Donatello
1. Het leven van Donatello (biografie)
Donatello is geboren in 1386 te Firenze. Hij had bij zijn geboorte de naam Donato di Niccolò di Betto dei Bardi gekregen naar zijn vader Niccolò di Betto Bardi.Zijn vader was een gruineerd koopman door zijn steun aan Albizzi.
Donatello was korte tijd leerling en medewerker van L. Ghiberti, die ook opgeleid was als goudsmid. Donatello heeft een hele tijd bij L. Ghiberti in zijn atelier gewerkt, maar in de plaats van mee te werken aan de deuren van het Baptisterium, vertrok hij naar Rome op zeventienjarige leeftijd samen met Brunelleschi. Toen hij daar waas werkte hij als goudsmid en terwijl bestudeerde hij de klassieke kunst.
Toen hij was teruggekeerd naar Florence nam hij echt de meest uitlopende werken aan. Van wapenschilden tot grote marmeren beelden. Hij ontving opdrachten voor werken in de kathedraal in Giotto’s campanile, in Or San Michele en in de basiliek van San Lorenzo, waarvoor hij later de bronzen preekstoelen ontwierp. Donatello’s werk oogstte veel bewondering en erkenning. Zijn genie en originaliteit werd pas echt volledig aanzien toen hij de bronzen David voltooid had. Andere beelden uit die tijd werden enkel gebruikt als versiering om aan een gebouw te zetten of als onderdeel van de architectuur. David was niet enkel verbazingwekkend mooi en ontroerend, maar was ook het eerste vrijstaande in brons gegoten figuur sinds de klassieke oudheid.
Dat Donatello homoseksueel was, was al erg genoeg, maar dat hij het jonge mannelijke lichaam zo liefdevol, zo realistisch en sensueel en zo overduidelijk genot scheppend in het lichamelijk had uitgebeeld, was een schandaal. In Cosimo de’ Medici ’s ogen, een goeie vriend en mecenas van Donatello, waren dergelijke bezwaren volkomen onredelijk en in grove strijd met die Griekse idealen die Donatello’s inspiratiebron waren geweest. Op een bepaalde manier eerde hij het genie van Donatello en de antieke kunst die deze tot inspiratie had gediend. Cosimo raakte zeer gehecht aan hem, voor wie hij een soort vaderlijke verantwoordelijkheid op zich nam. Hij zorgde ervoor dat Donatello nooit om werk verlegen zat, hetzij door hem zelf opdrachten te geven, hetzij door hem bij zijn vrienden aan te bevelen. In het werk dat Donatello voor de de’ Medicicollectie schiep, zoals het bronzen kopje van Contessina de’ Medici, werd Cosimo nooit teleurgesteld want, zodat Vasari, die als eerste biografieën van kunstenaars schreef, zei: “Donatello was zo gesteld op Cosimo dat hij alles begreep wat die wilde en hem nooit teleurstelde.”
Met andere opdrachtgevers was Donatello minder gelukkig. Eén van hen, een koopman uit Genua die op aanbeveling van Cosimo een bronzen kop had besteld, klaagde, toen Donatello die voltooid had, dat het beeld te duur was. Het meningsverschil was aan Cosimo voorgelegd, die nadat hij het brons meegenomen had naar het dak van het Medicipaleis en het in een goede lichtval, afstekend tegen het blauw van de hemel had neergezet, opperde dat de prijs die de koopman bood eigenlijk te laag was. De Genuees hield vol dat zijn bod juist meer dan genereus was en voegde eraan toe dat aangezien Donatello het werk in een maand had voltooid, de prijs neerkwam op ruim een halve florijn per dag. In woede ontstoken door deze opmerking schamperde Donatello dat de koopman kennelijk meer gewend was over bonen dan over bronzen beelden te onderhandelen en smeet de kop van de borstwering op straat waar hij ‘in duizend stukken uiteenspatte’. De beschaamde koopman bood Donatello de dubbele prijs als hij de kop opnieuw wilde maken, maar noch zijn belofte noch Cosimo’s aandringen konden hem daartoe overhalen.
Geld was niet één van zijn belangrijke interesses in zijn leven: in zijn atelier stopte hij zijn verdiensten in een tenen mand die aan touw aan het plafond hing en al zijn werklieden en leerjongens en zelfs zijn vrienden mochten er uit pakken wat ze nodig hadden zonder het hem te vragen. Kleren interesseerden hem evenmin. Cosimo, die niet kon aanzien dat hij in zulke eenvoudige, om niet te zeggen armoedige kleren over straat liep, gaf hem op een feestdag een mooi pak met een rode mantel en een muts cadeau. Maar slechts enkele dagen later droeg hij opnieuw zijn oude plunje aan.
