Begrippenlijst Thema 1

Beoordeling 9.1
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 393 woorden
  • 5 november 2013
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 9.1
5 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Begrippenlijst Thema 1

Rechtsstaat: Stelt de belangrijkste regels vast voor burgers en voor de overheid.

Parlementaire democratie: De bevolking van het land wordt vertegenwoordigd door het parlement.

Pluriforme samenleving: Letterlijk: veelvormige samenleving. Betekend dat er mensen wonen met heel verschillende leefwijzen, verschillende waarden etc.

Verzorgingsstaat: De overheid zorgt voor haar burgers door bijvoorbeeld goede zorg, uitkeringen etc.

Maatschappelijk probleem: Gevolgen voor grote groepen, de overheid zich ermee moet bemoeien en als het te maken heeft me tegenstellingen.

Politiek probleem: Als gekozen politici de taak hebben om oplossingen te bedenken.

Waarde: Is een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden.

Norm: Regel over gedrag. Uit een waarde volgen normen.

Sociale verplichting: Een regel die wordt opgelegd door je omgeving.

Fatsoensnorm: Ongeschreven regels. Bijvoorbeeld hard boeren aan tafel.

Belang: Het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft.

Macht: Je kunt bepalen hoe een ander zich moet gedragen of hoe hij moet denken.

Gezag: Formele macht, is vastgelegd in regels en wetten.

Invloed: Informele macht. Is niet vastgelegd in regels en wetten.

Machtsmiddel: Een middel waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden.

Sociale cohesie: De samenhang tussen mensen in een gemeenschap of samenleving.

Analysevragen: Helpen je bij de analyse van een maatschappelijk probleem.

Bron: Informatie, tekst waaruit je informatie kan halen.

CBS: Centraal Bureau voor Statistiek.

Subjectief: Zijn feiten, ze zeggen iets over de werkelijkheid.

Objectief: Zijn meningen, ze laten alleen zien hoe iemand ergens over denkt.
Hoor en wederhoor: De verschillende betrokkenen zijn gehoord.

Communicatie: Het doorgeven van informatie.
Communicatieruis: De overdracht van informatie verloopt niet goed.
Manipulatie: Feiten worden opzettelijk weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt.

Propaganda: Er wordt bewust eenzijdige informatie gegeven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden.
Indoctrinatie: Er wordt langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige opvattingen en meningen opgedrongen met de bedoeling dat het publiek deze opvattingen kritiekloos accepteert.

Selectieve waarneming: Elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader.

Referentiekader: Alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.

Stereotype: Een vaststaand beeld van een hele groep mensen.

Vooroordeel: Als je over iets of iemand oordeelt zonder dat je die persoon  of die zaak hebt leren kennen.

Discriminatie: Waarbij iemand mensen van een bepaalde groep anders behandelt op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.

REACTIES

C.

C.

de betekenis van objectief en subjectief horen andersom te zijn, subjectief is juist meningen

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.