Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hegel

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Biografie door een scholier
  • 4e klas vwo | 4135 woorden
  • 12 januari 2004
  • 71 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
71 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Biografie van: Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) Hegel werd geboren op 27 augustus 1770 te Tübingen, als oudste van drie kinderen (vier kinderen stierven kort na hun geboorte). Zijn zusje, Christiane Louisa, had van 1807 tot 1814 voor graaf Josef von Berlichingen gewerkt, maar werd in 1820 na een zenuwinzinking voor een jaar in een “gekkenhuis” geplaatst. Daar is haar relatie met Hegel nooit bovenop gekomen. 3 maanden na Hegels dood pleegde ze zelfmoord door middel van verdrinking. Zijn broertje, Georg Ludwig, de jongste, stierf strijdend als een officier in het leger van Napoleon tijdens de Russische Campagne. Toen Hegel 3 jaar oud was ging hij voor het eerst naar een Duitse school, en toen hij 5 werd, ging hij naar een Latijnse school. Van zijn zevende tot zijn achttiende ging hij naar het Stuttgart Gymnasium. Hij was een serieuze, ijverige en succesvolle leerling, maar hij was ook heel nieuwsgierig, hij had vele interesses en hield van lezen. Omdat hij bemoedigd werd door zijn vader om dominee te worden, sloot Hegel zich aan bij een seminarie op de universiteit van Tübingen in 1788. Daar vond hij helemaal niks aan, dus ging hij maar Klassieke stukken lezen tijdens de les, want dat vond hij wel leuk. Het uitbreken van de Franse Revolutie bleek voor veel jongeren en waarschijnlijk ook voor Hegel te worden aangezien als het begin van een nieuwe Era. Maar Hegel vond leren nog steeds leuk en slaagde daarom fantastisch in zijn academische carrière. Al na 2 jaar kreeg hij een graad in de filosofie: ("Magister der Philosophie") in september 1790. Op z’n 23e, in september 1793, kreeg hij een theologisch certificaat. Op zijn einddiploma stond dat hij goede kwaliteiten had, maar ook dat hij niet veel deed en gemiddelde kennis beheerste. Op het originele certificaat stond ook dat hij zich veel interesseerde in de filosofie. Dat was in het Latijn als volgt geschreven: Philosophiae multam operam impendit
Terwijl hij wel op studentenfeesten kwam en veel bier dronk, werd hij toch door zijn medestudenten bestempeld als een “oude man”, omdat hij zo serieus kon zijn. Hij beleefde ook nog wel eens wat intellectuele gesprekken, vooral met zijn ‘roomies’ Hölderling en Schelling. Door Hölderling begon hij nog meer te houden van de oude Grieken, en Schelling ging daarin met hun mee. Alledrie begonnen zich lichtelijk te irriteren aan de quasi-Kantiaanse theologie van hun leraren. In 1792 werd hij door de leden van een revolutionaire vaderlandslievende studentenvereniging uitgeroepen tot “meest enthousiaste spreker van vrijheid en gelijkheid”. Omdat hij geld nodig had gaf hij in 1793 bijles in Zwitserland, en in 1797 deed hij hetzelfde in Frankfurt. Twee jaar later stierf zijn vader, die een zeer welkome erfenis achterliet voor Hegel, die daardoor geen bijles meer hoefde te geven. In 1801 ging Hegel naar de universiteit van Jena, waar hij studeerde en uiteindelijk ook afstudeerde. Hij begon daar onder anderen met het boek “der Phänomenologie des Geistes”, dat hij in 1807 afrondde. Hij bleef in Jena tot 1806, toen de stad was genomen door de Fransen en hij gedwongen was om te vluchten. Omdat hij de erfenis die hem was achtergelaten door zijn vader had uitgeput, werd Hegel uitgever van de “Bamberger Zeitung”in Bavaria. Aangezien hij een hekel had aan journalistiek, verhuisde hij naar Nuremberg, waar hij acht jaar als hoofd van een gymnasium diende. In Nuremberg ontmoette