Toen hij te oud was om te werken, werd hem een kleine boerderij op het landgoed van de‘ Medici bij Cafaggiolo geschonken, maar het beviel hem daar niet. Hij werd gek van de rekeningen en ergerde zich aan de boer die voortdurend klaagde over de wind die het dak van zijn duiventil had geblazen of over de autoriteiten die beslag op zijn vee hadden laten leggen omdat de belasting niet betaald was of over de storm die zijn fruit en zijn druiven had vernield. Donatello smeekte Cosimo het boerenbedrijf weer in het familielandgoed op te nemen. Dit gebeurde en hij ontving nu het inkomen dat de boerderij hem zou opgeleverd hebben.
Zijn karakter was er één van grote openheid en simpelheid en hij had een nuchtere kijk op zijn waarde als kunstenaar. Deze artiest was een onvervalst realist en een van de eerste modelmakers van wie het karakter en persoonlijkheid in zijn onderwerp meer betekenden dan schoonheid.
Hij stierf op dertien december 1466 en werd begraven naast zijn mecenas, Cosimo de’ Medici in de kerk van San Lorenzo in Florence.
2. Belangrijkste werken
Vrij spoedig nadat hij zijn opleiding bij Ghiberti had voltooid, kort na 1407, ging Donatello werken produceren, die streng waren in hun verhevenheid. Deze plaatsten hem in de voorhoede van de renaissancekunstenaars. Reeds in zijn vroege figuren bereikte hij een diepe psychologische overtuigingskracht, gekoppeld aan een feilloos gevoel voor dramatiek.
Zijn St.–Joris is de tweede voorsprong voorwaarts in de renaissancekunst na de prijsvraag van 1401 voor de bronzen deuren van het Baptisterium te Florence.
Zo wordt in 'de Aankondiging' in de Santa Croce, ook een vroeg werk, een entourage geschapen voor de levensgrote figuren, zo diep en fel uitgebeiteld dat ze schijnen te leven. De stuurse profeten die Donatello vervaardigden om boven op de campanile van de dom van Florence gezet te worden, zijn zo geplaatst dat de voeten gedeeltelijk buiten de nis steken of dat zij met een berekend effect op de toeschouwer neerzien. De koppen zijn krachtig en fors gebeeldhouwd met het doel van onderen goed gezien te worden. Hun vrij strenge aanwezigheid wordt echter vooral uitgedrukt door hun diep ingebeitelde gewaden. Voor de modellering van de putti rondom ditzelfde doopvont heeft Donatello voorbeelden uit de oudheid gebruikt, maar hij overtrof deze in levendigheid en soepelheid.
In 1443 nam Donatello, misschien ontevreden over de mogelijkheden en cliëntèle in Florence, een grote opdracht aan in Padua: er moest een levensgroot bronzen ruiterbeeld van de legercommandant Gattamelata gemaakt worden. In zijn tweede Paduaanse opdracht, zeven bijna levensgrote vrijstaande bronzen en 22 reliëfs voor het grote altaar van de ‘Santo’ (S. Antonio), heeft de, sobere Madonna die naar voren treedt om het Kind ter aanbidding op te houden, vele klassieke trekken. Ze bezit een zachtheid en realisme van een vorm die de beste hellenistische voorbeelden evenaren, maar ook een onklassieke welsprekendheid die vooruit loopt op Donatello’s aangrijpende, latere werk.
Donatello’s laatste jaren worden gekenmerkt door een toenemende onrust. Hij keerde in 1454 naar Florence terug. Vanaf 1457 was hij in Siena de bronzen deuren voor de dom aan het voorbereiden, een onderneming die op niets uitliep. Na 1461 was hij weer in Florence. Toen of vòòr die tijd beeldhouwde hij de verrassend harde Maria Magdalena in hout voor het Florentijnse Baptisterium. Beschilderd hout was het normale uitdrukkingsmiddel van de noordelijke gotische beeldhouwers, en de gekweldheid van Magdalena’s dorre vlees en tandeloze grimas lijkt het humanisme van de renaissance te verwerpen. Het moet gemaakt zijn tijdens één van de korte maar hevig religieuze reactieperioden die Florence in de latere vijftiende eeuw heeft gekend, maar het werk is ook zeer persoonlijk.
