Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Pluriforme samenleving

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • Klas onbekend | 1091 woorden
  • 14 juni 2010
  • 122 keer beoordeeld
Cijfer 7
122 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Cultuur
Alle normen, waarden en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen.

Natuur
Datgene wat aangeboren is.

Cultuurkenmerken
Kenmerken die een cultuur heeft. Normen en waarden zijn de belangrijkste hiervan.

Cultuurgroep
Mensen met een gemeenschappelijke cultuur.

Pluriforme samenleving
• Er leven veel verschillende cultuurgroepen.
• Erin hebben cultuurgroepen ieder hun eigen cultuurkenmerken.

Dominante cultuur
Hier spreken we van als de kenmerken van deze cultuur geaccepteerd worden door de meeste mensen in een samenleving.( = Hoofdcultuur)

Subcultuur
Hier spreken we van als binnen een groep bepaalde waarden, normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.

Tegencultuur
Groepen die zich duidelijk verzetten tegen de dominante cultuur en daar zelfs een bedreiging voor vormen.

Antiglobalisten
Zij zijn tegen een te sterke economische groei en de overheersende rol van westerse landen in de wereld. ( = Tegencultuur)

De cultuur is dynamisch
Opvattingen over bv kleding, omgangsvormen en vrijetijdsbesteding veranderen.

Socialisatie
Het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn of haar groep aanleert.

Socialiserende instituties
Instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de
cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. We onderscheiden de volgende socialiserende instanties:
• Gezin
• School
• Werk
• Geloofsinrichtingen
• Maatschappelijke groeperingen
• Overheid
• Media
• Vriendenkring

Sociale controle
De wijze waarop menden andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.

Sancties
Straffen of beloningen om te zorgen dat men zich gedraagt naar de geldige normen. Onderscheid onder:
• Formeel positief
• Formeel negatief
• Informeel positief
• Informeel negatief

Internalisatie
Dat men zich automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van hen verwacht.

Imiteren
Iets leren in een gevoelige periode door ‘na-apen’

Identiteit
Je persoonlijkheid
Individualiseren De nadruk leggen op individuele en persoonlijke ontplooiing.

Collectivistisch
Leven voor je familie en belang bij gastvrijheid.

Sterke culturele diversiteit
Een land waar grote culturele verschillen tussen groepen bestaan.

Plattelandscultuur
Veel betrokkenheid tussen mensen. Iedereen kent elkaar bij naam en zegt elkaar gedag.

Generatieconflict
Generatieverschillen. Ouders en kind staan tegenover elkaar en kunnen moeilijk begrip opbrengen voor elkaars visie en leefstijl.

Bedrijfscultuur
Alle waarden, normen en gewoonten die er in een bedrijf gelden.

Rolpatronen
Verwachtingen hoe iemand zich moet gedragen.

Cultureel
bepaald Verschillen zijn cultureel bepaald en kun je dus veranderen.

Christendom
Geloof dat bestaat uit veel verschillende stromingen. Belangrijkste hiervan zijn:
• Katholieken
• Protestanten

Gezagsverhoudingen Gezag voor iemand hebben. Bv:
• Kind voor de leraar
• Werknemer voor werkgever

Sociaaleconomische klassen
Baan die je had, behield je. Mogelijkheden om op te klimmen waren vroeger veel kleiner.

Verzuiling
Mensen organiseerden zich rondom hun geloof of overtuiging.

Handelingsbekwaam
Het zelfstandig mogen kopen van producten.

Wederopbouw
Periode na de 2e wereldoorlog waar hard gewerkt werd voor loge lonen.

Sociale mobiliteit
De mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de maatschappelijke ladder.

Grotere mondigheid
Meer te zeggen hebben.

Individualisering
Meer aandacht voor het individu.

Jongerencultuur
Sub of tegen cultuur die onder jongeren is ontstaan omdat jongeren meer welvaart en vrije tijd hadden.

Geborgenheid
Ergens bij willen horen.

Ontzuiling
Er kwam een einde aan de verzuiling.

Secularisatie
Organisaties maakten zich los van de kerk.

Nieuwe spiritualiteit
De mensheid bevind zich astrologisch gezien in een nieuw tijdperk.

Economisch onafhankelijk
Jezelf economisch kunnen redden.

Abortus wetgeving
Wet die bepaald of abortus wel of niet legaal is.

Homohuwelijk
Huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Allochtoon
Ten minste een van de ouders is in het buitenland geboren.

