Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Poëzie stijlfiguren, metrum en strofen.

Beoordeling 3.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 6e klas vwo | 554 woorden
  • 29 maart 2012
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 3.8
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Strofen:
• Distichon
• Terzine (aba, bcb, cdc, of dad als slot)
• Kwatrijn (vaak abba of aaba)

Sonnet:
1. Twee kwatrijnen (octaaf) met twee rijmklanken.
2. Wending/Volta/Chute
3. Twee terzinen (sextet) met twee/drie rijmklanken.

Referein: Gedicht waarvan elke strofe eindigt op dezelfde versregel. Dit is de kern en heet een stok/princestrofe. De eerste regel begint vaak met Prince. (O, dood…)

Ballade: kent ook stok/Princestrofes. (Met uitzondering van romantische ballades, deze hebben alleen een verhalende inhoud.)

Vrij vers: Gedichten zonder regelmaat in strofebouw. Meestal ook geen metrum of rijm.

Halfrijm: Assonantie: Gelijke klinkers, rijmt voor het oog, hoewel de eind letters verschillen.
Volrijm: Laatste beklemtoonde lettergrepen rijmen.
Rijkrijm: Rime Riche: Hele lettergrepen of hele woorden rijmen. Vooral in ME.

Drie mogelijk heden voor rijm:
1. Mannelijkrijm: Na de beklemtoonde rijmende lettergreep is het woord uit.
2. Vrouwelijkrijm: Na de beklemtoonde rijmende lettergreep heeft het woord nog een lettergreep.
3. Glijdend rijm: Na de beklemtoonde rijmende lettergreep heeft het woord nog meerdere lettergrepen.

Voorrijm: Begin, klinker, vol of rijkrijm aan het begin van de versregels
Binnenrijm: Begin, klinker, vol of rijkrijm binnen één versregel
Middenrijm: Begin, klinker, vol of rijkrijm in het midden van twee/meer versregels
Eindrijm: Begin, klinker, vol of rijkrijm aan het eind van de versregels

Slagrijm: aaaa
Gepaard rijm: aabb
Gekruist rijm: abab
Omarmend rijm/ Chiasme: abba
Gebroken rijm: abcb (dit is vooral onverwacht, dus ook aaab, abbc of aaba)

Versvoet: vaste combinatie van heffingen en dalingen.

Jambe v-
Anapest vv-
Trochee -v
Dactylus v- -
Amfibrachys v-v
Spondee - -

Elisie: Weglaten van klanken of letters vanwege het metrum.
Cesuur: Duidelijke rust in een versregel
Enjambement: zin loopt over de versregel heen.

Heffingsvers/toppenvers: vast aantal heffingen, variërend aantal dalingen.
Lettergreeptellend vers: Heffingen en dalingen maken niet uit, het gaat om het aantal lettergrepen
Woordentellend vers: Aantal woorden per vers is gelijk
Woordgroeptellend vers: Aantal woordgroepen in vers altijd gelijk.
Knittelverzen: Geen enkel maatsysteem.

Vergelijking: Beeld naast bedoelde, met een over eenkomst.
Homerische vergelijking: Een zeer uitgewerkt beeld van de vergelijking.
Metafoor: Het beeld wordt opgeschreven zonder het bedoelde te noemen, maar er is een overeenkomst.
Metonymia: Metafoor, alleen er is geen spraken van overeenkomst maar van een zekere relatie:
• Maker-gemaakte
• Afkomst-product
• Pars pro toto
• Totum pro parte

Synthesie: Combinatie van indrukken van verschillende zintuigen: Schreeuwende kleuren.
Personificatie: Voorstelling doodse dingen als levend.

Enummeratie:
• Climax
• Anticlimax
• Asyndeton
• Polysyndeton
• Klassieke opsomming in drieën
Repetitio: Letterlijk herhalen
Tautologie: Met een synoniem herhalen.
Pleonasme: Bijvoeglijk naamwoord toevoegen aan een werkwoord die die eigenschap al had.
Parallellisme: Parallel lopen van zinsdelen.
Zelfcorrectie: Fout maken en deze weer verbeteren.
Chiasme: Overeenkomende zinsdelen worden in omgekeerde volgorde geplaatst.
Hendiadys: Aan duiden van begrip door twee zelfstandig naamwoorden met en er tussen
Antithese: Tegenstelling voor nadruk.
Ironie: Spotten met de werkelijkheid door het tegenovergestelde te zeggen van wat je bedoelt.
Sarcasme: Bijtende ironie
Cynisme: Hondse, schaamteloze ironie
Paradox: Schijnbare tegenspraak. De lezer gaat het onderzoeken, ziet dat poëet gelijk heeft.
Hyperbool: Overdrijving.
Eufemisme: Verzachtende uitdrukking.
Litotes: Tegenovergestelde ontkennen.
Perifrasis: Omschrijving gebruiken van een woord
Praeteritio: Zeggen dat je niet op een onderwerp ingaat maar dat wel doen.
Retorische vraag: Lezer hoeft geen antwoord te geven. Hierdoor voel jij jou als lezen aangetrokken.
Inversie: Het omkeren van de woordvolgorde zodat het woord met nadruk vooraan komt.
Proleps: woord(groep) met nadruk geïsoleerd vooraanzetten.
Hystrichon proteron: Het later gebeurde, eerder noemen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.