Donatello’ laatste werk, de bronzen reliëfs voor de kerk van San Lorenzo, is eveneens doortrokken van troosteloosheid. De onderwerpen hiervan zijn welbekend, maar de ontwerpen en uitbeelding zijn zeer buitengewoon, en hebben een expressieve kracht, een spiritualiteit die nauwelijks aan de wanhoop ontworsteld is. Dit doet het werk tot het grootste behoren dat er in de westerse beeldhouwkunst is bereikt.
Hij was de eerste die in het reliëf perspectief toepaste.
Na een kort verblijf te Rome (1432 – 1433) vervaardigde hij in zijn vaderstad de beroemde bronzen ‘ David ’, waarbij het boeiend spel van licht en schaduw opvalt. In diezelfde periode ontstonden de levendige portretbuste van Niccolò da Uzzano (beschilderd terracotta, Bargello, Florence) en de sierlijke zandstenen Annunciatie in de S. Croce (Florence). De zangertribune voor de dom (dommuseum, Florence) en de ‘pulpito‘ (buitenkansel) tegen de gevel van de dom te Prato zijn versierd met groepen dansende putti vol levendigheid.
David, jongste zoon van bethlehemist Isaï, of Jesse, uit stam van Juda, vooronder in rechte lijn van jezus christus. Als jonge herdersknaap verslaat David de reus Goliath. Dit is de meest voorkomende afbeelding, speciaal in de Italiaanse renaissance. David geldt daarbij als het prototype van Christus, die de duivel overwint. Later is David ook het symbool van de jonge republiek Florence. Ouder is de voorstelling van David als koning. David komt ook voor op de profetenput van Claus Sluter te Dijon. David verschijnt voorts in een cyclus van het boek der Koningen. Deze cyclus begint bij Davids jeugd: D. die een beer en een leeuw doodt. Al is het vaak moeilijk het verschil te zien tussen David en Simon, toch komt deze voorstelling vroeg voor. Dan volgt de strijd met Goliath, waarbij saul D. wapens wil geven: een zilveren schoter uit de 7de eeuw beeldt dit vooral af. Het gevecht met Goliath zelf komt vaak en ook reeds vroeg voor, o.a. op een ivoren cassette in de kerkerschacht te Sens, waarbij Goliath te paard rijdt; kapiteel van Vézelay. Na zijn overwinning op Goliath treedt david Jeruzalem als triomfator binnen. David, die voor Saul speelt om deze te kalmeren, iswederom een geliefd thema.
In 1443 vertrok Donatello naar Padua, waar hij met talrijke helpers gedurende zes à zeven jaar werkte aan het hoogaltaar van Il Santo, de grafkerk van St. Antonius. Tussen 1447 en 1450 kwam hier bovendien nog een van zijn meest opmerkelijke werken tot stand, het eerste bronzen ruiterstandbeeld na de oudheid, gewijd aan de condottiere Erasmo da Narni, genaamd Gattamelata (= honingzoete poes), een symbool van de bewustwording van de mens in het nieuwe tijdperk. Terug in Florence vervaardigde hij in 1455 in opdracht van Cosimo de’ Medici de bronzen groep van Judith en Holofernes, oorspronkelijk als tuinbeeld bedoeld, later voor de gevel van het Palazzo Vecchio geplaatst als symbool van de republikeinse vrijheid.
3. Stijl
Donatello stond en staat nog steeds bekend als één van de belangrijkste beeldhouwers uit de vroege Renaissance. Hij rekende definitief af met middeleeuwse vormen en hechtte grote betekenis aan een correcte anatomische weergave en een soepele en vrije afbeelding van figuren. Twee voorbeelden hiervan zijn David en il Gattamelata, die duidelijk verwijzen naar de Grieks-Romeinse vormidealen.
Donatello’s invloed in de vijftiende eeuw was groot, maar alleen Michelangelo wist de grootsheid en gekweldheid van zijn laatste visioenen te evenaren hoewel sommige manifestanten zoals de schilder Rosso Fiorentino, iets van deze kwellingen liet herleven.
Hij ontwikkelde in zijn sculptuur een grote vrijheid van houding, plooienspel en expressie, waarbij hij eigen, geheel nieuwe wegen vond, die enorm veel invloed zouden hebben op de Florentijnse sculptuur van de vijftiende eeuw. Dit komt al in zijn vroegste werken tot uiting.