hij Marie von Tucher, met wie hij later trouwde. . Ze kregen drie kinderen, 1 dochter, die kort na de geboorte stierf, en twee zonen, Karl en Immanuel. Voor zijn huwelijk was Hegel ook al vader geworden van een onwettige zoon, Ludwig, die later bij Hegel en zijn familie kwam wonen. In Nuremberg publiceerde Hegel in een periode van een paar jaar “Wissenschaft der Logik”. In 1816 accepteerde Hegel een professorraat op de universiteit van Heidelberg. Korte tijd later publiceerde hij in volgorde een systematische expressie van zijn gehele filosofie getiteld “Enzyklopedie der Philosophischen Wissenschaften im Grundrisse” (1817). In 1818 kreeg Hegel het aanbod van de universiteit van Berlijn om daar les te gaan geven, wat hij aannam en waar hij ook bleef werken tot aan zijn dood. Hij stierf in Berlijn op 14 november 1831, tijdens een Cholera-epidemie. (aan de cholera dus)
Hegels Filosofie Hegel wist van bijna alle verschillende ideeën die in de romantiek waren ontstaan, te verenigen en verder te ontwikkelen. Maar hij was ook een scherpzinnig criticus, bijvoorbeeld van de filosofie van Schelling. Schelling en de andere romantici dachten dat de diepste reden van het bestaan was gelegen in wat zij de wereldgeest noemden. Ook Hegel gebruikte de term wereldgeest, maar hij geeft die uitdrukking een nieuwe betekenis. Als Hegel het heeft over de wereldgeest of “wereldrede”, bedoelt hij de som van alle menselijke uitingen. Want alleen de mens bezit Geest. In die zin kan hij spreken over de weg die de wereldgeest door de geschiedenis aflegt. We moeten daarbij wel onthouden dat hij spreekt over het leven, de ideeën en de cultuur van de mensen. Ook al verwierp hij de gedachte dat de mens een duidelijk inzicht kon hebben in het diepste geheim van de natuur, hij wees er wel op dat er een soort onbereikbare waarheid was. Hegel zei: “de waarheid is subjectief”. Daarmee verwierp hij de gedachte dat er een waarheid bestaat die boven of buiten de menselijke rede ligt. Alle kennis is menselijke kennis. Hij wilde de filosofie weer met beide benen op de grond zetten. Nu is de filosofie van Hegel zo veelomvattend en genuanceerd, dat ik mijn aandacht in dit opstel alleen ga geven op een paar van de meest essentiële punten. Het is trouwens nog maar de vraag of Hegel wel echt een eigen filosofie heeft ontwikkeld. Wat wij de filosofie van Hegel noemen, is in de eerste plaats een methode om de loop van de geschiedenis te begrijpen. Daarom kan men bijna niet spreken over Hegel zonder het daarbij over de geschiedenis van de mens te hebben. De filosofie van Hegel leert ons niets over het diepste wezen van het bestaan, maar wel hoe we op een vruchtbare manier moeten denken. Alle filosofische systemen voor Hegel hadden gemeen, dat men probeerde om eeuwige criteria vast te stellen voor wat de mens van de wereld kon weten. Dat gold zowel voor Descartes en Spinoza als voor Hume en Kant. Ze hadden allemaal getracht te onderzoeken wat de basis was van de menselijke kennis. Maar ze hadden het ook allemaal over tijdloze condities voor de menselijke kennis van de wereld. Hegel geloofde dat dat niet mogelijk was. Hij dacht dat de basis voor de menselijke kennis van generatie tot generatie verschilde. Daarom zijn er geen eeuwige waarheden. Er bestaat geen tijdloze rede. Het enige vaste punt wat de filosoof houvast biedt, is de geschiedenis zelf. Voor Hegel was de geschiedenis net zoiets als de loop van een rivier. Op ieder willekeurig punt wordt elke beweging in het water, hoe klein ook, in werkelijkheid bepaald door het verval en de draaikolken stroomopwaarts. Maar ook door de stenen en de bochten in de rivier op de plaats waar jij naar de rivier kijkt. Ook de ideeëngeschiedenis – of de geschiedenis van de rede – is als de loop van een rivier. Zowel de gedachten die mee gestroomd zijn met de tradities van de mensen die voor je hebben geleefd, als de materiële voorwaarden die in je eigen tijd gelden, zijn medebepalend voor de wijze waarop je denkt. Je kunt daarom niet stellen dat een bepaald idee voor eeuwig en altijd juist is. Maar het kan wel juist zijn vanuit jouw positie. Ook bij filosofische beschouwingen is de rede volgens Hegel iets dynamisch, een soort proces. De “waarheid” is nu juist dat proces. Buiten het historische proces om bestaan er namelijk geen criteria die bepalen wat het meest waar of het meest verstandig is. Je kunt niet zomaar een aantal ideeën uit de oudheid of de middeleeuwen, renaissance of verlichting nemen en zeggen dat ze goed of fout zijn. Daarom kun je ook niet zeggen dat Aristoteles gelijk had en Plato niet. Je kunt niet zeggen dat Hume het bij het verkeerde eind had maar ook niet dat Kant of Schelling gelijk hadden. Dat is een ahistorische manier van denken. Je kunt een willekeurige filosoof – of een idee in het algemeen – niet beoordelen zonder daarbij rekening te houden met de historische situatie van die filosoof of van dat idee. Maar – en hier beland ik bij een nieuw punt – omdat er steeds iets nieuws bijkomt, is de rede “progressief”. Dat wil zeggen dat de menselijke kennis zich steeds verder uitbreidt en vanuit dat oogpunt vooruit gaat. Hegel stelt dat hoe groter de wereldgeest wordt, des te meer deze van zichzelf bewust wordt. Volgens Hegel is de geschiedenis eigenlijk een proces waarin de wereldgeest langzaam wakker wordt en zich van zichzelf bewust wordt. De wereld is er altijd geweest, maar door de menselijke cultuur en ontwikkeling wordt de wereldgeest zich steeds meer van zijn eigen aard bewust. Hij benadrukte dat het een historische realiteit was. Het was dus niet iets wat hij zelf voorspelde. Iedereen die de geschiedenis bestudeert, zal zien dat de mensheid een steeds grotere zelfkennis krijgt, en zichzelf steeds verder ontplooit. Volgens Hegel blijkt uit een studie van de geschiedenis dat de mensheid zich beweegt in de richting van een steeds grotere rationaliteit en een steeds grotere vrijheid. Ondanks al haar kronkels gaat de historische ontwikkeling dus vooruit. We zeggen dat de geschiedenis zelfoverschrijdend of doelgericht is. De geschiedenis is een lange aaneenschakeling van beschouwingen. Hegel wees er ook op dat er voor die aaneenschakeling van beschouwingen bepaalde regels bestaan. Iemand die de geschiedenis nauwgezet bestudeert, zal het opvallen dat een idee maar al te vaak gebaseerd is op andere ideeën die al eerder zijn geopperd. Maar zodra een idee wordt geopperd, zal het door een ander idee worden tegengesproken. Zo ontstaat er een spanning tussen twee tegengestelde manieren van denken. Die spanning wordt opgeheven doordat er een derde idee wordt geponeerd dat het beste van de twee standpunten als uitgangspunt heeft. Dat noemt Hegel een dialectische ontwikkeling. drie stadia van kennis: à these = geopperd idee à antithese = tegensprekend idee --àtriade à synthese = samenvoegend idee / Dat is misschien wel heel theoretisch, maar het was niet Hegels bedoeling om de geschiedenis in een schema te duwen. Hij meende dat hij zo’n theoretisch model zelf uit de geschiedenis kon opmaken. Zo wees hij erop dat hij bepaalde wetten voor de ontwikkeling van de rede – of voor de weg van de wereldgeest door de geschiedenis – had ontdekt. Maar de dialectiek van Hegel is niet alleen van toepassing op de geschiedenis. Ook als we ergens over discussiëren of iets bespreken, denken we op een dialectische manier. We proberen gebreken aan een bepaalde denkwijze op te sporen. Dat noemde Hegel “negatief denken”. Maar als we gebreken aan een