn moeder, Vespasia Polla, wiens broer de enige van beide families was die het tot senator had geschopt, koesterde grote hoop voor haar jongste zoon die haar naam droeg. Aan de andere kant was er nog zijn oudere broer, Flavius Sabinus, die al senator was. Om Vespasianus te overtuigen tot de senatoriële carrière toe te treden, gebruikte zijn moeder haar gezag en smeekbeden. Hiermee bereikte ze echter geen resultaat. Toen besloot ze zijn eergevoel te prikkelen door hem het ‘loopjongetje’ van zijn broer te noemen. Nu gaf Vespasianus zich eindelijk over. Zoals zijn oudere broer, en ongetwijfeld met zijn steun, trad hij binnen in de carrière van senator en ontving de laticlavus . De senatoriële carrière is de hoogste en de meest eervolle van de administratieve carrières. Hieruit wordt gerekruteerd voor de Senaat, voor de Keizerlijke Raad, voor de magistraten en voor enkele hoge functies in Rome, in Italië en in de provincies. De senatoriële carrière bestaat uit twee delen. Eerst is er de voorbereidende fase, daarna volgt het echte werk. Deze voorbereidende fase omvat een functie van het vigintiviraat en één jaar militaire dienst als tribunus laticlavus. Dit mag in om het even welke volgorde plaatsvinden. Dan volgen de vier senatoriële overheidsambten: het quaestorschap (op de minimumleeftijd van 25 jaar), het volkstribunaat of het ambt van aedil, het ambt van praetor (waar men minstens 30 jaar moet voor zijn) en tenslotte het beroep van consul (waarvoor de leeftijd van 33 jaar bereikt moet zijn). Na deze opeenvolging van overheidsambten werden de leden van de senatoriële orde meestal nog opgeroepen om een functie uit te voeren in Rome, Italië of de provincies. Deze functies zijn opgedeeld in drie categorieën die in verband staan met drie stappen van de carrière: die van quaestor, praetor en consul. Elke functie werd uitgevoerd na het overeenstemmende overheidsambt. Het ging hier over ambten aan het hoofd van een provincie, topambten bij het leger en belangrijke bestuursfuncties te Rome. Tenslotte konden de leden van de senatoriële orde nog opgeroepen worden voor een serie van priesterschappen. 5 Cursus honorum 5.1 Vigintiviraat en tribunus militum

Dit klein familiedrama, waarvan de toekomst van Vespasianus zou afhangen, was nu eindelijk ontknoopt zodat hij zijn carrière kon aanvangen. Het ambt dat door hem met zekerheid uitgevoerd is, is dat van tribunus militum. Wat betreft het vigintiviraat weten we niet welke functie hij juist heeft uitgevoerd. Ook is men er niet zeker van in welke volgorde hij de voorbereidende fase heeft doorlopen. Met zekerheid is te zeggen dat Vespasianus tribunus militum geweest is in Thracië. Je mocht dit beroep uitoefenen vanaf 17 jaar. Zijn tribunaat vond plaats omstreeks 29-30 n.Chr., onder het principaat van Tiberius. Vespasianus was toen 20 of 21 jaar oud. Over dit militair tribunaat weten we slechts twee dingen zeker: dat hij de graad van tribunus militum had en dat hij in Thracië gediend heeft. De titel tribunus militum werd gedragen door de hoge officieren van het legioen. Wat betreft de plaats, Thracië, waar hij minstens gedeeltelijk zijn dienst vervuld heeft, wordt zijn melding verklaard door uitzonderlijke en tijdelijke omstandigheden. Thracië is lange tijd een koninklijk vazal van Rome gebleven, hierdoor waren er alleen maar geallieerden aanwezig. Het zijn pas de gebeurtenissen in Thracië onder de heerschappij van Tiberius (19 n.Chr.) die een interventie van de Romeinse legioenen uitlokten. Er waren namelijk opstanden tegen de te grote invloed van de Romeinen op het plaatselijke gezag. Rond 29-30 n.Chr. verbleven er detachementen van Mesië in Thracië om een opstand te onderdrukken en te verhinderen dat ze later weer opdook. Vespasianus maakte hier als tribunus militum deel van uit. 5.2 Quaestor
Na de voorbereidende fase zette Vespasianus zijn carrière verder met het quaestorschap. Hiervoor moet je 25 jaar zijn, Vespasianus voerde het dan ook uit in 34 n.Chr., tijdens de laatste jaren van het principaat van Tiberius. Hij was bevoegd voor het financiële werk van de provincie Kreta-Cyrene. 5.3 Aedil
Na het ambt van quaestor moest de jonge plebejische senator kiezen tussen het ambt van volkstribuun en dat van aedil. Vespasianus koos voor het laatste, maar bereikte het niet zonder moeite zoals Suetonius het citeert: “Illam non sine repulsa sectoque vix adeptus est loco.“ “Dit eerste (ambt van aedil) heeft hij niet bereikt zonder moeite, maar nauwelijks op de zesde plaats.“ Vespasianus was aedil in 38 n.Chr. onder het principaat van Caligula. Hij had de leiding over het schoonmaken van de straten te Rome. 5.4 Praetor
