Hoofdstuk 3

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 403 woorden
  • 5 januari 2013
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
52 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 3: de tijd van monniken en ridders

Adel: groep mensen met bepaalde voorrechten; bijvoorbeeld de adelen hadden een erfelijke titel, bezaten veel grond en woonden in kastelen waaruit ze een gebied bestuurden; samen vormden ze de tweede stad.

Autarkie: economische onafhankelijkheid, oftewel waar mensen al hun spullen en levensmiddelen zelf maakten.

Domein: een gebied waar de heer de baas was bij zijn hoeve, de horigen woonden en het land was er ook.

Frankische rijk: het rijk van het Germaanse volk van de Franken. (belangrijk van 6de t/m 9de eeuw)

Geestelijke: iemand die in zijn leven het Christelijke geloof het belangrijkst vind (zoals Paus, bisschop, monnik, non, priester) zij vormden de eerste stand.

Herendiensten: klussen die de horigen voor de heer moesten doen.

Hofstelsel:  een economisch systeem, waarbij de heer de horigen beschermde in ruil voor een deel van de oogst en

herendiensten.

Horige: een boer die werkte bij de heer, deel uitmaakte van het Hofstelsel en het domein niet mocht verlaten zonder toesteming.

Islam: geloof in Allah, volgens de leer van Mohammed.

Klooster: een gebouw waar monniken of nonnen gescheiden zijn van de buiten wereld om hun leven aan de Christelijke godsdienst te wijden.

Koran: de bijbel van de Islam, waarin alle regels en voorschriften in staan.

Leenheer: iemand die grote stukken land inruilde voor hun trouw en steun.

Leenman (vazal): hielp de heer bij het bestuur, rechtspraak, oorlogvoering en kreeg als beloning een stuk land.

Leenstelsel: economisch systeem, waarbij een heer stukken land aan leenmannen leende voor trouw en steun.

Middeleeuwen: de periode van 500 tot 1500 na christus.

Moskee: het gebedshuis van het Islamitische geloof: de Islam.

Moslim: een aanhanger van de Islam, volgeling van Mohammed.

Oost-Romeinse Rijk: deel van het Romeinse Rijk dat vanaf de 4de eeuw na christus werd bestuurd vanuit Constantinopel; het bleef bestaan tot 1453

Paus: de hoogste geestelijke van het christelijke geloof, hij werd gezien als de opvolger van christus, hij woont in het verticaan in Rome.

Ridder: goed beschermde en bewapende ruiter.

Stand: groep mensen die zijn eigen taak hadden (geestelijken, adel, boeren), wat je werd bepaalde je geboorte datum.

Vazal: een ander woord voor leenman.

Volksverhuizing: (4de en 5de eeuw na christus) gingen er Germaanse volken vanuit noord en oost Europa naar het zuiden en westen.

West-Romeinse Rijk: deel van het Romeinse Rijk dat vanaf de 4de eeuw werd bestuurd vanuit Italië, tot 476.

 
   


 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.