bepaalde denkwijze opsporen, bewaren we ook het beste. Als een socialist en een liberaal bij elkaar gaan zitten om een maatschappelijk probleem op te lossen, zal er al gauw een spanning tussen twee verschillende denkwijzen boven tafel komen. Dat betekent niet dat de een helemaal gelijk heeft en de ander helemaal niet. Het is heel waarschijnlijk dat ze allebei gedeeltelijk gelijk en gedeeltelijk ongelijk hebben. Naarmate de discussie vordert, zal het beste van de beide argumentaties overeind blijven. Maar als we midden in zo’n discussie zitten, is het niet altijd zo eenvoudig om vast te stellen wat het meest redelijk is. Het is in feite aan de geschiedenis om aan te tonen wat goed en wat fout is. “Wat redelijk is, dat is werkelijk”. Dat wat blijft voortbestaan, is het juiste gebleken. Dat wat juist is, dat blijft voortbestaan. Als je nadenkt over het begrip Zijn, zul je onvermijdelijk ook het tegengestelde begrip moeten gebruiken, namelijk Niet-Zijn, ofwel Niets. Het is immers niet mogelijk om na te denken over de vraag of je Bent, zonder dat je jezelf meteen herinnert aan het feit dat er een tijd komt waarin je Niet-Bent. De spanning tussen Zijn en Niets wordt opgeheven door het begrip Worden. Als iets Wordt, betekent dat in wezen dat het zowel Is als Niet-is. De rede van Hegel is dus een dynamische rede. Omdat de werkelijkheid door tegenstrijdigheden wordt beheerst, moet ook een beschrijving van de werkelijkheid tegenstrijdigheden bevatten. De romantici waren individualisten. Juist dat individualisme ontmoette zijn negatie of tegenstelling in de filosofie van Hegel. Hegel hechtte waarde aan wat hij de “objectieve” machten noemde. Daarmee bedoelde hij het gezin en de staat. Je zou kunnen zeggen dat Hegel het individu met argusogen bekeek. Hij geloofde dat het individu een organisch deel van het geheel uitmaakte. De rede of de wereldgeest was iets wat in de eerste plaats in het samenspel tussen mensen zichtbaar werd. De rede komt in de allereerste plaats in de taal tot uiting. En de taal is iets waarin we bij onze geboorte terechtkomen. Onze taal kan zich prima redden zonder meneer X, maar meneer X kan zich niet redden zonder onze taal. Niet het individu bepaalt dus de taal, maar de taal bepaalt het individu. Op dezelfde manier waarop het individu in een taal terechtkomt, komt het ook in zijn eigen historische situatie terecht. Niemand staat daar los van. Degene die zijn plaats in de staat niet kan vinden, is dus een mens zonder historie. Net zo min als de staat zonder burgers kan, kunnen de burgers zonder de staat. Volgens Hegel is de staat meer dan de individuele burger. De staat is zelfs meer dan de som van alle burgers. Volgens Hegel kun je je dus niet terugtrekken uit de maatschappij. Iemand die zich niets aantrekt van de maatschappij waarin hij of zij leeft en “zichzelf” wil vinden, is daarom een nar. Volgens Hegel vindt niet het individu zichzelf, maar de wereldgeest. Hij zei dat de wereldgeest in drie stadia tot zichzelf terugkeert. Daarmee bedoelt hij dat die zich via drie stadia ontplooit: à Eerst ontplooit de wereldgeest zich in het individu. Dat noemt Hegel de subjectieve Geest. à In het gezin, in de maatschappij en in de staat bereikt de wereldgeest een hogere ontplooiing. Dat noemt Hegel de objectieve Geest, omdat die Geest naar voren komt in het samenspel tussen mensen. à De hoogste vorm van ontplooiing of zelfkennis bereikt de wereldgeest in de absolute Geest. En die absolute Geest is de kunst, de religie en de filosofie. Van die drie is de filosofie de hoogste vorm, want in de filosofie reflecteert de wereldgeest over zijn eigen activiteiten in de
geschiedenis. Dus pas in de filosofie komt de wereldgeest zichzelf tegen. Je kunt misschien zeggen dat de filosofie de spiegel