Donatello was Brunelleschi’s evenknie maar dan voor de sculptuur. Doordat Donatello vrij oud werd, heeft hij ons talrijke, allemaal even fraaie werken nagelaten.
Donatello mag beschouwd worden als één van de grootste beeldhouwers van zijn tijd omdat hij de beeldhouwkunst verrijkte met nieuwe technieken en vormen. Het is de innerlijke kracht en dynamisme dat hij gebruikte op zo’n op het leven gelijkende expressie gaf aan de veranderde afbeelding van de mens gedurende de Renaissance die zo indrukwekkend zijn. In de bijbelse kunstwerken en karakters waarmee we geconfronteerd worden in zijn werk zijn in een natuurlijke stijl dat het mogelijk maakt om hun aardse dimensie te bewonderen.
Werken Donatello
Vroege werken (1386-1409)
-Profeten voor de Porta della Mandorla (1406)
-David, 1408-1409, marmer, 191 x 57.5 x 32 cm
Volwassen werken (1409-1442)
-S. Johannes de Evangelist, 1408-1415, marmer, 210 x 88 x 54 cm
-S. Marcus, 1411-1414, marmer, 236 x 74 cm
-Crucifex, 1412-1413, hout, 168 x 173 cm
-S. Joris, 1415-1417, marmer, inclusief sokkel 230cm hoog
-De behaarde profeet, 1415-1418, marmer, 193 x 64 x 44 cm
-De profeet met perkamentrol, 141-1418, marmer, 190 x 64 x 63 cm
-S. Joris en de draak, ca 1417, marmer, hoogte: 266cm
-Marzocco, 1419-1420, zandsteen, 135.5 x 38 x 60 cm
-Pazzi Madonna, 1420-1430, marmer, 74.5 x 69.5 cm
-Abraham en Isaac, 1421, 188 x 56 cm
-S. Louis van Toulouse, 1421- 1425, verguld brons, 226 x 85 cm
-Begrafenismonument van Johannes XXIII, 1422-1428, marmer en verguld brons, 713 x 200 x 213 cm
-Jeremia, 1423-1426, marmer, 191 x 45 x 45 cm
-S. Rossore, 1425-1427, verguld brons, 50 x 60.5 cm
-Grafsteen van de bisschop Giovanni Pecci, 1426, marmer, 247 x 88 cm
-Grafmonument van kardinaal Rainaldo Brancacci, 1426-1428, marmer, 1160 x 460 cm
-Hemelopname, 1426-1428, marmer, 53.5 x 78 cm
-Hoop ( La Sperenza), 1427-1429, brons, hoogte: 52 cm
-Trouw (La Fede), 1427-1429, brons, hoogte: 52cm
-Profeet Habakkuk, 1427-1436, marmer, 195 x 54 x 38 cm
-Preekstoel, 1428-1438, marmer, 73.5 x 79 cm
-Aankondiging, 1430, zandsteen
-David, 1430-1440, brons, ca. 170-180 cm
-S. Johannes de Doper, 1438, hout, hoogte: 141 cm
-Het maal van Herodes, ca. 1439, marmer, 43.5 x 65 cm
-Cantoria, 1439, marmer, 348 x 570 cm
Tussenperiode te Padova (1443-1453)
-Gattamelata, 1443-1448, brons, 335 x 396 cm
-Curcifix, 1444, brons, 180 x 166 cm
-Madonna met kind en de heiligen Franciscus en Antonius, na 1446, brons, 147 cm. (Franciscus), 145 cm
-Mirakel van het nieuwgeboren kind, 1447-1450, brons, 57 x 123 cm
-Atys, ca. 1440, brons, 104 cm
-S. Prosdocimus, na 1446, brons, 163 cm
-S. Daniel, en S. Justina, 1446, brons, 153 en 154 cm
-De bewening van de dode Christus, na 1446, brons, 58 x 56 cm
Late werken (1454-1466)
-Judith en Holophernes, 1455-1460, brons, 236 cm
-Maria Magdalena, 1456-1457, hout, 188 cm
-Sint Johannes de Doper, ca. 1455, brons, 185 cm
-Kruisiging, ca. 1455, brons, 97 x 73 cm
-Chellini Madonna, ca. 1456, brons, 28.5 cm
-Marteling van S. Laurentius
(Bron: www.casa-in-italia.com )
REACTIES
1 seconde geleden