Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Met de loep op Lancashire

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 5e klas havo | 2497 woorden
  • 2 februari 2004
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
13 keer beoordeeld

A
Anti-Corn-Law League = In 1838 in Manchester opgerichte pressiegroep die af wil van de Corn Laws. Industriële ondernemers uit Manchester vormen de kern van de beweging, maar er is ook steun van de stedelijke burgerij en de arbeidersklasse. Nadat de invoertarieven onder invloed van de Anti-Corn-Law League in 1842 al zijn verlaagd, worden de graanwetten in 1846 uiteindelijk geheel ingetrokken. Dat besluit maakt de weg vrij voor internationale vrijhandel en symboliseert de toegenomen macht van de industriële ondernemers (lords of the loom) ten koste van de landadel (lords of the soil). arbeidersklasse =De bevolkingsgroep die moet leven van door een werkgever betaalde handarbeid. De arbeidersklasse (door socialisten ook wel het proletariaat genoemd) werkt in dienst van de bezittende klasse (de bourgeoisie), die de productiemiddelen (fabrieken, machines en dergelijke) bezit en loon betaalt. Door de industriële revolutie groeit de arbeidersklasse enorm; in Manchester vormt zij omstreeks 1850 tweederde van de bevolking. arbeidsdeling =Het opsplitsen van het werk aan één product in deelhandelingen die elk worden uitgevoerd door één arbeider of groep van arbeiders. Arbeidsdeling is kenmerkend voor fabrieksarbeid, waar de arbeider in de eerste helft van de negentiende eeuw steeds meer een radertje wordt in een groter geheel. Het staat tegenover ambachtelijke arbeid, waarbij één arbeider verantwoordelijk is voor het totale product. B
burgerlijk ideaal =Het ideale leven zoals de middenklasse (de burgerij) zich dat voorstelt. In het negentiende-eeuwse Engeland komt het burgerlijk ideaal sterk tot ontplooiing. De nadruk ligt daarbij op de individuele burger die door hard werken, zuinigheid en zelfvertrouwen een zelfstandig bestaan opbouwt. Het gaat daarbij om mannen. In het burgerlijk ideaal doen vrouwen geen betaald werk; zij organiseren het huishouden en de opvoeding van de kinderen, en bieden hun echtgenoot een veilige thuishaven. C

Calico Act =Wet uit 1721 die de import van katoen uit het Oosten en het dragen van katoenen kleding verbiedt. De Calico Act beschermt de gevestigde Engelse textielnijverheid. Maar hij pakt ook gunstig uit voor de katoenproductie in Lancashire, omdat bombazijn, een stof die wordt gemaakt uit katoen en linnen, niet verboden wordt en Lancashire nu niet te meer te lijden heeft onder de concurrentie met de superieure 'katoentjes' uit India. In 1874 wordt de Calico Act ingetrokken. Chartisten-beweging =Beweging van arbeiders en leden van de lagere middenklasse die invoering van het algemeen mannenkiesrecht en andere politieke hervormingen eisen. De beweging, opgericht in 1838, komt voort uit teleurstelling over de Reform Bill en uit frustratie over de economische en sociale malaise tijdens de diepste economische crisis tot dan toe. De arbeiders verwachten dat kiesrecht als vanzelf tot materiële en sociale verbeteringen zal leiden. De beweging probeert het Lagerhuis met petities tot uitbreiding van het kiesrecht te bewegen. Wanneer dat niet lukt, raakt de beweging in een crisis. Na 1848 ebt het Chartisme weg. De Chartisten bereiken zelf dus niets, maar in de volgende driekwart eeuw zullen al hun wensen alsnog verwezenlijkt worden. cholera O =Uiterst besmettelijke, uit Azië afkomstige ziekte, die in 1831 voor het eerst in Engeland opduikt. Bij grote epidemieën in 1832 en 1844 vallen in de steden duizenden dodelijke slachtoffers, ook in de 'betere' wijken. Al snel ontstaat het vermoeden dat de ziekte te maken heeft met de slechte kwaliteit van het drinkwater en het gebrek aan hygiëne in het algemeen. Daardoor is cholera een krachtige stimulans om de woonwijken en sanitaire voorzieningen in de steden te verbeteren. Combination Act =Wet uit 1799 (eigenlijk: een reeks wetten) die de samenscholing verbiedt van arbeiders die zo hun werkgever onder druk willen zetten. De wet ontneemt vakbonden feitelijk hun bestaansrecht en was dan ook zeer omstreden. Toen de wet in 1824 werd ingetrokken, braken direct tal van stakingen uit. Het jaar daarop werd de speelruimte van vakbonden stevig ingeperkt in