De tegenspoed bij het vorige ambt heeft zijn verdere loopbaan niet geschaad. Eind 39 n.Chr. of begin 40 n.Chr., ook weer onder de heerschappij van Caligula, bekleedde hij de functie van praetor. Hij was dubbel gemotiveerd want hij was als één van de eersten verkozen. In tegenstelling tot de quaestors en de aedilen hadden de praetors een streng stadskarakter. Tijdens zijn praetorschap werd Vespasianus rechtstreeks in contact gebracht met de zotte keizer Caligula. Hiervan maakte hij gebruik om in de gunst te komen van de princeps. Enkele voorbeelden hiervan worden beschreven door Suetonius: “Ludos extraordinarios pro victoria eius Germanica depoposcit, poenaeque coniuratorum addendum censuit ut insepulti proicerentur. Egit et gratias ei apud amplissimum ordinem, quod se honore cenae dignatus esset.” “Hij vroeg uitzonderlijke spelen ter ere van de overwinning van Caligula in Germanië, verder deed hij het voorstel dat de lijken van de samenzweerders tegen Caligula niet zouden worden begraven, maar in een riool zouden worden geworpen om hun straf te verzwaren. Tenslotte dankte hij Caligula in volle Senaat voor de eervolle uitnodiging op het paleis te komen dineren.” 5.5 Huwelijk
Ondertussen was Vespasianus in 39 n.Chr. getrouwd met Flavia Domitilla, die vroeger de minnares was geweest van Statilius Capella, een Romeins ridder uit de Afrikaanse stad Sabrata. Volgens de eerste aangifte bezat ze het Latijns burgerrecht, maar later besliste een herzieningscommissie dat ze het volledig Romeins burgerrecht bezat. Haar vader Flavius Liberalis was afkomstig uit Ferento en was klerk van een quaestor. Met Domitilla kreeg Vespasianus drie kinderen: Titus, Domitianus en Domitilla. Zijn vrouw en dochtertje stierven echter enige tijd later. Na de dood van zijn vrouw hernam hij de omgang met zijn vroegere minnares Caenis. Hij behandelde haar bijna als zijn wettige echtgenote, ook toen hij keizer was. 5.6 Legaat en consul
Sinds zijn ambt van quaestor leefde Vespasianus gedurende 5 jaar in Rome, waar hij nadien aedil en praetor was. Hij had er nuttige vriendschappen gesloten, zo ook met Narcissus . Dankzij diens steun is hij in 41 n.Chr. als bevelhebber van het 2e Augusta-legioen naar Germanië gestuurd. Daar was het jaar tevoren een aanval op de grenzen onderdrukt door de legaten P. Gabinius Secundus en S. Sulpicius Scipio. De orde moest er nu gehandhaafd worden. In 43 n.Chr. besliste Keizer Claudius een militaire expeditie naar Brittannië te ondernemen. Daarom werd Vespasianus met zijn legioen overgeplaatst naar Brittannië. Hij onderwierp er twee machtige stammen, veroverde meer den twintig versterkte plaatsen en nam ook het eiland Wight in, dat vlak bij Brittannië lag. Tijdens deze expeditie diende hij onder het opperbevel van Aulus Plautius, een commandant met de rang van consul, en soms zelfs onder de princeps Claudius zelf. In 44 n.Chr. keerde hij terug naar Rome waar hij voor deze campagne een beloning kreeg: “Quare triumphalia ornamenta et in brevi spatio duplex sacerdotium accepit, praeterea consulatum, quem gessit per duos novissimos anni menses.” “En daarom ontving hij de eretekens van triomfator en twee priesterambten kort na elkaar, bovendien ook het consulaat, dat hij gedurende de laatste twee maanden van het jaar droeg.” Dit ambt van consul mocht hij wel pas in 51 n.Chr. bekleden. Met het consulaat had hij het toppunt van de overheidsambten bereikt. Er was slechts één stap hoger: de pro-magistratuur. Dit omvatte het ambt van pro-consul over een senatoriële provincie of het bestuur over een keizerlijke provincie en als beloning van de carrière het ambt van stadsperfect in Rome. Een wet bepaalde dat er tussen het consulaat en het pro-consulaat 10 jaar spatie moest zijn. Vespasianus kon dus in het beste geval pas pro-consul worden in 61 n.Chr. In afwachting hiervan leefde hij rustig en teruggetrokken. De politieke machthebbers, waaronder hij gediend had en waaraan hij zijn carrière te danken had, waren ondertussen trapsgewijs verdwenen. Claudius en Narcissus werden beiden in 54 n.Chr. vermoord. Nero kwam nu aan het hoofd van het Imperium. Nero’s moeder Agrippina , die een grote haat koesterde tegen de vrienden van Narcissus, had een grote invloed op haar zoon. Daarom probeerde Vespasianus zo weinig mogelijk in de belangstelling te komen. Dit lukte hem aardig in de eerste helft van de regering van Nero. De moord op Agrippina in 59 n.Chr. gaf hem de hoop op een nieuwe terugkeer. 5.7 Pro-consul