Autochtonen
De ouders en vaak ook de voorouders wonen al in het land.

Politieke vluchteling
Mensen worden in eigen land vervolgt vanwege hun geloof of politieke mening.

Gastarbeiders
Komen tijdelijk in een ander land werken.

Asielprocedure
Procedure die bepaald of een asielzoeker wel of niet in een land mag blijven.

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Wet die zegt dat Nederland niet mag discrimineren en moet de rechten en vrijheden van mensen worden nagekomen.

Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens
Geeft inwoners de gelegenheid tot gezinshereniging.

Vluchtelingenverdrag van Geneve
Ondertekening verplicht volgens vastgestelde regels te beoordelen of een asielzoeker voor de status van erkende vluchteling in aanmerking komt.

Politieke redenen
Vlucht voor oorlog, asielzoekers

Economische redenen
Men wilt in een ander land komen werken.

Gezinshereniging
Mensen die al deel uitmaakte van het gezin voordat de nieuwkomer naar
Nederland kwam.

Gezinsvorming
Inwoner van Nederland wil trouwen met een buitenlander.

Vluchteling
Iemand die gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige of politieke overtuiging of nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep.

Vreemdelingen wet
Wet die of een vluchteling mag blijven. Hij moet dan voldoen aan de volgende eisen:
• Hij moet geldige identiteitspapieren bij zich hebben.
• Hij moet aannemelijk maken dat hij bij uitzetting risico loopt om mishandeld te worden in eigen land.
• Of hij kan om humanitaire redenen niet worden teruggestuurd naar zijn eigen land, bijvoorbeeld als zijn godsdienst er niet word geaccepteerd.

Aanmeldcentrum
Vluchteling moet zich hier melden binnen 48 uur.

Asielzoekerscentrum
Hier wacht iemand in afwachting hij wordt toegelaten.

Uitzetcentrum
Hier wordt men opgevangen voordat ze worden uitgezet.

Segregatie
Het opdelen van samenleving in gescheiden delen.

Ongelijkheid
Men wordt niet als gelijk gezien.

Assimilatie
Een bevolkingsgroep past zich zo volledig aanpast aan een andere groep dat een eigen culturele identiteit vrijwel verdwijnt.

Integratie
Een gedeeltelijke aanpassing aan de dominante cultuur vaan een land met behoud van een eigen cultuurkenmerken.

Polio- epidemie
Brak uit in 1978 en 1992. Polio is heel besmettelijk.

Bible belt
Beperkt gebied waar van oudsher de orthodoxe christenen wonen.

Grenzen van persoonlijke vrijheid
Wetten botsen wel eens:
• Verbod op discriminatie
• Vrijheid van godsdienst
• Vrijheid van meningsuiting

Vrijheid van meninguiting
Behoudends een ieders verantwoordelijkheid jegens de wet.

Sociale cohesie
Mensen hebben het gevoel bij elkaar te horen.

Bindingen
Hebben we met elkaar in een samenleving. Bv: voor voedsel ben je afhankelijk van
producenten en winkels. Voor liefde en geluk heb je behoefte aan vrienden.

Affectieve bindingen
Mensen hebben elkaar nodig voor vriendschap, liefde en steun. Ook religie en spiritualiteit maken hier een deel vanuit.

Economische bindingen
Voor onze behoefte aan voedsel, onderdak en kleding zijn we afhankelijk van anderen.

Cognitieve bindingen
Afhankelijkheid voor het verwerven van kennis.

Politieke bindingen
Mensen zijn van elkaar afhankelijk omdat ze niet alles zelf kunnen regelen.

Denk aan veiligheid etc.

Arbeidsverdeling
Wat en wie er nodig zijn voor het maken van één product.

Globalisering
Mensen wereldwijd door betere vervoers- en communicatiemogelijkheden steeds nauwer met elkaar in verband staan.

Wereldwijde migratiestromen
Groei hiervan is een gevolg van de globalisering. Mensen gaan zich minder verbonden voelen met hun land omdat ze overal kunnen werken/studeren.

Sociaal contract
Een soort stilzwijgende afspraak van de bevolking om zich te houden aan de regels (wetten en plichten) die door politici worden vastgesteld.

Europeanisering
Betrokkenheid bij Europa.

REACTIES

S.

S.

Welke methode is dit?
Thema's maatschappijleer?

9 jaar geleden

K.

K.

Wat is dit toch verdomd interessant! Alleen jammer dat de layout zo sh!t is, hè?

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.