Welke scholen overweeg jij bij je studiekeuze?

Doe mee aan dit onderzoek over jouw studiekeuze en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

taalschat blok 1 t/m 3

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas havo | 590 woorden
  • 19 oktober 2014
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
38 keer beoordeeld

Taalschat blok 1:

Opdracht 10

1.Evalueren: onderzoeken wat goed en wat slecht aan iets was

2.Exploiteren: winstgevend maken

3.Exposeren: tentoonstellen

4.Infiltreren: stiekem binnendringen in een organisatie

5.Inventariseren: een lijst maken van spullen of punten

6.Professionaliseren: tot beroep maken

7.Promoveren: naar een hogere klasse of functie gaan

8.Provoceren: uitdagen, uitlokken

 

Opdracht 11

1.Analytisch vermogen: vaardigheid om zaken te doorzien.

  • Missie: opdracht, taak
  • Elimineren: verwijderen

2.Eerwraak: plicht om de familie eer te zuiveren door de overtreder van de regels te vermoorden.

3.Essentieel: belangrijk, wezenlijk

4.Fatale: noodlottige

5.Groeihormoon: door klieren afgescheiden stof die de groei bevordert

  • Chemische: scheikundige
  • Klier: orgaan dat vocht afscheidt

6.Verkeersinfarct: het volledig vastlopen van het verkeer

7.Longitudinale: langdurende

  • RSI: repetitive strain injury, gewrichtsaandoening bij mensen die voortdurend dezelfde beweging moeten maken.

8.Sensitief: (over) gevoelig

9.Sociale fobie: ongemotiveerde angst voor contact met mensen

10.Stringente: dwingende, waar je niet om heen kunt.

 

Taalschat blok 2:

Opdracht 8

1.Compagnie: handelsvereniging

  • Koloniën: veroverde gebieden om handel mee te drijven

2.Compenseren: weer goedmaken

3.Diabetes: suikerziekte (waarbij te vee glucose aanwezig is)

  • Complicaties: bijverschijnselen die een ziekte erger maken.

4.Incidenteel: maar af en toe

5.Fundamentele: zeer diep aanwezige

6.Incubatietijd: tijd tussen de besmetting en het uitbreken van een ziekte

7.Instantie: afdeling van de overheid die bepaalde zaken behandeld

8.Medisch circuit: de wereld van de gezondheidszorg

9.Particuliere indicatie: het beginnen van iets door burgers of ondernemers

10.Recent: kortgeleden

11.Second opinion: advies van een tweede deskundige

 

Opdracht 9

1.Hij doet alsof er niet aan de hand is, alsof hem de zaak niet aangaat: hij doet alsof zijn neus bloedt.

2.De aanwezigen tellen, met name bij een stemming: de neuzen tellen

3.Bij koud weer een wandeling maken: een frisse neus halen

4.Het is iets wat alleen voor de vorm bestaat, geen werkelijk belang heeft: een wassen neus

5.Kortzichtig zijn: niet verder kijken dan zijn neus lang is

6.Zich overal mee bemoeien: zijn neus overal insteken

7.Iem die van een bloedverwant kwaad vertelt, deelt in de schande: wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht

8.Een weigerend antwoord op een verzoek krijgen: zijn neus stoten

9.Daarvan krijgt hij niets: dat gaat (aan) zijn neus voorbij

10.Iemand foppen: iemand bij de neus nemen

11.Hem niet geven wat hem toekomt: iemand iets door de neus boren

12.Schijnbaar tussendoor zeggen als iets onbelangrijks: iets langs zijn neus zeggen

13.Hem de harde feiten laten zien: iemand met de neus op de feiten drukken

14.Op een buitengewoon gelukkig ogenblik, heel goed terecht komen: met zijn neus in de boter vallen

15.Het lekkerste, het beste:  het neusje van de zalm

16.Zijn tijd verdoen met niets: uit zijn neus eten

17.Er schoon genoeg van hebben of krijgen: je neus uitkomen

18.Het ligt vlakbij: het ligt voor je neus

19.Iemand iets verwijten: iemand iets onder de neus wrijven

20.Beteuterd kijken: op zijn neus kijken

21.Ik denk er niet over!: ja, me neus

 

Taalschat blok 3:

Opdracht 7

1.Aromatiseren: geurig maken

2.Idealiseren: iets als volmaakt voorstellen

3.Implanteren: inzetten in een levend weefsel

4.Imponeren: indruk maken

5.Improviseren: onvoorbereid uitvoeren

6.Incasseren: innen, binnenhalen

7.Indexeren: koppelen aan het algemene prijsniveau

8.Indoctrineren: een overtuiging maken, opdringen

9.Paraderen: een optocht houden (voorbij komen om zich te laten zien)

 

Opdracht 8

1.Abattoir: slachthuis

2.Antecedenten: geschiedenis

3.Apotheose: indrukwekkend hoogtepunt als einde

4.Assertief: als je voor jezelf op durft te komen

5.Ballotage: stemming waarmee iemand wordt toe gelaten

6.Blamage: afgang

7.Budget: bedrag dat je kunt besteden

8.Compromis: tussenoplossing

9.Cryptogram: bijzondere vorm van een kruiswoordpuzzel

10.Geagiteerd: nerveus en opgewonden

11.Generaliseren: conclusie afleiden

12.Identificatieplicht: id kaart verplicht bij je hebben

13.Opportunist: iemand die uit elke situatie zijn voordeel haalt

14.Stigmatiseren: iemand een slechte reputatie bezorgen

15.Zoöloog: dierkundige

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.