Literatuur: Cursus 5 + 6

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 336 woorden
  • 11 juni 2016
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
4 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Cursus 5

Toneelvoorstelling = groepsproductie

Regisseur: Vormgever van de voorstelling

Bedrijf is een soort hoofdstuk in het toneel.

Scene is een afgerond gedeelte waarin aantal personen veranderd.

Vast handelingsverloop: Indeling bedrijven.

Expositie: Komt dingen te weten over de personages.

Motorisch moment: De handeling wordt in gang gezet.

Na een conflict komt de ontknoping.

Scenische opbouw: Geen duidelijk handelingsverloop.

Monoloog: Acteur sprekend op het toneel tegen zichzelf

Dialoog: Sprekend tegen één ander persoon.

Vormgegeven visie: Visie van de regisseur – wat wil hij laten zien en waarom

Lijsttoneel: Podium met publiek op afstand.

Vlakke vloertheater: Tussen het publiek gespeeld.

Locatietoneel: Niet in schouwburg, maar in bestaande locatie, zoals fabriekshal wat dan eveneens het decor is.

Toneelgenres:

  • Tragedie

Hoofdpersoon maakt een verandering door.

  • Komedie

Humoristisch waarin gewone mensen centraal staan.

  • Episch Theater

Draait allemaal om het nadenken

  • Absurde toneel

Absurditeit en zinloosheid van het menselijk bestaan.

Cursus 6

Massamedium: Een kunstvorm die zoveel mogelijk publiek moet bereiken voor de financiën.

In een speelfilm wordt een verhaal vertelt.

Verfilming is verfilming van bijv. een boek.

Betekenistoekenning: Wat de regisseur van het boek vond – wat hij belangrijk vond komt in de film – visie van de regisseur.

Regisseur: Maker van de film – “auteur”

  1. Synopsis – grote lijnen (overtuiging voor producent – geldgever)
  2. Scenario – Complete film met dialogen en locaties.
  3. Script – Ook met regieaanwijzingen en camerastandpunten.
  4. Draaiboek – Volgorde van de opnames.
  5. Start opnames.

Alle scenes in dezelfde tijd: Sequentie

Montage: Waarbij alles aan elkaar wordt geregen.

Camerastandpunten:

  • Vogelperspectief

Van boven neerkijkt op de personages die dan klein en nietig lijken.

  • Neutraal

Zelfde hoogte personages.

  • Kikkerperspectief

Laag standpunt op personages – machtig en dominant

Beeldkader:

  • Totaalshot

Gehele ruimte waarin scene speelt.

  • Medium shot

Ongeveer voor de helft van het beeld.

  • Close-up

Eén element wordt in kaart gebracht – belangrijk deel van iets (gezicht, wapen etc.)

Geluid kan horen bij de beelden: Synchroon geluid.

Geluiden die afkomstig zijn van gebeurtenissen die je niet ziet: Off-screen

Muziek zorgt voor sfeer, spanning of emotie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.