is van de wereldgeest. Hegel had wel een vreemd idee over vrouwen, zie het volgende citaat. Het verschil tussen man en vrouw is als tussen een dier en een plant. Het dier komt meer met het karakter van de man overeen, de plant meer met dat van de vrouw, omdat haar ontwikkeling meer uit een kalme ontplooiing bestaat, die gebaseerd is op een onbepaald geheel van gevoelens. Als vrouwen aan het hoofd van een regering staan, is het land in gevaar, omdat ze niet volgens de algemeen geldende eisen handelen, maar volgens toevallige neigingen en opinies. Er treedt ook bij vrouwen een vorming op – men weet niet hoe – doordat ze als het ware voorstellingen inademen, meer door het leven dan doordat ze kennis verwerven. De man daarentegen bereikt zijn positie enkel en alleen door zich meester te maken van ideeën en door grote technische inspanningen. 4 Dialectische gronddynamiek: tripliciteit geen idee wat hij hiermee bedoelt
Hegel begint met het meest abstracte uitgangspunt: een begrip dat de minste bepaling of bemiddeling kent. Dit begrip is het Zijn, het zuivere Zijn zonder verdere inhoud. …aha…De onmiddellijkheid en onbepaaldheid van het zuivere zijn kan echter alleen worden gedacht door alle bemiddelingen en alle bepalingen ervan weg te denken. Oftewel, om het zuivere Zijn te bepalen moet je alle vage theorieën die eromheen liggen buitensluiten, opdat je alleen het pure Zijn overhoudt. Zijn, het zuivere zijn is niet dit of dat ding, het is geen kwaliteit of kwantiteit, geen causaliteit of wisselwerking of welke relatie dan ook. Het zuivere zijn is niet bemiddeld, het is onmiddellijk en onbepaald. Een nadere bepaling van de eerdergenoemde bemiddelingen en bepalingen van het begrip Zijn. In feite betekent dit echter dat het denken van het meest zuivere zijn als denk-akt een louter negerende activiteit is: het is niet dit, niet dat, niet zus, niet zo, tot in het oneindige. Wat is Zijn dan wel? Zo bezien is het begrijpen van het zuivere Zijn eigenlijk niets anders dan het doordenken van het volstrekte Niets. Het denken van het Zijn slaat als vanzelf om in zijn tegendeel. (zie voetnoot 1)) Hegel zegt: het zijn gaat niet over naar het niets, het zijn is veeleer al overgegaan naar het niets als we deze omslag begrijpen. (zie voetnoot 2)) Door het zijn te denken, denken wij tegelijk het niets. Het niets is omgekeerd al overgegaan naar het zijn. (zie voetnoot 2)) Maar het afhouden van alle bemiddeling en alle bepaling wat nodig is om het Zijn te denken, is zelf niet niets: we denken wel degelijk iets. Deze dubbele overgang noemt Hegel: Worden. Nu komt er een derde begrip bij kijken, de overgang van Niets naar Zijn. Waar blijft dan de overgang van Zijn naar Niets? Deze dynamische denkbeweging openbaart de eerste in zich drievoudige gestructureerde dynamische structuur van het denken: de eenheid van zijn en niets is het worden. Wederom, er zou dan toch ook een 4e structuur van het dynamisch denken zijn? Het Zijn denken betekent dus het Niets denken en omgekeerd. Ik ben denkende altijd al bij het tegendeel van wat ik wil denken. Zou je dan tegerlijkertijd over twee volledig tegenovergestelde dingen denken, of juist alleen aan het tegenovergestelde denken als waar je over dacht? Ik vind deze passage verwarrend. Deze dialectische grondbeweging resulteert altijd in tijdelijke opheffing, in een Aufhebung van de spanning die opgeroepen wordt door de tegenspraak tussen beide tegengestelden. Is iets, als je eraan denkt, nou hetzelfde als waar je aan denkt of juist het tegenovergestelde? En wat als je nou denkt aan het Worden? Wat is dan het tegenovergestelde van Worden? Maar deze opheffing betekent geen sceptisch wegvagen. 'Aufheben' heeft blijft Hegel een drievoudige betekenis: iets wordt genegeerd (ontkend, teniet gedaan), Dit is redelijk logisch