Het pro-consulaat ontving Vespasianus waarschijnlijk in 61 n.Chr., hij kreeg door loting de provincie Afrika toegewezen. Een zulk bestuur stond in schril contrast met het militair karakter dat hij had meegemaakt als commandant van het 2e Augusta-legioen. Sinds de dood van een zekere Tacfarinas in 24 n.Chr. was het rustig in de provincie. Tijdens de laatste jaren van Claudius en de eerste van Nero was de vrede er, op enkele schermutselingen na, bewaard. Vespasianus droeg dus een pro-consulaat zonder veel geschiedenis. Op één incident na, eerder ongelukkig dan ernstig: “Nisi quod Hadrumeti seditione quadam rapa in eum iacta sunt.” “Tenzij toen men hem in Sousse tijdens relletjes met rapen bekogelde.” Over de manier waarop Vespasianus op administratief vlak bestuurde spreken twee bronnen uit de Klassieke Oudheid, respectievelijk Tacitus en Suetonius, elkaar tegen: “Proconsulatum famosum invisumque Vespasianus egerat.” “Integerrime nec sine magna dignatione administravit.” “Vespasianus trad tijdens zijn pro-consulaat verdorven en schandelijk op.” “Hij bestuurde op een correcte manier en met grote waardigheid.” Toen Vespasianus terugkeerde naar Rome in 62 n.Chr. was hij in ieder geval niet rijker dan hij tevoren was. Zijn krediet was zo goed als onbestaande en hij moest bij zijn broer Sabinus een hypotheek nemen op al zijn bezittingen. Om zijn stand te behouden, moest hij zich noodgedwongen verlagen tot het beroep van paardenkoper. Vandaar gaf het volk hem de bijnaam ‘muilezeldrijver’. Men verdacht hem er zelfs van 2000 sestertiën afgeperst te hebben van een jonge man, waaraan hij in ruil de brede purperen band schonk. 6 Met Nero naar Griekenland In 66 n.Chr. verliet Nero Rome om een reis te maken door Griekenland. Hij nam een omvangrijk gevolg met zich mee. Ook Vespasianus, evenwel zonder officiële functie, maakte er deel van uit als comes . Hij onttrok zich echter te vaak aan de zangvoordrachten van de princeps en viel zelfs éénmaal in slaap. Nero tilde zwaar aan dit incident en liet het niet zonder gevolgen. Vespasianus kreeg het bevel het hof te verlaten en werd uitgesloten van alle officiële audiënties. Uit vrees voor het allerergste, trok hij zich terug in een klein Grieks dorpje, in de hoop dat men hem zou vergeten. Gedurende Nero’s reis door het oude Hellas leefde hij in een voortdurende angst. Op het einde van 66 n.Chr., nog tijdens zijn reis door Griekenland, ontving Nero slecht nieuws: de inwoners van Judea waren in opstand gekomen tegen het Romeinse gezag. Dit kwam deels door het verschil in religieuze overtuiging tussen overheerser en onderworpene en deels door de slechte administratie van de Romeinse procuratoren. Al gauw hadden de joden Jeruzalem overwonnen, het politieke en religieuze centrum van de joodse nationaliteit. De procurator Gessius Florus, die een belastingverhoging had doorgevoerd, werd verantwoordelijk gesteld voor de feiten en probeerde tevergeefs de orde te herstellen. Florus riep de hulp in van C. Cestius Gallus, de gouverneur van Syrië. Deze slaagde erin met zijn leger naar Jeruzalem op te rukken, maar strandde voor de tempel. Hij moest zich terugtrekken en zijn terugtrekking vormde zich, opgejaagd door de opstandige joden, snel om in een erbarmelijke vlucht. Als gevolg van dit joodse succes veroverde de opstand heel Judea. Achterdochtig van nature en zich bewust van zijn dalende populariteit, aarzelde Nero zelf op te treden. Hij zocht een bevelhebber die bekwaam was de oorlog te stoppen en die door zij persoon of afkomst geen gevaar vormde voor de macht van de princeps. In Griekenland was er een man die beide voorwaarden vervulde: Vespasianus. Vespasianus kende een mooi verleden als soldaat. Voeg hierbij zijn nederige afkomst en zijn gebrek aan ambitie. Dit bleken voor Nero voldoende garanties om hem het opperbevel over de oorlog tegen de joden te verlenen. In Judea was een procurator aan de macht, hierdoor kon men niet over voldoende troepen beschikken om de opstand te bestrijden. Daarom besliste Nero van Judea een keizerlijke provincie te maken met Vespasianus aan het hoofd, in de functie van keizerlijk legaat. Vespasianus had een dubbele taak: de opstand onderdrukken en de administratie in orde brengen. Hij wilde deze dubbele taak met plezier tot een goed einde brengen. Het lot, dat hem naar de keizerlijke troon riep, besliste hier anders over. 7 De joodse opstand 7.1 Voorbereiding

Begin 67 n.Chr. was Vespasianus klaar voor de zware opdracht die hem in Judea te wachten stond. Het zou een lange en verschrikkelijke oorlog worden. Hij had zowel ervaring op militair als op politiek vlak. Zijn verleden had sporen in hem nagelaten die zeker nog van pas zouden komen. Vooreerst had Vespasianus een voorbereidende taak: zijn leger samenstellen. Hierbij was het noodzakelijk een groot en sterk leger te vormen. Hij koos voor drie legioenen: het 5e Macedonia, het 15e Apollinaris en het 10e Fretensis. De eerste twee hadden hun diensten bewezen in het Westen , het derde scheen een degelijk legioen te zijn dat nabij Rhandeia een mislukking had rechtgezet. Als één van zijn onderbevelhebbers nam Vespasianus zijn zoon Titus. Vespasianus gaf hem het bevel het 15e Apollinaris in Alexandrië