Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H4 Morgen gezond weer op?

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 971 woorden
  • 12 november 2001
  • 78 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
78 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Begrippen H4 Geschiedenis
Morgen gezond weer op? Anarchisme= Politieke stroming die iedere vorm van regeringsdwang of staatsgezag afwijst en streeft naar onbeperkte zelfstandigheid van individuen. Confessioneel= Afgeleid van confessie: ‘betekenis’ of ‘geloofsbelijdenis’. Confessioneel is handelen volgens een aantal opvattingen over God en godsdienst (geloofsbelijdenissen). Confessionele partijen zijn partijen die christelijke overtuigingen als uitgangspunt voor hun politieke beleid willen nemen en de samenleving naar Gods wetten willen inrichten. Conservatisme= Letterlijk: ‘behoudzucht’. Maatschappelijke en politieke stroming die bestaande toestanden wil handhaven. In Nederland vooral actief in de eerste helft van de 19de eeuw als beweging gericht tegen de idealen van de Franse revolutie. Het conservatisme zag niets in een sturende rol van de overheid in de sociale verhoudingen.
‘Doorbraak’= Poging van politici om de traditionele scheiding tussen confessionelen en
niet-confessionelen in Nederland kort na de Tweede Wereldoorlog te doorbreken. Doel was om één grote politieke beweging op te richten. De Partij van de Arbeid moest fungeren als doorbraakpartij, maar mislukte in die opzet. Confessionelen bleven trouw aan hun eigen politieke stromingen. Evenredige vertegenwoordiging= Grondslag voor de verkiezing van de leden van het parlement (volksvertegenwoordiging) in Nederland. Het wil zeggen dat politieke partijen zetels in het parlement krijgen evenredig naar het aantal stemmen dat ze in het land behaald hebben. Het totaal aantal uitgebrachte stemmen wordt gedeeld door het aantal te verdelen zetels. Het getal dat je dan krijgt heet de kiesdeler. Evenredige vertegenwoordiging betekent dus dat een partij net zoveel zetels krijgt als het aantal keren dat zij de kiesdeler heeft gehaald. Intergouvernementeel= Letterlijk: tussen verschillende, onafhankelijke, regeringen. Intergouvernementele organisaties zijn internationale organisaties waarbij de aangesloten staten hun volledige onafhankelijkheid (soevereiniteit) behouden. Kiesrecht= Het recht om deel te nemen aan verkiezingen voor de vertegenwoordigende organen. We onderscheiden actief kiesrecht (het recht om een stem uit te brengen) en
passief kiesrecht (het recht om gekozen te worden). De Grondwetswijziging van 1917 voerde in Nederland het algemeen kiesrecht voor mannen in. In 1919 kregen ook vrouwen het kiesrecht. De kiesrechtstrijd vormde een onderdeel van de sociale kwestie. Liberalisme= Het geheel van ideeën over mens en maatschappij waarbij vrijheid en individuele ontplooiing centraal staan. Op politiek gebied streeft het liberalisme naar een op een grondwet gebaseerde parlementaire regeringsvorm. Op economisch gebied naar vrijhandel en particulier winststreven. De bemoeienis van de overheid met de samenleving moet tot het minimum beperkt worden. In staatkundig opzicht willen zij de staatsregeling vastleggen in een grondwet, waarin ook de grondrechten van de burgers moeten worden gegarandeerd.
