Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Prehistorie, Oudheid en Middeleeuwen

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 505 woorden
  • 1 maart 2015
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
11 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Inspiratie nodig voor je profielwerkstuk?

Ben jij op zoek naar een onderwerp voor je profielwerkstuk, maar weet je niet waar te beginnen? Bij de Universiteit Twente vind je volop inspiratie. Van organen op chips tot fast fashion tot het programmeren van een robot – er is altijd wel een onderwerp dat bij jouw interesses past.

Lees meer!

Begrippen Prehistorie, Oudheid en Middeleeuwen                              periode 4

Agrarisch

Heeft betrekking op de landbouw

Agrarisch-urbane samenleving

Samenleving waarin de meeste mensen nog op het platteland leven, maar waar al wel steden bestaan.

Ambacht

Beroep waarbij met geschoold handwerk een product wordt gemaakt.

Autarkie (zelfvoorzienend)

Een autarkische of zelfvoorzienende gemeenschap produceert zelf alles wat ze nodig heeft, en voert dus geen handel met de buitenwereld.

Burgerschap

Een burger is een inwoner van een stad of staat die de daarbij behorende burgerrechten heeft. In Athene werden vrije, volwassen mannen die in Athene geboren waren tot de burgers gerekend.

Christendom

Monotheïstische godsdienst waarin naastenliefde centraal staat en Jezus Christus als zoon van God wordt erkend.

Cultuur

Oorspronkelijk betekent cultuur het verbouwen van gewassen. Tegenwoordig wordt er ook beschaving mee bedoeld, de totale manier van leven, denken en doen van een groep mensen, zoals hun taal, godsdienst, normen en waarden, maar ook eetgewoonten en omgangsvormen.

Expansie

Uitbreiding. Vanaf de 11e eeuw veroverden de Europeanen nieuwe gebieden, onder meer via de kruistochten.

Feodalisme (leenstelsel)

Bestuurssysteem in West-Europa vanaf de 8e eeuw waarbij hogere edelen grond of ambten in leen gaven aan lagere edelen (vazallen), die in ruil daarvoor hun leenheer trouw beloofden.

Handel

Het kopen en verkopen van producten. De handel was de drijvende kracht achter de opkomst van de stad vanaf het jaar 1000.

Hofstelsel (domeinstelsel, domaniale stelsel)

Economisch systeem en het overheersende landbouwstelsel in de vroege middeleeuwen in West-Europa, waarbij door een heer geregeerde landgoederen (domeinen) vrijwel autarkisch zijn.

Horigheid

Toestand waarbij boeren hun land niet mogen verlaten. Het land is gedeeltelijk van hun heer, en ze hebben grond van hem in erfpacht.

Imperium

Een groot rijk, bijvoorbeeld het Imperium Romanum. Het veroveren van een groot rijk wordt imperialisme genoemd.

Islam

Monotheïstische godsdienst die in de 7e eeuw in Arabië werd gesticht door Mohammed. Islam betekent letterlijk onderwerping aan God.

Jodendom

Monotheïstische godsdienst van de joden.

Klassiek

Wat tot de Griekse of Romeinse oudheid behoort.

Kruistochten

Gewapende tochten van christelijke ridders die ‘het heilige land’ (het huidige Israël/Palestina) en vooral Jeruzalem wilden veroveren op de islam. Tussen 1096 en 1270 waren er acht kruistochten.

Landbouwsamenleving

Samenleving waarin de landbouw het overheersende middel van bestaan is en waarin steden met handel en ambachten vrijwel niet voorkomen.

Monotheïsme

Godsdienst met één god, zoals Jodendom, christendom en islam.

Politiek

Alles wat te maken heeft met het bestuur van de staat.

Samenleving van jager-verzamelaars

Samenleving van nomaden die leven van wat ze vinden in de natuur. Ze jagen, vissen en verzamelen voedsel. Jager-verzamelaars leefden in kleine eenheden van enkele tientallen mensen samen.

Stadstaat

Staat die bestaat uit een stad en de omliggende gebieden.

Wetenschap

Wat mensen weten en wat door geleerden (wetenschappers) wordt onderzocht. Op een wetenschappelijke manier de wereld om je heen bestuderen. Verschijnselen op logische manier proberen te verklaren.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.