te gaan halen. Zelf was hij al toegekomen in Antiochië, waar reeds twee legioenen verenigd waren: het 5e Macedonia en het 10e Fretensis. Hij trok verder zuidwaarts naar Ptolemaïs in Syrië, waar ook Titus aangekomen was. Nu waren de drie Romeinse legioenen samengebracht. Dit hele legertje bestond uit circa 40.000 legionairen. Hierbij werden nog 9.000 bondgenoten gevoegd, geleverd door de Syrische koningen, door Antiochius van Comagenum, door Agrippa II van Judea en door Sohaemus van Sophene. Ook de Arabische koning Malchos stuurde 6.000 hulptroepen. Hierdoor beschikte Vespasianus over 55.000 manschappen. Zijn missie was geen lachertje: meer dan twee miljoen joden onderdrukken en het sterke joodse politieke systeem ontwrichten. Maar buiten zijn persoonlijke ervaringen had Vespasianus nog andere voordelen: een machtig leger, goede onderbevelhebbers en de beheersing van de zee. Deze onderbevelhebbers waren S. Vettulenus Cerialis voor het 5e Macedonia, M. Ulpius Trajanus voor het 10e Fretensis en Titus zelf voor het 15e Apollinaris. Na deze balans van voordelen en moeilijkheden te hebben opgemaakt, zette Vespasianus zijn zinnen volledig op zijn oorlogsplan. Er was geen sprake van om in één slag een einde aan de oorlog te maken, alhoewel de joden toch niet zo sterk waren. Het was dus noodzakelijk stad na stad te veroveren. De eerste voorwaarde voor de overwinning was het bezit van een vaste uitvalsbasis. Dit had Vespasianus al: de Syrische kuststrook met zijn havens Ptolemaïs en Caesarea. Vanuit deze havens ging hij stap voor stap overgaan tot de herovering van Judea. 7.2 De verovering van Galilea
In juni 67 n.Chr. trok Vespasianus met het gros van zijn leger van Ptolemaïs naar Galilea. Op de grens van Galilea richtte hij een kamp op. Hij hoopte dat zijn aanwezigheid alleen al de vijand zou intimideren. Josephus, die in deze streek het bevel voerde, had een groot aantal troepen verzameld. Er brak echter paniek uit bij de joodse troepen en ze zochten hun toevlucht in Tiberias. Ondertussen veroverde Vespasianus enkele versterkte plaatsen in de buurt. Josephus bracht de autoriteiten in Jeruzalem op de hoogte van de ernst van de feiten. Hij stelde hen voor een dilemma: ofwel vrede sluiten met de Romeinen ofwel versterkingen sturen. Na de inname van deze versterkte plaatsen begaven de Romeinse troepen zich naar Jotapata, de sterkste stad van Galilea. Tijdens hun mars had een joodse overloper aan Vespasianus gemeld dat Josephus van Tiberias naar Jotapata getrokken was om daar de opstand te leiden. Vespasianus wilde niet alleen de stad veroveren, maar ook Josephus gevangen nemen. Pas na ongeveer 50 dagen slaagden de Romeinen erin Jotapata in te nemen. Van Josephus was er echter geen spoor, hij had zich in een grot onder de stad verborgen met 40 landgenoten. Na drie dagen zoeken werd hij dan toch gevonden. Vespasianus deed hem niets aan, maar dacht er wel aan hem naar Nero in Rome te sturen. Josephus wilde zijn lot niet in handen van de princeps leggen en voorspelde Vespasianus het keizerschap. Hierdoor kwam Vespasianus terug op zijn plan en gaf Josephus een plaats in zijn gevolg. Het was nu reeds eind juli en Vespasianus trok met zijn troepen terug naar zijn uitvalsbasis aan de kust. Eerst ging hij naar Ptolemaïs, waar hij minder dan twee maanden geleden vertrokken was, daarna naar Caesarea. Hier werden winterkampen opgericht voor het 5e Macedonia en het 10e Fretensis. Het 15e Apollinaris vestigde zich in Skythopolis, een stad op 10 km van de rechteroever van de Jordaan. Intussen leidde Vespasianus een expeditie tegen de havenstad Joppe. Deze was heropgericht door opstandige joden en was het centrum geworden van piraterij. Omdat dit hinderlijk was voor de overzeese contacten van de Romeinen, maakte hij de stad met de grond gelijk. Vespasianus werd door Agrippa II uitgenodigd om even in diens koninkrijk uit te rusten. Maar daar vernam hij dat de joodse stad Tiberias in opstand was gekomen. Hij stuurde Titus naar Caesarea om daar manschappen te gaan halen en vertrok zelf al naar Tiberias. Beiden verenigd nabij Tiberias, stuurde Vespasianus een groepje van 50 ruiters voorop. Deze werden gevangen genomen en vermoord, slechts vijf ruiters konden aan de ramp ontkomen. Hierop vertrok Vespasianus zelf, vergezeld van een leger, naar de stad. Deze bood geen weerstand meer en liet zich overmeesteren. Nu moest Vespasianus nog twee steden veroveren bij het Meer van Genezareth. Dit gebeurde snel en hiermee was heel Galilea opnieuw Romeins bezit. 7.3 Op weg naar Jeruzalem