een nieuwe Combination Act. Corn Laws =Hoge invoerrechten op buitenlands graan, ingesteld aan het eind van de Franse oorlogen in 1815. In de oorlogsjaren hebben de boeren en grootgrondbezitters hoge winsten gemaakt doordat er geen Europees graan kan worden ingevoerd; de Corn Laws moeten die winsten in vredestijd op peil houden. Gehaat bij de stedelijke bevolking, omdat ze het brood onnodig duur maken. Ook de industriële ondernemers zijn er fel tegen. De wetten staan de voor hen gunstige internationale vrijhandel in de weg. Bovendien dwingen de wetten hen hogere lonen uit te betalen - de arbeiders moeten immers meer verdienen om het dure brood te betalen. cotton gin Machine (gin komt van engine) die de bruikbare vezels van de katoenplant scheidt van de niet-bruikbare, kleverige zaadjes. Deze uitvinding van de Amerikaan Eli Whitney uit 1793 is een enorme impuls voor de katoenindustrie; met de machine kan per dag 50 maal zoveel katoen worden gewonnen als met de hand. E
enclosures =Omheiningen. In het middeleeuwse Europa waren grote stukken landbouwgrond en woeste gronden voor gemeenschappelijk gebruik. Vanaf ongeveer 1500 wordt in Engeland steeds meer grond omheind door grotere boeren en grootgrondbezitters en hun pachters. Hierdoor wordt de landbouw efficiënter en neemt de productie toe. De enclosures gaan ten koste van de kleine keuterboertjes, die naar andere middelen van bestaan moeten uitzien. In Lancashire vinden zij alternatieve inkomsten in de huisnijverheid. F
fabriek =Gebouw waar uit grondstoffen producten worden gemaakt. Daarbij wordt gebruik gemaakt van arbeidsdeling en van machines. In Lancashire vervangen fabrieken vanaf het eind van de achttiende eeuw de huisnijverheid. Ook op andere plaatsen gaat in de industriële revolutie huisnijverheid aan fabrieksarbeid vooraf. Factory Acts =Wetten uit de periode 1830-1890 die tot betere en veiliger werkomstandigheden en kortere werktijden moeten leiden. De eerste Fabriekswet, uit 1833, stelt grenzen aan de werktijden van vrouwen en jongeren - maar geldt alleen in de textielindustrie. H
huisnijverheid =Het thuis maken van goederen bestemd voor de verkoop. In Lancashire neemt in de achttiende eeuw de huisnijverheid een hoge vlucht. Duizenden boerengezinnen produceren textiel via het putting-out-systeem, waarbij ze de grondstoffen krijgen van ondernemers, aan wie ze ook het eindproduct leveren. In de huisindustrie werkt vaak het hele gezin mee. Vader weeft, moeder spint en de kinderen helpen mee, onder meer bij het kaarden. hungry forties =Periode van extreme honger en armoede in de vroege 1840's, veroorzaakt door opeenvolgende misoogsten. De honger trof niet alleen Engeland, maar ook tal van andere Europese landen; geen enkel land zo zwaar echter als Ierland, waar honderdduizenden de hongerdood stierven en een massale emigratie op gang kwam, vooral naar de Verenigde Staten en de Engelse industriegebieden. I
industriële revolutie =De totale keten aan vernieuwingen waarbij de agrarische samenleving plaatsmaakt voor een industriële samenleving en waarbij handarbeid wordt vervangen door machines. Engeland is in de jaren 1750-1850 het eerste land dat een industriële revolutie doormaakt. Uiteraard verloopt geen enkele industriële revolutie hetzelfde. K
katoenbeurs =In 1804 gesticht handelscentrum waar katoenfabrikanten en katoenhandelaren de prijzen vaststellen en contracten tekenen. Al snel zijn alle belangrijke katoenondernemers bij deze beurs aangesloten; na vijf jaar telt ze 1500 leden. De beurs is gevestigd in een majestueus gebouw in het centrum van Manchester. koopman-fabrikant =Ondernemer die zowel handelaar als producent is. Koopman-fabrikanten beheersen in de jaren 1790-1815 een belangrijk deel van de katoennijverheid in Lancashire. Zij importeren de ruwe katoen, produceren de stoffen in hun fabrieken en brengen hun producten zelf op de markt. Om de onzekere markten te beheersen bouwen ze pakhuizen, waar ze grote voorraden kunnen aanhouden. Nadat een groot aantal belangrijke koopman-fabrikanten failliet gaat, zijn katoenhandelaren en katoenproducten na 1815 meestal niet meer in een persoon verenigd. L
Luddieten =Engelse protestbeweging die zich richt op het vernielen van machines; vermoedelijk was zij ook uit op het omverwerpen van de gevestigde orde. De Luddieten zorgen in de jaren 1811-1812 voor grote onrust. Ze worden met massale inzet van het leger verslagen. In 1812 gebruikt Engeland meer soldaten voor de strijd tegen de Luddieten dan voor de oorlog tegen Frankrijk. M
