Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Internationale handel

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • Klas onbekend | 689 woorden
  • 29 oktober 2002
  • 154 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
154 keer beoordeeld

Appreciatie -> stijging van de wisselkoers als gevolg van veranderingen in vraag een aanbod

Arbeidsproductiviteit -> de gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid.

Betalingsbalans -> geordend overzicht van alle inkomsten en uitgaven van een land met betrekking tot het buitenland in een jaar.

Concurrentiepositie ->

Constante kosten -> de hoge vaste kosten


Deprciatie -> daling van de wisselkoers als gevolg van daling van devraag of stijging van het aanbod.

Diensten -> vervoer en toerisme

EMU -> economische en monetaire Unie. Die landen die nu alleen de euro hebben.

EU -> Europese Unie. Voorbeeld van economische integratie. Binnen de Eu is er vrijhandel.

Export -> de waarde van verhandelde goederen en/of diensten naar het buitenland toe.

Exportoverschot -> een overschot van de waarde van verhandelde goederen en/of diensten naar het buitenland toe.

Exportquote -> waarde export

Nationaal inkomen x 100%

Exportvolume -> de aantallen van verhandelde goederen en/of diensten naar het buitenland toe.

Goud- en deviezenvoorraad-> de voorraad internationale betaalmiddelen van DNB

Handelsoorlog -> protectie als tegenmaatregel tegen het protectionisme van anderen.

Import -> de waarde van verhandelde goederen en/of diensten naar het eigen land.

Importquote -> waarde import


Nationaal inkomen x 100%

Importvolume -> de aantallen van verhandelde goederen en/of diensten naar het eigen land.

Inflatie -> een stijging van het algmeen prijspeil.

Infrastructuur -> bijv. wegen, bruggen, opslagplaatsen enz

Innovatie -> het vernieuwen van producten en productieprocessen.

Internationale arbeidsverdeling -> als verschillende landen zich toeleggen op verschillende producten.

Internationale beleggers -> zij beleggen hun geld met twee doelen: een hoge rente en koerswinst.

Internationale betaalmiddelen -> zie-> Goud- en deviezenvoorraad

Internationale concurrentiepositie ->

Internationale handel -> landen importeren producten die goedkoper in andere landen gemaakt kunnen worden en exporteren producten die zij zelf goedkoop kunnen maken.

Internationale ruil -> zie-> Internationale handel.

Invoer -> import.

Invoerrechten -> er wordt een tarief geheven op importproducten.

Kapitaalexport -> als geld voor buitenlandse beleggingen, leningen, of inversteringen uit het land gaat


Kapitaalimport -> als geld voor buitenlandse beleggingen, leningen, of inversteringen naar het land toe komt.

Kinderarbeid -> het geregeld in loondienst werken van kinderen.

Knowhow ->

Loonkosten per eenheid product ->

Lopende rekening -> hierin worden de waarden van de handel in goederen en diensten van een land weergegeven.

Materieel saldo -> het saldo van de totale betalingsbalans

Monetaire Unie -> zie-. EMU. Om zo’n Unie te beginnen mogen de economieen van de verschillende landen niet te veel van elkaat verschillen.

Multinationale ondernemingen ->bedrijven met productievestigingen in verschillende landen.

Multinationals -> zie-> Multinationale ondernemingen.

Non- tarifair -> bijv. invoercontingentering, het stellen van kwaliteitseisen en uitgebreide duanecontroles.

Onderbesteding -> lage bestedingen en dus lage productie.

Ontwikkelingslanden ->

Open economie -> een land dat relatief veel handelt met het buitenland; er worden veel goederen en diensten ingevoerd en uitgevoerd.

Overbesteding -> de binnenlandse bestedingen zijn hoog, er wordt veel geproduceerd en er zijn veel mensen aan het werk.


Protectionisme -> het beschermen van de eigen economie door invoerbelemmeringen en/of uitvoersubsidies.

Quotering -> er mag per jaar maar slechts een bepaalde hoeveelheid van een product worden ingevoerd

Schaalvoordelen -> als je per eenheid product goedkoper produceert naarmate je meer produceert.

Specialiseren -> zich in het bijzonder toeleggen op een bepaald product.

Stabiele wisselkoers -> een wisselkoers die stabiel is door bijvoorbeeld 1 munt(euro)

Subsidiering -> het leggen van subsidies op producten.

Tarifair -> bijv. invoerrechten. Is een heffing of een susidie op de prijs van het product. Ook subsidies op exportgoederen.

Uitvoer -> zie-> export

Uitvoersaldo -> uitvoer-invoer

Valutamarkt -> het geheel van vraag naar en aanbod van valuta’s op verschillende plaatsen.

Valutaspeculatie -> het beleggen van een valuta met het oog op koerswinst.

Vaste kosten -> zie-> constante kosten

Vrijhandel -> als de internationale handel niet wordt belemmerd

Wisselkoers -> de waarde van een munt, ook wel valuta, uitgedrukt in een andere munt.

REACTIES

J.

J.

Ik vind je werkstuk heel goed en informatief maar,zou jij mij kunnen helpen met mijn werkstuk. Ook over int.handel er moeten een aantal punten in komen waarover ik niet simpelweg info over kan vinden. Heb je der zin in laat me het even weten.
Groetjes jopie ter Wal

21 jaar geleden

M.

M.


Hoi Jasper

bedankt voor je geweldige woordenlijst van eco, scheelt mij een hoop werk en is erg duidelijk
bedankt

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.