In Jeruzalem ontstond er na de grote joodse verliezen een regime van tirannie en terreur. Hiermee was een groot deel van de bevolking niet opgezet en zo ontstond er verdeeldheid onder het joodse volk. Vespasianus was hiervan op de hoogte en stond nu voor de keuze: Jeruzalem snel aanvallen of nog even afwachten. Zijn troepen waren van mening te profiteren van de tweedracht bij de joden en dus zo snel mogelijk aan te vallen. Vespasianus dacht hier echter anders over en besliste af te wachten omdat hij vreesde dat er bij een aanval opnieuw eendracht zou ontstaan. Zijn geduld rendeerde want vele groepen joden gaven zich spontaan over. In afwachting van een aanval op Jeruzalem trok Vespasianus naar Gadara. Hij veroverde de vesting en begaf zich met een groot deel van zijn leger terug naar Caesarea. Hij gaf Placidus, een Romeins aanvoerder, de opdracht naar de Dode Zee op te rukken met ridders en infanteristen die hij in Gadara achtergelaten had. Placidus slaagde in zijn opdracht: hij kon de steden Bethennabris, Besimoth en al de andere plaatsen tot aan de Dode Zee onderwerpen. Tijdens deze militaire operaties (begin 68 n.Chr.) ontving Vespasianus het bericht dat Vindex in Gallië tegen Nero in opstand gekomen was. Ook S. Sulpicius Galba, M. Salvius Otho en L. Clodius Macer hadden zich bij hem aangesloten. Vespasianus begreep dat hij waarschijnlijk met een nieuwe oorlog zou geconfronteerd worden en nam het besluit om Jeruzalem zo snel mogelijk aan te vallen. In de lente van 68 n.Chr. trok Vespasianus naar Jeruzalem. Vanuit Caesarea veroverde hij de plaatsen Lydda, Jamnia, Emmaus en Jericho. Het was nu juni 68 n.Chr. en Vespasianus had alle gebieden rond Jeruzalem veroverd, hij kon zich nu volledig concentreren op de hoofdstad zelf. Plots ontving hij echter het bericht dat Nero zelfmoord had gepleegd . Hij staakte zijn aanvalsplannen en wachtte de ontwikkeling van de gebeurtenissen in het Westen af. Dit betekende voor het leger in Judea een inactiviteit van ongeveer één jaar. Kaart van Palestina 8 De burgeroorlog Zoals reeds eerder gezegd was de houding van Vespasianus het jaar na de dood van Nero (9 juni 68 n.Chr. tot 5 juni 69 n.Chr.) simpel: de gebeurtenissen afwachten. De Senaat had S. Sulpicius Galba, de legaat van Spanje die tegen Nero in opstand was gekomen, als keizer erkend. De nieuwe keizer had geen gebrek aan kwaliteiten: hij was eerlijk, verstandig, bezat veel ervaring op politiek vlak en was bovendien een goed generaal en administrateur. Maar zijn gezondheid en zijn leeftijd had hij niet mee, hij was namelijk al 72 jaar oud en was vaak ziek. Ook rezen er na enige tijd geruchten van ontevredenheid, vooral bij de legers aan de rijksgrenzen en bij de pretorianen in Rome. Begin januari 69 n.Chr. was het dan zo ver, het leger van Neder-Germanië benoemde zijn bevelhebber A. Vitellius tot keizer. Ook erkend door het leger van Opper-Germanië en door het leger van de Rijn, zette hij mars richting Rome. Intussen hadden ook de pretorianen te Rome een kandidaat naar voren geschoven in de persoon van M. Salvius Otho. De heerschappij van Galba was hiermee voorbij en hij werd op 15 januari 69 n.Chr. vermoord op het Forum Romanum. Nu konden Otho en Vitellius om de macht strijden. In Rome waren er slechts enkelen die aan Vespasianus dachten. Voor Otho, die in Rome verbleef, was het een koud kunstje om door de senaat erkend te worden. Alle legioenen zworen hem trouw, alleen het leger van de Rijn bleef dwarszitten. Begin april 69 n.Chr. bereikte Vitellius Italië en op 14 april versloegen zijn manschappen het leger van Otho in Betriacum. Otho, die zijn leger in de steek had gelaten, zag geen uitweg meer en pleegde even later zelfmoord. Vitellius was echter niet geliefd bij de Italiërs, die in Otho hun nieuwe keizer zagen. Ook elders in het rijk braken opstanden uit tegen het regime. Er heerste nu een sfeer van crisis in heel het Imperium. Vespasianus had de situatie in het Westen op de voet gevolgd en had elke keizer trouw gezworen. De gebeurtenissen van de voorbije twaalf maanden hadden in hem een crisis veroorzaakt. Deze uitte zich in een grondige verandering van zijn houding ten opzichte van het keizerschap . Als het leger van de Rijn en de pretorianen elk hun eigen kandidaat hadden, waarom had het Oosten er dan geen? Vespasianus had immers geen gebrek aan persoonlijke en militaire kwaliteiten. Ook had hij twee zonen die hem konden opvolgen en zo de toekomst van de nieuwe dynastie konden verzekeren. Vespasianus hechtte eveneens veel belang aan enkele voortekens die hem gunstig waren. Op het slagveld van Betriacum bijvoorbeeld vochten twee arenden boven de twee legers. Nadat de ene overwonnen was, kwam er een derde uit het Oosten die de overwinnaar op de vlucht joeg . Ondanks zijn toenemend verlangen naar het principaat, vreesde Vespasianus de sterkte van het leger van de Rijn, dat veel vertrouwen had geput uit de overwinning tegen de troepen van Otho. Pas in het begin van de zomer in 69 n.Chr. kon hij door G. Licinius