Maatschappijwetenschappen hoofd- en kernconcepten

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 729 woorden
  • 16 juli 2021
  • 91 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
91 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Seneca maatschappijwetenschappen alle hoofd- en kernconcepten

      • Vorming: Het hoofdconcept vorming verwijst naar het proces van verwerving van een bepaalde identiteit.
      • Identiteit: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van uit maakt.
      • Socialisatie: Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur, van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
      • Acculturatie: Het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid.
      • Politieke socialisatie: Het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur, van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
      • Cultuur: Het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.
      • Ideologie: Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke politieke verhoudingen.
      • Binding: Het hoofdconcept binding verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.
      • Groepsvorming: Het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
      • Sociale cohesie: Het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
      • Politieke institutie: Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en politieke besluitvorming reguleren.
      • Sociale institutie: Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.
      • Representatie: De vertegenwoordiging van een groep in (politieke) organisaties door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden.
      • Representativiteit: De mate waarin de (politieke) besluiten, de standpunten of achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die van de groep die vertegenwoordigd wordt.
      • Cultuur: Het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.
      • Verandering: Het hoofdconcept verandering verwijst naar richting en tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de (on)mogelijkheden deze te beïnvloeden.
      • Rationalisering: Het proces van het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken en van het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken.
      • Staatsvorming: De institutionalisering van politieke macht tot een staat.
      • Democratisering: Het proces van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen door een grotere aanpak en medezeggenschap van degene met minder macht.
      • Institutionalisering: Het proces waarbij een complex van waarden min of meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun onderling relaties reguleren.
      • Individualisering: Het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op verschillende gebieden kunnen vergroten.
      • Globalisering: Het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over zeer grote afstanden en over landgrenzen heen.
      • Verhouding: Het hoofdconcept verhouding verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.
      • Samenwerking: Het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.
      • Conflict: Een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen doelen te bereiken.
      • Macht: Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
      • Gezag: Macht dat als legitiem beschouwd wordt.
      • Sociale gelijkheid/ongelijkheid: Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verandering van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.

! Cultuur hoort er 2 keer in te staan, maar het is dezelfde definitie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.