Massamedia

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas vwo | 322 woorden
  • 2 mei 2006
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
21 keer beoordeeld

Beeldvorming = Het laten ontstaan van een idee. Cultuur = Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. Duaal bestel = Naast publieke omroepen bestaan er ook commerciële zenders (lett. uit twee delen bestaande) Identiteit/lezersprofiel = Persoonlijkheid/kleur
Indoctrinatie = Het systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen aan het publiek, waardoor het denkpatroon sterk wordt beïnvloed. Informatie = Verstrekking van kennis of inzicht. Interpretatie = Invulling geven. Als iemand iets decodeert dan vertaalt en interpreteert hij de informatie. Manipulatie = Het publiek krijgt vervormde informatie over een bepaalde kwestie, omdat met opzet feiten worden weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt. Massamedia = De dragers van openbare boodschappen. Mediawet = Vervanging omroepwet. Nieuws = Alle actuele feiten die nog onbekend zijn bij een groot publiek

Norm = Gedragsregel ( In iedere samenleving ontwikkelen mensen normen en waarden) om de waarden na te streven. Objectiviteit = Zich bepalend tot de feiten, niet beïnvloed door eigen gevoel of door vooroordelen. Omroep = Organisatie die radio- en televisieprogramma's uitzendt => omroeporganisatie, omroepvereniging, radio-omroep, televisieomroep. Ontzuiling = Mensen kregen minder behoefte om hun hele leven te laten bepalen door hun geloof- of levensovertuiging. Daardoor ging het publiek meer op basis van voorkeur en smaak kranten en omroepen kiezen. => concurrentie
Overheidsbemoeienis = Inmenging van de overheid in het maatschappelijk leven => overheidsbemoeiing. Pers=De massamedia en de journalisten. Pluriformiteit = Veelvoudigheid => De programma’s geven op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving en zijn gericht op zowel een breed publiek als op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen. Referentiekader = Het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaring. Het bepaalt de wijze waarop iemand gebeurtenissen bekijkt. Selectie = Keuze op grond van geschiktheid => schifting Bijvoorbeeld bij het uitzoeken van nieuws. Stereotype(ring)= Vaststaand beeld van een groep mensen. Subjectiviteit = Betrekking hebbend op, uitgaand van de persoonlijke zienswijze of smaak. Vooroordeel = Oordeel over iets of iemand dat niet op kennis van zake berust
Waarde = Principe

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.