Mucianus, de gouverneur van Syrië, na vele onderlinge gesprekken, overtuigd worden om tegen Vitellius in opstand te komen. Op 1 juli verklaarden de legioenen van Alexandrië onder leiding van T. Julius Alexander, de perfect van Egypte, hun trouw aan Vespasianus. Tien dagen later volgden de legioenen van Judea en Syrië. Hierop stuurde Vespasianus Mucianus met 20.000 manschappen naar Italië. Hijzelf ging naar Alexandrië om de sleutel van de graantoevoer uit Egypte in handen te nemen . De verovering van Jeruzalem liet hij over aan zijn zoon Titus. Eind augustus beschouwden ook de legioenen van de Donau Vespasianus als hun keizer. Onder leiding van A. Primus en C. Fuscus begonnen zij hun veldtocht naar Italië. Dit bescheiden legertje bestond uit vijf legioenen wat neer kwam op 30.000 man, terwijl Vitellius in Italië over 60.000 manschappen beschikte. Op 25 oktober versloegen Primus en Fuscus met de troepen van de Donau het leger van Vitellius in Cremona. Op 17 december werd een leger, dat door Vitellius vanuit Rome was gestuurd, verslagen bij Narnia. Op 20 december drong het leger van de Donau het versterkte Rome binnen. Vitellius werd op die dag zelf nog vermoord. De volgende dag erkende de Senaat Vespasianus als princeps. Gauw hierna kwam Mucianus in Rome aan en hij regeerde samen met Vespasianus’ zoon Domitianus tot aan de komst van de keizer in Rome. 9 Het principaat 9.1 Aankomst in Rome
In oktober van 70 n.Chr. kwam de princeps aan in Rome en besteeg de troon. Hij was reeds 61 jaar, maar nog steeds verkeerde hij in goede gezondheid en was hij even actief als voorheen. Hij stelde de ‘Lex de Imperio Vespasiani’ op, een wet die bepaalde dat hijzelf en zijn opvolgers evenveel macht hadden als de keizers van de Julisch-Claudische dynastie. Hier volgt een fragment: “…foedusve cum quibus volet facere liceat ita, uti licuit divo Augusto, Ti. Iulio Caesari Augusto, Tiberioque Claudio Caesari Augusto Germanico.” “…dat hij het recht zal hebben een verdrag te sluiten met wie hij wil, zoals het toegestaan was aan de vergoddelijkte Augustus, aan Tiberius Julius Caesar Augustus en aan Tiberius Claudius Caesar Augustus Germanicus.” Vespasianus’ zoon Titus verbleef nog in Palestina en beëindigde daar de joodse oorlog met de inname van Jeruzalem in de herfst van 70 n.Chr. Titus terugkomst in Rome werd gevierd met een ware triomftocht. Bij deze gelegenheid werd er ook een triomfboog opgericht voor Titus, die nog altijd bewaard gebleven is. Kort hierop benoemde Vespasianus Titus tot zijn medekeizer en gaf hij hem de functie van praefectus praetorio . Eveneens verklaarde hij dat Titus zijn opvolger werd en dat de dynastie gerespecteerd moest worden. In het najaar van 70 n.Chr. konden Vespasianus’ generaals Gallus en Cerialis de opstand van Civilis onderdrukken, die een jaar tevoren was uitgebroken in Neder-Germanië. Op het einde van 70 n.Chr. heerste er in het hele rijk vrede en in 71 n.Chr. werd de tempel van Janus officieel gesloten. Vespasianus had op korte tijd veel bereikt: hij was er namelijk in geslaagd de rust na de dood van Nero en na de burgeroorlog in heel het Imperium te herstellen. Nu was zijn volgende opdracht de rust te bewaren. 9.2 Beleid en politieke tegenstand
Vespasianus voerde enkele belangrijke maatregelen door in het bestuur van het Rijk. Dit was nodig om een punt te zetten achter de voorbije chaotische jaren. Deze maatregelen waren van financiële, militaire, politieke en van juridische aard. Op financieel vlak verhoogde hij de provinciebelastingen. Dit moest de staatsschuld, die opgelopen was door de burgeroorlog en door het financiële wanbeleid van Nero, sterk doen verminderen. In de provincies werd deze maatregel echter niet op gejuich onthaald. Het resultaat bleef wel niet uit, want na enkele jaren was in Rome de welvaart weer teruggekeerd. Vervolgens eiste hij op militair gebied meer discipline. Om deze reden stuurde hij alle militairen naar de kazernes opdat zij niet gedemoraliseerd zouden worden in de roes van de overwinning. Vele militairen die onder Vitellius gediend hadden, werden gestraft of van hun werk ontnomen. Inzake politiek was het aantal ridders en senatoren door talrijke executies sterk verminderd. Ook waren er meer oninteressante individuen in beide standen opgenomen. Daarom ging Vespasianus over tot de herziening van de lijsten van ridders en senatoren. De ergste gevallen werden geschrapt en bekwame personen uit Italië en uit de provincies werden bijgevoegd. Tenslotte waren de wachtlijsten van alle rechtbanken onbehoorlijk lang geworden. Vroegere processen waren immers niet afgehandeld door de burgeroorlog. Om dit te verhelpen duidde Vespasianus door loting magistraten aan die erfeniskwesties of zaken van gestolen goederen moesten beslechten. Slechts