Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Staatsinrichting

Beoordeling 4.3
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 5e klas havo | 1501 woorden
  • 30 augustus 2006
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 4.3
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

De Staatsvorm Geeft aan hoe de verhouding is tussen het centrale bestuur en het bestuur van de verschillende delen van die staat.
Eenheidsstaat De besturen van de delen van de staat zijn helemaal ondergeschikt aan het centrale bestuur.
Bondsstaat De besturen van de delen hebben een grote mate zelfstandigheid, dus het recht om een aantal (eigen) zaken zelf te regelen. De delen, bij ons de provincies en gemeenten, moeten dan de voorschiften van het centrale bestuur, dat in Den Haag zetelt, opvolgen.
Statenbond De macht van het centrale bestuur is klein. Bijvoorbeeld dat het centrale bestuur alleen iets kan doen wanneer de besturen van de delen daarmee instemmen.

Staten-Generaal Duidelijke uitleg? Miss in aantekening?
Monarchie Als het staatshoofd een erfelijke vorst (koning of keizer) is.
Republiek Als het staatshoofd is gekozen. (Meestal genaamd als president.)
Democratie Je kunt niet zomaar zeggen of er democratisch geregeerd word, daarvoor moet je gaan kijken hoeveel macht de koning daadwerkelijk heeft.
Monarch Komt uit het Grieks, betekent letterlijk: alleenheerser.
Droit Divin Men dacht dat de vorsten hun macht van God hadden gekregen en dat zij daarom onvoorwaardelijk gehoorzaamd moesten worden.
Volkssoevereiniteit Het hoogste staatsgezag (de soevereiniteit) berust niet bij de koning maar bij het volk.
Montesqiue Bedacht de leer van de Trias politica.
Trias Politica Binnen de staat drie machten:
-0 De wetgevende macht, die algemene regels (wetten) opstelt in het belang van alle staatsburgers.
-1 De uitvoerende macht, die tot taak heeft deze regels uit te voeren.
-2 De rechterlijke macht, die beslist wat er moet gebeuren met degenen die de regels overtreden.
Absolute Monarchie Daarin beschikte de vorst over alledrie de machten, waardoor hij ongehinderd en ongestraft, dus willekeurig, alle macht kon uitoefenen.
Grondwet Ook wel constitutie genoemd. Daarin zouden de rechten en plichten van de koning en zijn onderdanen worden ongetekend. Het was de taak van het parlement erop toe te zien dat de vorst inderdaad regeerde in overeenstemming met die grondwet.

Constitutionele monarchie Duidelijke uitleg? Miss in aantekening?
1813 Duidelijke uitleg? Miss in aantekening? De wetgevende macht kwam te berusten bij de regering. De uitvoerende macht kwam in handen van de regering, de Koning kon dus niet zomaar in zijn eentje regeren.
Regering Zowel de Kroon genoemd. Dat zijn de koning en de ministers.
Ministeriële verantwoordelijkheid De ministers waren voor het hele regeringsbeleid verantwoording verschuldigd aan de Staten-Generaal. Via dit systeem controleert het parlement dus de ministers (en de koning, voor wie de ministers immers verantwoordelijk zijn). In de praktijk betekent dat, dat bij een conflict tussen ministers en het parlement het parlement altijd het laatste woord hebben.
Het Parlementaire stelsel De ministers kunnen niet tegen de wil van het parlement regeren.
Parlementaire Democratie Duidelijke uitleg? Miss in aantekening?
Van Hogendorp Voorzitter van een commissie, die ontwierp een voorstel voor een grondwet.
Eind maart 1841 Willem legde het ontwerp ter goedkeuring voor aan een vergadering van 600 vooraanstaande Nederlanders. Nederland werd zo een constitutionele monarchie, met Willem 1 (1813-1840) als eerste koning.
De grodnwet Verleende grote macht aan de koning, en zag er zo uit:
-3 Hij benoemde en ontsloeg mensen naar eigen inzicht
-4 Hij benoemde de leden van de Eerste Kamer voor het leven uit de aanzienlijkste inwoners van het koninkrijk.
-5 Hij bezat uitgebreide rechten om te regeren op eigen gezag (dus zonder vooraf toestemming te hoeven vragen aan de volksvertegenwoordiging) door het uitvaardigen van Koninklijke Besluiten (KB).

