Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

hoofdstuk 2

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 5e klas vwo | 653 woorden
  • 7 november 2011
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Advocaat = een helper in juridische aangelegenheden. Een advocaat verdedigt de verdachte of slachtoffer.

Beeldvorming = het proces van beïnvloeding waarin het beeld wordt gevormd dat iemand heeft van (een bepaald onderdeel van) de maatschappelijke werkelijkheid.

Criminaliteit = door de overheid in een bepaald land in een bepaalde tijd strafbaar gesteld gedrag.

Daderstrafrecht = strafrecht waarbij de rechter bij zijn vonnis rekening houdt met de omstandigheden en de persoon van de verdachte. Er zijn per delict wel maximumstraffen, maar geen minimumstraffen.

Delict = wettelijk strafbaar gestelde handeling, onderverdeeld in overtredingen en misdrijven.


Dwangmiddelen = wettelijke bevoegdheden van de politie om delicten te onderzoeken.

Gedogen = bewust afzien van strafvervolging van handelingen die wettelijk strafbaar zijn.

Gelijke rechten = iedereen heeft dezelfde rechten.

Gezag = macht die als redelijk en juist wordt aanvaard.

Globalisering = het proces waarbij delen van de wereld op economisch, sociaal, politiek en cultureel terrein steeds meer bij elkaar betrokken raken.

Grondrechten = mensenrechten.

Grondwet = de belangrijkste wet van een land, met de grondrechten en de hoofdlijnen van de staatsinstellingen.

Klassenjustitie = benadeling van mensen uit de lagere sociale klassen of bevoordeling van mensen uit hogere sociale klassen in het rechtssysteem.

Legaliteitsbeginsel = het beginsel dat iemand alleen gestraft kan worden voor een delict dat wettelijk strafbaar was op het moment van het delict.

Legitimiteit = het geloof of de overtuiging dat de (overheids)macht rechtmatig en juist is.

Machtenscheiding (trias politica) = verdeling van de overheidsmacht over drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht.

Mensenrechten = grondrechten.


Klassieke mensenrechten = grondrechten die de (individuele) burgers beschermen tegen willekeurig ingrijpen van de staat, zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst.

Sociale mensenrechten = grondrechten als recht op eten, werk, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg, waarvoor de staat zich moet inspannen om die rechten zoveel mogelijk voor iedereen te verwezenlijken.

Misdrijf = zwaar delict. Een veroordeelde krijgt een strafblad.

Officier van justitie = een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie.

Openbaar Ministerie = een organisatie die verantwoordelijk is voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten.

Overtreding = licht delict. Een veroordeelde krijgt geen strafblad.

Plichten = iets wat je moet doen, datgene dat aan een ander toebehoort en moet worden vervuld.

Politie = 1) mensen die werken voor de overheid en erop letten dat iedereen zich aan de wet houdt.

2) De handhaving van publieke orde en veiligheid van personen en eigendommen.

Preventie = de straf moet mensen afschrikken om iets (opnieuw) te doen.

Rechter = Onafhankelijk ambtsdrager die op grond van wettelijke bepalingen recht spreekt.

Rechtsstaat = een staat waar burgers en overheid zich aan de wet houden, waar gelijke rechten, machtenscheiding en legaliteitsbeginsel bestaan en waar de grondrechten zijn gewaarborgd.

Resocialisatie = de straf moet terugkeer in de samenleving mogelijk maken.


Liberale rechtsstaat = een rechtsstaat waarin persoonlijke vrijheid en bescherming tegen willekeurig overheidsoptreden centraal staan.

Democratische rechtsstaat = een rechtsstaat waarin alle volwassen burgers kiesrecht hebben.

Sociale rechtsstaat = een rechtsstaat waar de overheid veel taken op sociaal gebied op zich heeft genomen.

Seponeren = afzien van iedere vorm van strafvervolging door de officier van justitie.

TBS = de rechter kan bepalen dat een psychisch gestoorde veroordeelde naar een inrichting moet om daar een behandeling te ondergaan. Dit kan alleen als de veiligheid in het geding is.

Terrorisme = gebruik van geweld tegen willekeurige groepen mensen om hen angst aan te jagen en de samenleving te ontwrichten.

Transactie = schikking bij niet-ernstige delicten tussen de officier van justitie en een verdachte, waarbij de verdachte een geldbedrag betaalt, maar niet wordt veroordeeld.

Veiligheid = toestand waarin iemand of iets vrij is van gevaar of schade.

Vergelding = de dader moet boeten voor wat hij heeft misdaan.

Voorkomen van eigenrichting = de overheid wil met het opleggen van straffen voorkomen dat slachtoffers zelf wraak nemen.

Wetboek van Strafrecht = wetboek met regels waarin is vastgelegd welke handelingen strafbaar zijn gesteld en wat de maximumstraf hiervoor is.

Wetboek van Strafvordering = wetboek met regels die de politie, het OM en de rechters in acht moeten nemen bij de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten.

Kernelementen van de rechtsstaat: bescherming tegen willekeur van de overheid, rechtszekerheid en gelijke rechten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.