een klein aantal zaken mocht aan de kant geschoven worden. Verder voerde Vespasianus een vast jaarinkomen in voor leraars in de Griekse of Latijnse welsprekendheid. Enkele autonome staten en zelfstandige koninkrijken vormde hij om tot Romeinse provincies. Dit was van toepassing op Achaea, Lycië, Rhodos, Byzantium, Samos, Cilicië Aspera en Commagene. In het buitenland richtte hij zich vooral op de bescherming van de rijksgrenzen en gaf hij het bevel tot de verdere verovering van Brittannië onder leiding van C. Julius Agricola . Vespasianus had een wisselende relatie met de Senaat. Hij respecteerde de beslissingen van de staatsinstelling, maar liet duidelijk merken dat de macht in feite bij hem lag. De beslissing om zijn zoon Titus als opvolger aan te duiden, viel bij de meeste senatoren niet in goede aarde. Uit vrees voor een aanslag op zijn eigen persoon oefende hij in 73 n.Chr. het beroep van censor uit. Dit stond hem toe iemand het lidmaatschap voor de Senaat te weigeren. In 75 n.Chr. voelde Vespasianus zich gedwongen de oppositieleider Helvidius Priscus en enkele van zijn aanhangers ter dood te brengen. En in 79 n.Chr. gaf Titus het bevel om Marcellus Eprius en A. Alienus Caecina te executeren, omdat zij een samenzwering tegen de princeps op touw gezet hadden. 9.3 Kunst en Cultuur

Het uitzicht van Rome bij het begin van zijn principaat was rampzalig. Overal waren er sporen terug te vinden van vroegere branden en van de voorbije burgeroorlog. Toen de Staat na enkele jaren weer financieel gezond was, begon Vespasianus aan de realisatie van enkele culturele projecten. Steden over heel het rijk die door een aardbeving of brand geteisterd waren, liet hij heropbouwen en hij bevorderde de wetenschap en de kunst meer dan ooit. Vooraanstaande dichters en kunstenaars steunde hij met ruime subsidies en gaf hij een behoorlijk loon. De resultaten hiervan bleven dan ook niet uit. De tempel van Jupiter op het Capitool liet hij heropbouwen nadat deze tijdens de burgeroorlog in vlammen was opgegaan. Hij hielp zelfs zelf een handje mee: “Ruderibus purgandis manus primus admovit ac suo collo quaedam extulit.” “Hij was de eerste om de handen uit de mouwen te steken bij het opruimen van de ruïnes en op zijn rug droeg hij het puin weg.” Bij de brand van het Capitool waren ook enkele duizenden in brons gegraveerde documenten verloren gegaan. De oudste dateerden zelfs uit de tijd van de stichting van Rome. Afschriften hiervan liet hij verzamelen en hiermee werd een nieuw archief samengesteld. Van het Capitool blijft nu nog weinig over omdat het in de zesde eeuw n.Chr. volledig verwoest werd. Ook liet hij nieuwe gebouwen oprichten zoals een tempel ter ere van Claudius op de Caeliusheuvel en de ‘tempel van de Vrede’ aan de rand van het Forum. Tenslotte startte onder het keizerschap van Vespasianus de bouw van het grootste amfitheater uit de Oudheid, namelijk het Amfitheatrum Flavium of Colosseum. De werken hieraan werden aangevat in 72 n.Chr. en in 80 n.Chr. werd het ingewijd door Vaspasianus’ zoon Titus. Van dit uniek bouwwerk, dat aan circa 50.000 mensen plaats bood, zijn indrukwekkende resten overgebleven. Colosseum te Rome
9.4 Karakter, voorkomen en levenswijze
Vespasianus gedroeg zich vanaf het begin van zijn regering tot op zijn laatste dag als een beschaafd en welwillend man. Nooit wilde hij zijn geringe afkomst verdoezelen, hij was er zelfs trots op. De vroegere gewoonte waarbij bezoekers gefouilleerd werden als ze de keizer wilden ontmoeten, schafte hij af. Beledigingen en uitingen van vriendschap kon hij makkelijk vergeven en vergeten. Zo zorgde hij er bijvoorbeeld voor dat de dochter van zijn vijand Vitellius een schitterend huwelijk kreeg, hij gaf haar zelfs een bruidsschat en liet een huis voor haar bouwen. Vespasianus heeft zich nooit tot doodstraffen laten verleiden uit schrik of achterdocht. Als er dan toch onschuldigen geëxecuteerd werden, dan is het zeker achter zijn rug gebeurd. Bij elke executie voelde hij zich immers treurig en somber. Het enige wat hem terecht verweten kan worden is zijn geldzucht. Dit liet hij vooral blijken door de hervorming van de belastingen. Hij verkocht ook magistraturen aan kandidaten opdat dezen tegen betaling schuldigen of onschuldigen zouden vrijspreken. Het verhaal ging ook de ronde dat hij de profiteurs van de Staat de kans gaf om zichzelf rijk te stelen en hen daarna op grond van oplichting liet veroordelen. Vespasianus had een geblokte figuur en gespierde armen en benen. Op zijn gezicht was er wel steeds een krampachtige trek terug te vinden. Hij beschikte over een ijzersterke gezondheid en vastte één dag per maand. Om zijn lichaamsconditie op peil te houden, deed hij niet veel. Wel liet hij zijn lichaam in de sportzaal regelmatig masseren. Vespasianus