‘Bolwerk voor de Troon’ Omdat de koning over de samenstelling van de Eerste kamer besliste, was deze in geen enkel opzicht een volksvertegenwoordiging, meer een adellijk ‘bolwerk voor de Troon’, in de praktijk vooral gericht tegen de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer Die verdiende ook nauwelijks de naam van volksvertegenwoordiging. In de eerste plaats gadden alleen leden van de ridderschap (adel) en aanzienlijken uit de steden en van het platteland kiesrecht. In de tweede plaats werden de leden van de Tweede Kamer niet rechtstreeks gekozen, maar via getrapte verkiezingen.
Getrapte verkiezing De kiezers kozen de afgevaardigden voor de Provinciale Staten (de besturen in de provincies). De leden van de Provinciale staten kozen dan op hun beurt de leden van de Tweede Kamer. Nemen we daarbij in overweging dat de Tweede Kamer nauwelijk invloed had op het bestuur, dan kunnen we met Willem 1 zeggen: “Wij hebben geen representatieve regering….Gij spreekt over de verantwoordelijkheid der ministers. Ik wil er niet van weten. In het stelsel van mijn regering past die niet. Denk aan de laarsre paragraaf van artikel 73 der Grondwet: de Koning beslist alleen; ik alleen stel dus voor…’. En zo gebeurde het ook, totdat de grondwet in 1848 op dit punt gewijzigd werd.
Willem 2 (1840-1849)
Grondwetsherziening 1840 -6 Het Contraseign: Koninklijke Besluiten hadden alleen maar rechtskracht indien ze mee ondertekend waren door de bij deze besluiten betrokken minister(s).
-7 De strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid: Ministers die in hun functie van minister de grondwet of wetten overtraden, konden strafrechtelijk worden vervolgd, door de Hoge Raad, het hoogste gerechtshof in het land.
Thorbecke De liberalen, onder aanvoering van de Leidse Hoogleraar in het staatsrecht Thorbecke, ging dat nog niet ver genoeg. Zij drongen aan op een drastische wijziging van de grondwet, waardoor een definitief einde gemaakt zou worden aan de macht van de koning. Willem 2 wilde daar eerst niets van horen, totdat er in 1848 overal in EU liberale revoluties uitbraken, eerst in Frankrijk, en daarna in Duitsland, Italië en Oostenrijk. Onder druk hiervan ging hij, vrij plotseling, overstag. Hij benoemde een commissie voor de herziening van de grondwet onder voorzitterschap van Thorbecke,. Die deed al na vier weken een voorstel tot grondwetsherziening, dat de koning daarna voorlegde aan de Staten-Generaal. Die ging vervolgens akkoord met het voorstel.
Grondwetsherziening 1848 1. De koning verloor het recht om leden van de Eerste Kamer te benoemen. Dat recht ging nu naar de Provinciale Staten, die voortaan de leden mochten aanwijzen uit de aanzienlijkste en rijkste burgers van de provincie.
2. De leden van de Tweede Kamer werden voortaan rechtstreeks gekozen door de hoogst aangeslagene in de belasting. (Cencuskiesrecht)
3. De Eerste en Tweede Kamer kregen allebei het recht van interpellatie: het recht om vragen te stellen aan de ministers over het door hen gevoerde beleid. De tweede Kamer kreeg daarnaast nog het recht van amendement: het recht om wijzigingen aan te brengen in wetsvoorstellen, en het recht van parlementaire enquête: het recht om buiten de ministers bepaalde zaken te onderzoeken.
4. De Koning behield het recht van ontbinding van zowel de Eerste als de Tweede Kamer. Wel had hij de verplichting om onmiddellijk na een Kamerontbinding verkiezingen uit te schrijven. Zo kon hij bij een conflict tussen de regering en de Tweede Kamer de kiezers vragen om een uitspraak te doen.

5. De belangrijkste wijziging was wel de invoering van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Dat raakte rechtstreeks de macht van de Koning. In de grondwet stond nu: ‘De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk’.
Motie van afkeuring Als het parlement niet overtuigd is van de doelmatigheid, dwz de mate waarin het beleid (naar het oordeel van get parlement) het algemeen belang dient, kan het doormiddel van een motie van afkeuring het vertrouwen in de minister(s) opzeggen. En omdat de minister verantwoordelijk was voor het hele doen en laten van de koning, was nu aan de koningsmacht definitief en voorgoed een einde gekomen.
Electoraat De kiezers.
Willem 3 1849-1890
Budgetrecht Het recht om een begroting goed dan wel af te keuren
Koninklijke kabinetten Kabinetten die uitsluitend steunden op de koning
1917 In de grondwetsherziening onder het ministerie van Cort van der Linden: Algemeen actief kiesrecht ( recht om te mogen kiezen) en passief kiesrecht (recht om gekozen te mogen worden), voor mannen. Vrouwen kregen alleen nog maar passief kiesrecht. Actief kiesrecht gold vanaf 25 jaar en passief kiesrecht vanaf 30 jaar.
1919 Algemeen actief kiesrecht ook voor vrouwen.
Districtenstelsel Afgeschaft en vervangen door het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Dat was bedoeld om de verkiezingen voortaan democratischer te maken.
Dynastie Het vorstenhuis
Abdicatie Troonsopvolging vindt plaats na het overlijden van de koning of nadat deze om welke reden dan ook (bijv. een ernstige ziekte) afstand heeft gedaan van de troon (abdicatie).
Regentschap Duidelijke uitleg? Miss in aantekening?

Verenigde vergadering van de beide Kamers der Staten Generaal Daar wordt de regent of regentes bij de wet aangewezen.
Inhuldiging Dat vind zo spoedig nadat de koning zijn ambt heeft aanvaard, plaats. Dat gebeurt tijdens een speciale, plechtige vergadering van de Staten-Generaal, die voor deze gelegenheid gehouden wordt in Amsterdam (zoals de grondwet dat voorschrijft). Tijdens die plechtigheid zweert de nieuwe vorst trouw aan de grondwet, waarna alle leden van de beide Kamers 1 voor 1 de eed van trouw afleggen.
Koninklijk huis Daartoe behoren degenen die daarvoor door de wet worden aangewezen.
Lees blz. 18 te veel om te typeK Tot aan D vanaf daar gak weer typeJ hahaha
Het Geheim van Noordeinde Dat moet je ook maar even lezen op blz. 18, te wazig om op te kunnen schrijven, staat namelijk niet zoveel over en ja blaatkutkhaatgsJ
Koningscrisis Een koning die partijdig is kan makkelijk een koningscrisis veroorzaken die het voortbestaan van de monarchie in gevaar zou kunnen brengen.
Wilhelmine 1898-1949
Juliana 1948-1980
Beatrix 1980-…

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.