Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Overzicht

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • Klas onbekend | 730 woorden
  • 11 oktober 2006
  • 208 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
208 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Literatuur Personage: een personage is een gebruikelijk woord voor een verhaal- of filmfiguur. Hoofdpersoon: de hoofdpersoon is het belangrijkste verhaalfiguur. Een roman of verhaal telt meestal weinig hoofdpersonen. Vaak is slechts één verhaalfiguur de hoofdpersoon. De hoofdpersoon is het verhaalfiguur waarvan men het meest te weten komt. Alle andere personages leer je kennen via de hoofdpersoon. In literaire boeken wordt een cruciaal moment uit het leven van de hoofdpersoon beschreven. Als gevolg daarvan maakt de hoofdpersoon een bepaalde ontwikkeling door. Antiheld: een antiheld is een (heldhaftig) hoofdpersoon in een verhaal die om een bepaalde reden niet uitnodigt tot identificatie. Het woord ‘held’ heeft de betekenis hoofdfiguur. Antihelden kunnen heldhaftige daden verrichten, maar er is iets mis met hen.
Karakter: een personage waarvan voornamelijk het innerlijk wordt beschreven. Met de term worden alle gedachten en gevoelens van een personage bedoeld. Een karakter maakt in een verhaal een ontwikkeling door. Identificatie: de lezer moet met identificatie zich betrokken voelen met de hoofdpersoon. Daarom moet de hoofdpersoon altijd sympathiek op de lezer overkomen. Dit zorgt voor absolute basis voor spanning. Speaking name: een personage heeft een speaking name als zijn naam een extra betekenis heeft. Type: personages die de lezer slechts oppervlakkeg aan de buitenkant leert kennen en die geen ontwikkeling doormaken, noem je typen. Een type is altijd makkelijk te herkennen, omdat de schrijver een aantal kenmerken sterk overdreven heeft. Tijd: tijd is de periode waarin het verhaal zich afspeelt. Chronologisch: een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in het verhaal worden verteld in de volgorde zoals ze zich werkelijk hebben afgespeeld Flashback: wanneer een personage terugblikt naar een mogelijke gebeurtenis in het verleden. De terugblik onderbreekt het verhaal.
Flashforward: een flashforward is een vooruitwijzing naar een mogelijke gebeurtenis in de toekomst van het verhaal. Bij die vooruitwijzig wordt niks onthuld, maar wordt er gezinspeeld op een mogelijke gebeurtenis. Tijdverlichting: wanneer een schrijver bepaalde (onbelangrijke) stukken in een roman kort in enkele woorden samenvat, spreek je van tijdverlichting. Tijdsprong: een tijdsprong is een bijzondere vorm van tijdverlichting. Met een witregel geeft de auteur aan dat er een hoeveelheid tijd is gepasseerd. Tijdvertraging: als een auteur een gebeurtenis in zijn boek langer laat duren dan dat deze in werkelijkheid aan tijd gekost zou hebben, spreek je over een tijdvertraging. Tijdvertraging is een middel om spanning in verhaal te maken. Vertelde tijd: de hoeveelheid tijd dat in een boek beschreven wordt, noem je de vertelde tijd. Verteltijd: de tijd die een auteur nodig heeft om zijn verhaal onder woorden te brengen, noem je de verteltijd. De verteltijd kan ook uitgedrukt worden in hoeveelheid woorden, zinnen, alinea’s, pagina’s en hoofdstukken. Ruimte: ruimte is de plaats waar een verhaal zich afspeelt. Ruimte is ook het weer en de tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
Perspectief en verteller: perspectief betekend gezichtspunt. Een verhaal wordt altijd vanuit een bepaald perspectief verteld. Thema: het thema is de kortste aanduiding van het centrale gegeven waar een verhaal eigenlijk over gaat. Het thema geeft de korst mogelijke samenvatting van een verhaal. In het algemeen valt er in een boek maar één thema aan te wijzen. Motieven: de term motief betekent patroon. Motieven geven het thema patroon. Hoewel het soms niet lijkt, heeft alles een betekenis in een verhaal. Om ordening in een verhaal te krijgen, komen er bepaalde patronen. Er zijn verschillende soorten motieven: · Abstracte motieven: dit zijn kleinere motieven, zoals toeval, liefde, haat, enz. · Leidmotief: een leidmotief heeft altijd een symbolische functie, zoals een concreet, tastbaar en terugkerend element. · Klassieke motieven: dit zijn opvallende elementen uit een klassiek verhaal. · Grondmotief: een ander woord voor thema. Titelverklaring: een titelverklaring is iets zinnigs zeggen over te titel van een boek. De titel heeft vaak iets met het thema te maken. Soms kan de titel naar een persoon wijzen, of de belangrijkste plaats of gebeurtenis. Soms kan de titel in geen enkele vorm in het boek voorkomen. Motto: een motto is een uitdrukking die in het kort de geest of bedoeling van een roman aanduid. Je vindt het motto in de vorm van een klein tekstfragment voorin de roman. Het motto verwijst direct naar het thema van het boek. Stijl: met de stijl van de schrijver bedoel je het taalgebruik dat juist voor hem of haar zo opvallend en kenmerkend is. Stijl is de persoonlijke optelsom van zinsbouw, woordkeus, beeldspraak, ruimtebeschrijving en dialoog. Elke schrijver heeft een andere stijl.

REACTIES

D.

D.

dit is een raar boek

8 jaar geleden

P.

P.

interresaant

6 jaar geleden

A.

A.

Jouw reactie is ook erg interresaant

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.