was bijna altijd goed gehumeurd. Vaak loste hij zaken op met een humoristische inslag. Zijn humor was meestal wel net op het randje en ook voor vulgariteit schrok hij niet terug. Het volgende voorval illustreert dit mooi: hij vergoedde een dame die haar diensten aan hem had aangeboden. Toen zijn boekhouder hem vroeg waarbij hij deze uitgave mocht klasseren, antwoordde hij: “Bij hartstochtelijke passies voor Vespasianus.” Zijn dagelijkse bezigheden als princeps verliepen volgens een min of meer vast patroon. ’s Morgens stond hij altijd heel vroeg op, nog voor het licht werd. Nadat hij zijn correspondentie doorgenomen had, kleedde hij zich aan en begroette zijn medewerkers. Vervolgens handelde hij alle zaken af die op die dag geprogrammeerd waren. Dan gunde hij zichzelf enige afleiding en maakte een tochtje door Rome op zijn draagstoel. Dit werd opgevolgd door een vrijpartij met één van zijn vurige minnaressen die hij er na de dood van Caenis op nahield. Na zijn wilde avonturen nam hij in alle rust een bad en ging dan naar de eetzaal. Tenslotte genoot hij van een welverdiende nachtrust. 10 Zijn dood In de late jaren ’70 werd zijn einde door allerhande voortekens voorspeld. Hij liet het echter niet aan zijn hart komen en wuifde alle voorspellingen op humoristische toon weg. In de loop van zijn negende consulaat werd hij in Campanië echter door koorts overvallen. Hij keerde terug naar Rome en trok vervolgens naar zijn buitenverblijf in de buurt van Rieti. Zijn toestand verergerde daar echter met de dag. Toch trachtte hij zijn keizerlijke verplichtingen zo goed mogelijk na te leven. En toen hij dacht dat hij zijn laatste adem had uitgeblazen, sprak hij: “Vae, puto deus fio.” “Wee mij, ik geloof dat ik in een God verander.” Op 23 juni 79 n.Chr. waren zijn dagen geteld en stierf hij te Aquae Cutiliae op 69 jarige leeftijd. Zijn oudste zoon Titus volgde hem op, zoals het vooraf bepaald was. Vespasianus werd vergoddelijkt en Titus liet een tempel ter ere van zijn vader bouwen op het Forum Romanum. De oude keizer had nu plaats geruimd voor de jonge Titus, die de Flavische dynastie een vervolg moest geven. Tempel van Vespasianus Bibliografie Primaire bibliografie
CICERO, M. T., De Republica, internet, 31 maart 2002. (http://www.intratext.com/x/lat0199.html) SUETONIUS, G. T., De vita Caesarum, Vita divi Vespasiani, internet, 13 januari 2002. (http://www.gmu.edu/departments/fld/CLASSICS/suet.vesp.html) TACITUS, P. C., Historiae, internet, 15 februari 2002. (http://www.gmu.edu/departments/fld/CLASSICS/tac.hist2.html#97) VESPASIANUS, T. F., Lex quae dicitur de Imperio Vespasiani, internet, 30 maart 2002. (http://rome.webzone.ru/ius/library/leges/vespas.html) Secundaire bibliografie

DONAHUE, J., De Imperatoribus Romanis, Titus Flavius Vespasianus, internet, 24 oktober 2002. (http://www.roman-emperors.org/vespasia.htm) HEREIJGERS, A., De Flavische Keizers, Vespasianus, internet, 26 maart 2002. (http://home.hetnet.nl/~ahereijgers/flavii.htm) HOMO, L., Vespasien, l’Empereur du bon sens, Editions Albin Michel, Paris, 1949. LEVICK, B., Vespasian, London and New York, London, 1999. NICOLS, J., Historia, Vespasian and the partes Flavianae, Franz Steiner Verslag gmbh, Wiesbaden, 1978. N.N., Encarta Encyclopedie, Winkler Prins, Microsoft Corporation, 2000. N.N., Putzger, Historischer Weltatlas, Cornelis-Velhagen&Klasing, Berlin, 1984. N.N., Titus Flavius Sabinus Vespasianus, internet, 25 maart 2002. (http://www.roman-empire.net/emperors/vespasian-index.html) SUETONIUS, G. T., Romeinse Keizers, boek 3, ingeleid en vertaald door H. Verbruggen, acco, Leuven/Amersfoort, 1986. SULLIVAN, M. A., Colosseum, internet, 29 maart 2002. (http://www.bluffton.edu/~sullivanm/romancolosseum/romancolosseum.html) VAN DAMME, A., Tempel van Vespasianus, internet, 27 maart 2002. (http://users.pandora.be/armand.van.damme/snaptempelvespasanus.jpg) Besluit Zonder veel blijk van ambitie is een bescheiden Italiër op wonderbare wijze uitgegroeid tot een gerenommeerd keizer van het Romeinse Imperium. Onder familiale dwang werd Vespasianus aangezet om te kiezen voor het ambt van senator om zo in de voetsporen te treden van zijn ambitieuze oudere broer. Zonder hoge toppen te scheren doorloopt hij alle senatoriële ambten. Nadien werd de bescheiden Vespasianus de ideale aanvoerder bevonden om de joodse opstand te onderdrukken. Ondertussen werd hij als rechtschapen man gedwongen het keizerschap in Rome op te eisen tijdens de jaren van politieke onstabiliteit. Daar slaagde hij wonderwel in. Verder kon hij de rust in het Rijk na de woelige burgeroorlog weer terugbrengen. Dit was het begin van de Flavische dynastie die 27 jaar zou duren.

REACTIES

L.

L.

kan d''r mee door

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.