Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

taalschat blok 1 t/m 3

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas havo | 590 woorden
  • 19 oktober 2014
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
38 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Taalschat blok 1:

Opdracht 10

1.Evalueren: onderzoeken wat goed en wat slecht aan iets was

2.Exploiteren: winstgevend maken

3.Exposeren: tentoonstellen

4.Infiltreren: stiekem binnendringen in een organisatie

5.Inventariseren: een lijst maken van spullen of punten

6.Professionaliseren: tot beroep maken

7.Promoveren: naar een hogere klasse of functie gaan

8.Provoceren: uitdagen, uitlokken

 

Opdracht 11

1.Analytisch vermogen: vaardigheid om zaken te doorzien.

  • Missie: opdracht, taak
  • Elimineren: verwijderen

2.Eerwraak: plicht om de familie eer te zuiveren door de overtreder van de regels te vermoorden.

3.Essentieel: belangrijk, wezenlijk

4.Fatale: noodlottige

5.Groeihormoon: door klieren afgescheiden stof die de groei bevordert

  • Chemische: scheikundige
  • Klier: orgaan dat vocht afscheidt

6.Verkeersinfarct: het volledig vastlopen van het verkeer

7.Longitudinale: langdurende

  • RSI: repetitive strain injury, gewrichtsaandoening bij mensen die voortdurend dezelfde beweging moeten maken.

8.Sensitief: (over) gevoelig

9.Sociale fobie: ongemotiveerde angst voor contact met mensen

10.Stringente: dwingende, waar je niet om heen kunt.

 

Taalschat blok 2:

Opdracht 8

1.Compagnie: handelsvereniging

  • Koloniën: veroverde gebieden om handel mee te drijven

2.Compenseren: weer goedmaken

3.Diabetes: suikerziekte (waarbij te vee glucose aanwezig is)

  • Complicaties: bijverschijnselen die een ziekte erger maken.

4.Incidenteel: maar af en toe

5.Fundamentele: zeer diep aanwezige

6.Incubatietijd: tijd tussen de besmetting en het uitbreken van een ziekte

7.Instantie: afdeling van de overheid die bepaalde zaken behandeld

8.Medisch circuit: de wereld van de gezondheidszorg

9.Particuliere indicatie: het beginnen van iets door burgers of ondernemers

10.Recent: kortgeleden

11.Second opinion: advies van een tweede deskundige

 

Opdracht 9

1.Hij doet alsof er niet aan de hand is, alsof hem de zaak niet aangaat: hij doet alsof zijn neus bloedt.

2.De aanwezigen tellen, met name bij een stemming: de neuzen tellen

3.Bij koud weer een wandeling maken: een frisse neus halen

4.Het is iets wat alleen voor de vorm bestaat, geen werkelijk belang heeft: een wassen neus

5.Kortzichtig zijn: niet verder kijken dan zijn neus lang is

6.Zich overal mee bemoeien: zijn neus overal insteken

7.Iem die van een bloedverwant kwaad vertelt, deelt in de schande: wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht

8.Een weigerend antwoord op een verzoek krijgen: zijn neus stoten

9.Daarvan krijgt hij niets: dat gaat (aan) zijn neus voorbij

10.Iemand foppen: iemand bij de neus nemen

11.Hem niet geven wat hem toekomt: iemand iets door de neus boren

12.Schijnbaar tussendoor zeggen als iets onbelangrijks: iets langs zijn neus zeggen

13.Hem de harde feiten laten zien: iemand met de neus op de feiten drukken

14.Op een buitengewoon gelukkig ogenblik, heel goed terecht komen: met zijn neus in de boter vallen

15.Het lekkerste, het beste:  het neusje van de zalm

16.Zijn tijd verdoen met niets: uit zijn neus eten

17.Er schoon genoeg van hebben of krijgen: je neus uitkomen

18.Het ligt vlakbij: het ligt voor je neus

19.Iemand iets verwijten: iemand iets onder de neus wrijven

20.Beteuterd kijken: op zijn neus kijken

21.Ik denk er niet over!: ja, me neus

 

Taalschat blok 3:

Opdracht 7

1.Aromatiseren: geurig maken

2.Idealiseren: iets als volmaakt voorstellen

3.Implanteren: inzetten in een levend weefsel

4.Imponeren: indruk maken

5.Improviseren: onvoorbereid uitvoeren

6.Incasseren: innen, binnenhalen

7.Indexeren: koppelen aan het algemene prijsniveau

8.Indoctrineren: een overtuiging maken, opdringen

9.Paraderen: een optocht houden (voorbij komen om zich te laten zien)

 

Opdracht 8

1.Abattoir: slachthuis

2.Antecedenten: geschiedenis

3.Apotheose: indrukwekkend hoogtepunt als einde

4.Assertief: als je voor jezelf op durft te komen

5.Ballotage: stemming waarmee iemand wordt toe gelaten

6.Blamage: afgang

7.Budget: bedrag dat je kunt besteden

8.Compromis: tussenoplossing

9.Cryptogram: bijzondere vorm van een kruiswoordpuzzel

10.Geagiteerd: nerveus en opgewonden

11.Generaliseren: conclusie afleiden

12.Identificatieplicht: id kaart verplicht bij je hebben

13.Opportunist: iemand die uit elke situatie zijn voordeel haalt

De begrippenlijst gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

13.Opportunist: iemand die uit elke situatie zijn voordeel haalt

14.Stigmatiseren: iemand een slechte reputatie bezorgen

15.Zoöloog: dierkundige

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.