Manchester school =Verzamelnaam voor economen en andere wetenschappers die stellen dat vrijhandel en een minimum aan overheidsbemoeienis (laissez-faire) op den duur tot welvaart voor allen zouden leiden. Van een uitgewerkte economische theorie is geen sprake; eerder van een mengelmoes van economische 'wetten' en ideologische veronderstellingen. De strijd voor vrijhandel wortelt mede in de Anti-Corn-Law League. markteconomie =Economie waarin de productie voornamelijk is bestemd voor verkoop op de markt en waarin de productiemiddelen in privé-bezit zijn. De markteconomie staat tegenover de zelfvoorzienende economie, waarin voornamelijk wordt geproduceerd voor eigen gebruik, en tegenover de staatseconomie, waarin geproduceerd wordt voor de staat en de productiemiddelen in handen van die staat zijn. Tijdens de industriële revolutie* wordt Engeland het eerste land met een markteconomie. middenklasse =De groepen in de samenleving die onder de aristocratie (de adel), maar boven de arbeidersklasse* staan. Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen de oude en nieuwe middenklasse. De oude middenklasse (ook wel middenstand genoemd) bestaat al in de agrarische maatschappij en omvat groepen als ambachtslieden, winkeliers en handelaren. De nieuwe middenklasse komt op met de industriële revolutie. Zij bestaat uit de 'witte boorden' in het bedrijfsleven en bij de overheid: kantoorklerken, ingenieurs, inspecteurs, onderwijzers, artsen en dergelijke. Deze nieuwe middenklasse wordt steeds omvangrijker. De verschillende groepen binnen de middenklasse raken in de negentiende eeuw verbonden door een burgerlijk ideaal* en een burgerlijke cultuur. mill =Gebouw waar uit grondstoffen producten worden gemaakt. Kan vertaald worden als 'fabriek'*, maar mill wordt ook gebruikt voor pre-ïndustriële (kleine) productiegebouwen, zoals molens - denk aan de schepraderen van watermolens die de eerste fabriekjes van mechanische kracht voorzagen. mule =Combinatie van de spinning jenny en het waterframe, bedacht door Samuel Crompton in 1779. Het katoendraad dat ermee wordt gesponnen is zowel fijn als sterk, wat de productie van meer verfijnde katoenen stoffen mogelijk maakt. P
Peterloo massacre =Bloedbad onder demonstranten voor kiesrecht en andere hervormingen op en rond het plein voor de St. Peter's kerk in Manchester op 16 augustus 1819. Wanneer de demonstrerende menigte uitgroeit tot vele tienduizenden, besluit het nerveuze stadsbestuur een aantal protestleiders te laten oppakken. Het mondt uit in een slagveld, met elf doden en vierhonderd gewonden. Putting-out-system =Productiesysteem waarbij de ondernemers de productie laten verrichten door thuiswerkers. Ze leveren, al dan niet via tussenpersonen, de grondstoffen af bij de producenten thuis, en laten later het eindproduct ophalen. Met dit systeem komt in Lancashire in de achttiende eeuw de katoennijverheid op gang. Door de opkomst van de fabrieken begint het putting-out-systeem vanaf het eind van de achttiende eeuw te verdwijnen. R

Reform Bill =De kiesrechthervorming van 1832, die tot stand komt na massale demonstraties voor verandering van het kiesrecht. De Reform Bill handhaaft het uit de Middeleeuwen stammende districtenstelsel, waarbij elk district een of twee vertegenwoordigers in het Lagerhuis kiest, maar verandert de indeling van de kiesdistricten. Nauwelijks bevolkte plattelandsgebieden waar de landadel het voor het zeggen heeft, verliezen zetels ten gunste van stedelijke industriegebieden die tot dan toe niet vertegenwoordigd zijn. Het kiesrecht wordt beperkt tot degenen die een bepaald bedrag aan belasting betalen. De arbeidersklasse en de lagere middenklasse blijven dus van kiesrecht uitgesloten; de politieke macht verschuift ten gunste van de industriële ondernemers en de stedelijke middenklasse. revolutie =Algehele, meestal snelle en ingrijpende verandering ('omwenteling') met gevolgen voor de hele samenleving. Het oervoorbeeld van een politieke revolutie is de Franse Revolutie (1789-1794). Hierbij werd de monarchie, die steunde op de adel en de kerk, vervangen door een regering die zich beriep op het volk. In de jaren 1789-1848 werden politieke hervormingsbewegingen in Engeland door het Franse voorbeeld geïnspireerd. Later was de Franse Revolutie ook het voorbeeld voor de marxistische socialisten. Volgens Marx was met de Franse Revolutie de macht overgegaan van de adel op de burgerij. De socialistische revolutie zou de macht in handen brengen van de arbeidersklasse. Naar analogie van de Franse Revolutie is men ook gaan spreken van een industriële revolutie. S
