Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 8 t/m 11

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 5e klas havo | 597 woorden
  • 4 november 2010
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie


H8, Poëzieanalyse.

Ritme: de regelmatige afwisseling in beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
Metrum: een patroon van ritme's.
Vrij vers: rijmloos, zonder rijm.
Vormvaste gedichten: gedichten met een bepaalde vaste vorm.
Rijm: de overeenkomst in klank in niet te ver van elkaar verijderde, beklemde lettergrepen.
Eindrijm: de laatste woorden of lettergrepen van de versregels rijmen op elkaar.
Rijmschema: bepaalde regels die op elkaar rijmen. 3 soorten:


1, Gepaard rijmen: a-a-b-b-c-c.
2, Gerkuist rijmen: a-b-a-b.
3, Omarmend rijmen: a-b-b-a.

Volrijm: zowel de beklemtoonde klinkers als de daaropvolgende medeklinkers rijmen. haten/laten.

Halfrijm: 2 soorten:

1, Assonantie: alleen de klinkers rijmen. lief/dief.
2, Alliteratie: alleen de beginmedeklinkers rijmen. rep/roer.

Sonnet: 14 regels lang. 4-4-3-3. 4-4 is het octaaf, 3-3 is het sextet. tussen het octaaf en sextet bestaat vaak een tegenstelling.

Figuurlijk taalgebruik: wat je zegt bedoel je niet letterlijk zo, je praat vaak met een beeld.

Een beeld wordt gebruikt om iets anders te benoemen. Datgene wat bedoeld wordt noemen we het object.

vergelijking en metafoor (beeldspraak).

Vergelijking met als: De jongen die daar loopt, gedraagt zich als een angstige haas. beeld: angstige haas. Object: de jongen.

Vergelijking zonder als: De jongen die daar loopt, is een angstige haas. beeld: angstige haas. Object: de jongen. Koppelwerkwoord: is.


Metafoor: Daar loopt een angstige haas. Beeld: angstige haas. Je laat 'de jongen' weg.

Metonymia: een vorm van beeldspraak waarin je beeld en object met elkaar in verband brengt, niet omdat ze op elkaar lijken, maar omdat de betekenis van het een aan het ander grenst. Drink je een glas mee? Glas is hier beeldspraak.

Symbool: een beeld of teken gebruikt voor iets anders. bijvoorbeeld het kruis voor het Christendom.

'Eigen' symbool: schrijfers hebben vaak een eigen symbool. Je moet dan uit het verband binnen de tekst opmaken wat het symbool betekent.

Personificatie: iets levenloos wordt als levend voorgesteld. De wind huilt door de schoorsteen. De wind kan niet huilen.

Stijlfiguren:

1, Hyperbool of Overdrijving: de situatie aandikken. Ik schrok me een ongeluk.
2, Eufemisme: verzachtende onschrijving voor iets onaangenaams of ergs; inslapen voor doodgaan.
3, Tegenstelling: het tegenover elkaar stellen van zaken. Dood-leven.
4, Paradox of Schijnbare tegenstelling: de tekst probeert je aan het denken te zetten.
5, Opsomming: het opsommen van dingen.
6, Tautologie: herhalen van hetzelfde in andere woorden.
7, Pleonasme: het extra noemen van een eigenschap die het zelfstandig naamwoord al heeft.

H9, Literaire auteurs.

Autobiografisch: als een schrijver zijn persoonlijke ervaringen gebruikt en verwerkt in zijn boeken.

Fictie: literatuur met verzonnen elementen.

Eigen ervaringen slechts uitgangspunt: de schrijver gebruikt zijn ervaringen, er zit vaak nog een boodschap achter.

Biografie: levensberschrijving.
Literatuuropvatting: opvatting over de aard, waarde en functie van literaire teksten.
Engagement: schrijvers met en duidelijke boodschap of bedoeling.

Mens- en wereldbeeld en thematiek: een schrijver heeft een kijk op de wereld, een wereldbeeld. De thematiek komt voort uit de vicie van de schrijver op de wereld. vaak keert deze thematiek in verschillende boeken terug.

H10, Literaire kritiek.

In resensies staan de volgende dingen vermeld:

-Het oordeel; de uitspraak of het boek goed of niet goed is.
-Argumenten; de mening moet altijd argumenten bevatten.
-Samenvatting; een samenvatting waarop de mening is gebaseerd.

H11, Literatuur en maatschappij.

Wat doen uitgeverijen allemaal: ze produceren het boek.
wat is daar allemaal voor nodig:

-Papier;
-Ontwerper;
-Drukker;
-Binder;
-Redacteuren.

Bestseller: winstgevende boeken die in korte tijd enige tienduizenden exemplaren verkopen.

Reclame: advertenties.
Media: TV, internet.

Voorbeelden van literaire prijzen:
-Labris Literatuur Prijs;
-AKO literatuurprijs;
-De Gouden Strop;
-Gouden Uil;
-Trouw publieksprijs;
-Mekkaprijs.

Het winnen van zo'n prijs is erg belangrijk: het zet je als schrijver op de kaart en zo gaat de verkoop omhoog.
Context: de achtergrond waartegen een literair boek verschijnt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.