‘Maakbare samenleving’= Opvatting in progressieve kringen in Nederland dat de overheid in staat is om alle maatschappelijk problemen doeltreffend op te lossen. Dit idee was vooral populair in de jaren zeventig van de 20ste eeuw. Nachtwakersstaat= Staat waarin de overheid zich beperkt tot de zorg voor de binnen- en buitenlandse veiligheid, de rechtspraak, het onderwijs en het verzorgingen van een infrastructuur. In een nachtwakerstaat horen sociale zorg en economische sturing niet tot het takenpakket van de overheid. Polarisatie= Het duidelijk tegenover elkaar stellen van standpunten in politiek of samenleving. Doel van dit standpunt is om de burgers een duidelijke keuze te bieden. De invloed van het individu op het besluitvormingsproces zou hierdoor kunnen worden vergroot. Tegenovergestelde van pacificatie. Schoolstrijd= Conflict over het lager onderwijs in Nederland in de tweede helft van de 19de eeuw. In deze kwestie draaide het om de vraag of het onderwijs neutraal moest zijn (mening van liberalen) of gebaseerd moet zijn op godsdienstige beginselen (mening van confessionelen). Na 1870 draaide de schoolstrijd vooral om de eis van confessionelen om gelijke financiering van hun christelijke scholen. Sociale kwestie= ‘Strijd’ van arbeiders en confessionelen rond 1900 voor emancipatie en gelijke rechten. De schoolstrijd, de strijd voor sociale voorzieningen en de strijd om algemeen kiesrecht vormden onderdelen van de sociale kwestie.
Sociale zekerheid= Stelsel van wetten en regelingen om burgers te beschermen tegen risico’s van ziekte, werkloosheid, oud worden, kinderen krijgen, enzovoorts. De burger betaalt voor dit stelsel sociale premies. Socialisme= De verzamelnaam voor alle partijen en bewegingen die streven naar een socialistische maatschappij of tenminste naar verbeteringen in de positie van de werknemers. In een socialistische maatschappij dienen sociale klassen verdwenen te zijn; de productiemiddelen zijn gemeenschapsbezit (door de staat geleid) en de opbrengsten worden gelijk verdeeld. Zie ook sociaal-democratie. Soevereiniteit in eigen kring= Centrale opvatting in de leer van de antirevolutionairen. In de samenleving bestaan verschillende ‘kringen’(gezin, kerk, wetenschap, enzovoorts), die ten opzichte van elkaar zelfstandig zijn en slechts aan God verantwoording hoeven af te leggen. De ‘kring’ heeft dus een eigen aan God ontleende ‘soevereiniteit’. De staat is volgens de antirevolutionairen niet veel meer dan een bijzondere ‘kring’. Subsidiariteitsbeginsel= Opvatting (van rooms-katholieken) waarin de overheid slechts mag ingrijpen wanneer natuurlijke gemeenschappen hun taak niet aankunnen of niet naar behoren vervullen. Opvatting lijkt op antirevolutionaire idee van ‘soevereiniteit in eigen kring’. Supranationaal= Supra betekent ‘boven’. Een supranationale instelling gaat boven de belangen van één land en heeft ook hogere bevoegdheden. De bij een supranationale organisatie aangesloten landen geven een deel van hun soevereiniteit prijs. Verantwoordelijke samenleving= Christen-democratische opvatting dat de zorg voor de naaste niet alleen de taak is van de overheid, maar ook van de vrijwillige hulpverlening, door individuen en maatschappelijke organisaties. Alternatief voor de – in de ogen van het CDA – socialistisch geïnspireerde verzorgingsstaat.
Verzorgingsstaat= Maatschappij waarin de overheid met handhaving van de parlementaire democratie veel materiële en niet-materiële voorzieningen heeft getroffen (verzorging ‘van de wieg tot het graf ’). Met name voor die groepen die moeilijk in staat zijn voor zichzelf te zorgen op financieel of ander gebied. Verzuiling= Nederlands verschijnsel waarbij mensen zich op basis van een gemeenschappelijk geloofs- of levensovertuiging organiseren in politieke of maatschappelijke organisaties. Eind negentiende eeuw ontstonden in Nederland een rooms-katholieke, een protestantse, een socialistische en een liberaal- neutrale zuil. De term verzuiling is afgeleid van het beeld van de Nederlandse samenleving als een Griekse tempel waar vier ‘zuilen’(op afstand) naast elkaar staan.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.