tegelijk blijft dit (voor een deel) behouden (bewaard) Dit snap ik ook nog wel
het wordt (als zodanig) opgetild (op een hoger niveau gebracht) Hier zijn ze mij kwijtgeraakt. 1) Ik denk dat datgene wat hij hier probeert uit te leggen is dat Zijn alleen geïnterpreteerd kan worden als het tegenovergestelde van Niets. Dat zou dan ook weer verwarrend worden, want wat is dan Niets. Hierbij kun je moeilijk zeggen dat Niets weer het tegenovergestelde van Zijn is, want dan kom je in een vicieuze cirkel terecht. Dat zou dan snel weer bespot worden waarna allebei de theorieën verworpen zouden worden. 2) Dus, als je het hebt over het begrip Zijn, kan je niet overschakelen naar het begrip Niets, omdat je het al over Niets hebt. Dat is op zich ook redelijk logisch, want wat is Zijn als je het niet met het tegenovergestelde kunt vergelijken: Niets? Als er geen tegenovergestelde van Zijn zou zijn, dan Zou het hele begrip Zijn niet bestaan, omdat je het niet over situaties kan hebben als het niet anders kan. Maar dat zou in feite ook weer betekenen dat de geschiedenis alleen het Zijn zou kunnen omvatten, en niet het Niets. Daarom kun je ook met volledige zekerheid over de geschiedenis kunnen praten, omdat dat niet anders kan. Daarom vindt Hegel het, denk ik, ook zo dat je alleen maar zou kunnen filosoferen over het verleden, omdat dat de enige zekerheid in je leven is. Op dat opzicht ben ik het ook met Hegel eens. Antropologische opvattingen: De mens moet bij dit stukje denk ik volgens Hegel het Zijn voorstellen, de Dood het Niets. Maar het Worden? Zou dat dan de weg voor moeten stellen van het Niets naar het Zijn en omgekeerd? Want dat zou dan juist weer betekenen dat zo’n soort proces het ontstaan zou betekenen. Dat begrip kan ik alleen niet helemaal bevatten. Je bent er, of je bent er niet. Zou dat dan “komen” betekenen? Nee, want dan ben je er nog steeds niet. “Arriveren” dan? Dat kan je in zo’n zinsverband nog wel opvatten, maar niet in het verschil tussen Leven en Dood. Iedereen denkt dat iets “bestaat” in een volgorde: Begin à Midden à Einde. Zou dat worden dan het ontstaan betekenen in de trend van: Einde à Begin? Dit snap ik dus niet geheel.
Ethisch: Hoe de mens moet leven? Dat kan je op verschillende manieren kunnen opvatten: à Op welke manier de mens moet leven op sociaal vlak, hoe de mens moet leven in omgang met andere individuen. à Hoe de mens moet leven om te kunnen overleven. à Hoe de mens moet leven om uiteindelijk weer te sterven, van het Zijn naar het Niets. Ik praat hierbij dan ook over het laatste. De mens moet dusdanig leven dat het later niet kan leven. Leven is ook het
tegenovergestelde van Niet-leven. dan zou Leven Zijn zijn en Niet-leven Niets zijn. Het bestaat niet zonder elkaar. De
mens zou dus niet kunnen Bestaan zonder het feit dat het ook kan Niet-Bestaan. Dat zou inleven dat het voorbestaan
van de mens inhoudt dat je ook moet Niet-Bestaan. Dat klinkt redelijk onlogisch, want dat zou inhouden dat als het
Geheel moet leven, het Individu zou moeten sterven. Ik vind dit redelijk verwarrend. Want als elk individu sterft, dan is
het geheel er toch ook na een tijdje niet meer? Kentheoretische opvattingen: Woordenboeken geraadpleegd, nooit erachter gekomen wat Kentheoretische opvattingen zijn. Relaties: 2-3: Algemene denkbeelden + wat is de mens voor een wezen. Bij de algemene denkbeelden maakte Hegel vooral veel gebruik van het verleden. Volgens Hegel is het verleden de enige zekere factor in het leven. Bij het “wat is de mens voor en wezen” gedeelte zou je vooral dus willen weten wat een mens precies is, vanuit een filosofisch standpunt. Je kan dat gedeelte op 3 verschillende