schietspoel =Spoel(en) met weefdraad die, door deze steeds heen (scheer) en terug (inslag) te 'schieten' (slaan), de snelheid van het weven verdubbelt. Deze uitvinding van John Kay uit 1733 legde de basis voor een reeks van technische verbeteringen aan het weefgetouw en stimuleerde technische verbeteringen rond het spinnen. sloppenwijken Woonwijken die uit krotten bestaan. In de snel groeiende Britse industriesteden ontstaan in de eerste helft van de negentiende eeuw omvangrijke sloppenwijken, waar grote gezinnen samenhokken in slechte, ongezonde en veel te kleine woningen. De beruchtste sloppenwijken van Lancashire staan in Manchester en Liverpool, maar in de 1830's krijgen ook kleinere steden als Bolton, Blackburn en Oldham sloppenwijken. sociale roman =Genre uit de literatuur waarin klassentegenstellingen, armoede en andere sociale problemen centraal staan. De sociale roman beleeft zijn hoogtepunt in de 1830's en 1840's, met als bekendste schrijvers Dickens, Disraëli en Gaskell. Het genre wordt ook in andere Europese landen bedreven, zij het in uiteenlopende perioden. Working class poetry is bovendien nooit helemaal verdwenen. spinning jenny Spinmachine die, in oorspronkelijke vorm, zestien draden tegelijk kon geleiden. Uitvinding van James Hargreaves uit 1767, die het apparaat naar zijn dochter vernoemde. Verbeterde versies van deze machine konden al snel een veelvoud aan draden spinnen. stoommachines =Door stoomdruk aangedreven machines. De eerste stoommachines dateren al uit het eind van de zeventiende eeuw. Tot de 1780's worden stoommachines alleen toegepast in de mijnen. Deze Newcomen-pompen pompen het water weg. De machines laten echter veel energie verloren gaan en produceren alleen een op- en neergaande beweging. In de jaren 1782-1784 ontwikkelt James Watt een machine die veel efficiënter werkt en een roterende beweging teweeg kan brengen - dus (tand)wielen kan laten draaien. De stoommachine van Watt kan ook toegepast worden in onder meer brouwerijen, papierfabrieken en katoenfabrieken. Vanaf 1825 wordt de stoommachine gebruikt om locomotieven aan te drijven. Tot in de twintigste eeuw vormen stoommachines naar het principe van Watt de motor van de industrie. T
Ten Hours Act =Wet uit 1847 die bepaalde dat vrouwen en jongeren maximaal tien uur achtereen mochten werken. In praktijk ging dit al snel ook voor volwassen mannen gelden. De Ten Hours Act is een van de Factory Acts die vanaf 1833 werden opgesteld. theorie van Malthus =Theorie van de econoom Robert Malthus (1766-1834) over het verband tussen economische groei en bevolkingsgroei. Volgens Malthus verloopt de groei van de bevolking sneller dan de toename van de bestaansmiddelen. In tijden van voorspoed groeit de bevolking zo hard, dat er meer mensen zijn dan er gevoed kunnen worden. Dit leidt tot verarming en uiteindelijk tot oorlogen, hongersnoden en epidemieën. Zulke crisissen, hoe gruwelijk ook, herstellen uiteindelijk het evenwicht tussen de bevolking en haar bestaansmiddelen, zo stelt Malthus. U
uitsluiting =Maatregel van samenwerkende werkgevers om stakingen te breken. De werkgevers ontslaan de stakers en spreken af dat ze het ontslagen personeel niet van elkaar overnemen. In de eerste helft van de negentiende eeuw is deze maatregel zeer effectief. De reserves van stakende arbeiders raken al snel uitgeput, waardoor ze weer aan het werk moeten. urbanisatie Verstedelijking. De snelle verstedelijking is een gevolg van de industriële revolutie. Nadat eerst industrie is ontstaan op het platteland, zorgen de fabrieken vanaf het eind van de achttiende eeuw voor een massale trek naar de steden en voor de groei van plattelandsplaatsjes tot industriesteden. W
waterframe =Uitvinding van Richard Arkwright uit 1769 die het spinnen op waterkracht mogelijk maakt. Het waterframe levert ook een sterkere, dus betere draad op.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.