manieren kunnen opvatten: à Wat was de mens voor een wezen? à Wat is de mens voor een wezen? à War zal de mens voor een wezen zijn? Aangezien Hegel, zoals ik al eerder aangegeven had, filosofische uitspraken baseerde op het verleden, zou alleen de eerste vraag beantwoord kunnen worden. Alleen vragen ze hier naar de tweede uitspraak. Door te kijken naar wat de mens was zou je in feite kunnen zeggen (hopen) dat de mens zo nooit meer zou kunnen worden (in theorie). De mens, qua Geest, bestaat eigenlijk alleen uit het verleden. Alles wat je weet is in het verleden bedacht. Alles waar je tegenwoordig achter zou kunnen komen, zal weer Zijn in de toekomst. Wij zijn het verleden van de toekomst. (Ik snap het ook niet hoor) 2-4 Algemene denkbeelden + ethiek. Hoe moet een mens leven? Als je de algemene denkbeelden gebruikt, die voornamelijk over geschiedenis gaan, zou je dus weten hoe een mens heeft geleefd. In dat opzicht zou het “hoe moet een mens leven” vooral over ervaring gaan. Hoe heeft een mens geleefd, wat aren zijn fouten, wat moet ik dus niet doen, hoe zal ik eens gaan leven? Als je zo denkt zou het dus moeten zijn dat wij leven met het idee dat het verleden achter ons ligt, en dat wij blijven leren van onze fouten totdat ergens ver in de toekomst er geen fouten meer zijn waarvan wij kunnen leren en wij dus een status van Perfectie bereiken. Zou dat kunnen? Wat is Perfectie dan? Zijn wij dan Übermensen? Zijn wij dan in het bezit van de sleutel die leidt naar alle kennis? 2-5 Algemene denkbeelden + Kentheoretische opvattingen. Dit kan ik dus niet vergelijken, omdat ik niet weet wat kentheoretische opvattingen zijn. 3-5 Antropologische opvattingen + Kentheoretische opvattingen. Zie 2-5. 4-5 Ethiek + Kentheoretische opvattingen. Zie 2-5. 3-4 Antropologische opvattingen + Ethiek. Wat is de mens voor een wezen en hoe moet het leven? Verwarrend. Als we dat zouden weten dan zouden we de eerdergenoemde perfectie toch bereikt hebben? Als je weet hoe je iets moet doen is er geen uitleg nodig, dat begrijp je, pas je toe en gebruikt het goed. Tegenwoordig weten wij dus niet wat wij zijn en hoe wij moeten leven. We weten in ieder geval wel hoe we niet moeten leven. Maar dan kom ik weer terug op het Zijn en het Niets. Niets is het tegenovergestelde van Zijn, evenals weten hoe je niet moet leven het tegenovergestelde is van weten hoe je wel moet leven. Maar als wij weten hoe we niet moeten leven, waarom leven wij dan niet zoals wij wel zouden moeten leven? Hier kan ik helaas niet op ingaan, omdat ik dan bepaalde mensen (ahum!Bush!ahum) zou kunnen beledigen, en dan zou dit verhaal in een politiek stukje literatuur veranderen, en dat is niet de bedoeling.

REACTIES

A.

A.

In dit overigens goede werkstuk over Hegel, worden een aantal Duitse geografische namen -waarvoor we toevallig ook nog eens Nederlandse namen hebben- aangeduid met de Engelse naam. Zo staat er Bavaria in plaats van Beieren, Nuremberg in plaats van Neuerenberg



16 jaar geleden

T.

T.

Erg goed gedaan, mijn complimenten! Zelf studeerde ik lang op Hegel en leg het ook uit aan geinteresseerden die ik filosofieles geef. Natuurlijk zijn er veel nuances in het werk van Hegel en kan je die niet allemaal goed behandelen in een kort opstel, maar ik ben in ieder geval onder de indruk van de kwaliteit.
groetjes
Tobias

13 jaar geleden

C.

C.

dit is zo ongeveer precies overgenomen uit 'de wereld van sofie', beetje jammer gezien de auteur zichzelf redelijk geleerd vind. ik zeg: PLAGIAAT

12 jaar geleden

S.

S.

Het is Hölderlin en niet Hölderling. Uit het fout schrijven ervan (en van sommige andere namen) maak ik op dat de schrijver hiervan de stof niet werkelijk beheerst.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.