Hoofdstuk 8
Primaire kleuren:
Zijn de drie basis kleuren
Rood, blauw en geel, die in het midden
van de kleurencirkel zitten.
Secundaire kleuren:
Zijn de kleuren die ontstaan uit de
Primaire kleuren. Bijv. blauw + rood = paars.
Deze kleuren bevinden zich buiten de drie basiskleuren
In de kleurencirkel. Als deze kleuren zonder
Toevoeging zijn van zwart of wit zijn de kleuren zuiver.
Koud-warmcontrast:
Kleuren kunnen verschillende invloeden
hebben. Blauw zorgt meestal voor de koudere tinten en
oranje voor de warmere tinten.
Kleur-tegen-kleurcontrast:
Dat krijg je als pure kleuren zoals
Blauwe en geel tegen elkaar aan liggen.
Meestal zorgt het voor een levendige effect.
Schematisch:
Is als je een tekening maakt waarbij je de
Wolken blauw maakt terwijl ze in het echt
Niet blauw zijn, maar dan snapt toch iedereen dat het wolken zijn.
Complementair contrast:
Dat zijn twee kleuren die tegenover elkaar staan in de
Kleurencirkel, maar toch bij elkaar worden gestopt.
Bijvoorbeeld rood en groen.
Verzadigde kleuren:
Kleuren van de kleurencirkel heten zo, omdat het alleen
Maar bestaat uit zuivere kleuren en waarin wit en zwart
Niet zijn gebruikt.
Onverzadigde kleuren:
dat zijn kleuren die niet uit alleen mekaar uit zuivere
kleuren bestaan, maar waar zwart of wit bij is gedaan
en dan neemt de pure kleurenkracht af.
Verhelderend en verdonkerend:
Verhelderen krijg je meestal door wit bij een kleur
Toe te voegen, en verdonkeren krijg je door zwart
Bij de kleur te mengen.
Tonen:
Als er bij een kleur zwart en wit wordt toegevoegd
Neemt de kleurkracht af; aan spreek je van tonen in
de kleuren
Kleurenfamilie:
bestaat uit 1 kleur, bijv. paars,
die met gebruikmaking van zwart of wit
is veranderd in een ander soort paars.
En dan zijn die twee verschillende soorten paars
Familie van elkaar.
Hoofdstuk 9
Klein en groot:
Manier van ruimte suggestie,
Want de voorwerpen voor aan in het
Schilderij zijn dan groter dan de voorwerpen
Achter in het schilderij.
Overlapping:
Ontstaan als een deel van het voorwerp
achter een ander voorwerp valt.
Ruimtesuggestie:
Is de indruk van diepte op een schilderij of op
Iets anders waardoor het net lijkt alsof het
3D is.
Afsnijding:
als er een voorwerp uit het beeld verdwijnt maar
dat er toch nog een gedeelte van het voorwerp
op staat.
Kader:
Is de grens van een beeldvlak.
Daarbuiten stopt het schilderij of de tekening.
Lijnperpectief:
Wiskundige methode, met behulp van lijnen
die naar de horizon loopt.
Horizon:
De scheidingslijn tussen aarde of water en lucht.
Vluchtpunt:
Alle lijnen die in naar één punt in de horizon
Verdwijnen.
Standpunt:
1. De mening van de maker.
2. In welke positief je op iets kijkt.
Atmosferisch:
Krijg je door kleuren en vormen bij de horizon
te vervagen.
Gedetailleerd en vaag:
Vooraan zijn de dingen met meer detail geschilderd
en hoe verder weg, hoe vager de vormen worden.
Primaire kleuren:
Zijn de drie basis kleuren
Rood, blauw en geel, die in het midden
van de kleurencirkel zitten.
Secundaire kleuren:
Zijn de kleuren die ontstaan uit de
Primaire kleuren. Bijv. blauw + rood = paars.
Deze kleuren bevinden zich buiten de drie basiskleuren
In de kleurencirkel. Als deze kleuren zonder
Toevoeging zijn van zwart of wit zijn de kleuren zuiver.
Koud-warmcontrast:
Kleuren kunnen verschillende invloeden
hebben. Blauw zorgt meestal voor de koudere tinten en
Kleur-tegen-kleurcontrast:
Dat krijg je als pure kleuren zoals
Blauwe en geel tegen elkaar aan liggen.
Meestal zorgt het voor een levendige effect.
Schematisch:
Is als je een tekening maakt waarbij je de
Wolken blauw maakt terwijl ze in het echt
Niet blauw zijn, maar dan snapt toch iedereen dat het wolken zijn.
Complementair contrast:
Dat zijn twee kleuren die tegenover elkaar staan in de
Kleurencirkel, maar toch bij elkaar worden gestopt.
Bijvoorbeeld rood en groen.
Verzadigde kleuren:
Kleuren van de kleurencirkel heten zo, omdat het alleen
Maar bestaat uit zuivere kleuren en waarin wit en zwart
Onverzadigde kleuren:
dat zijn kleuren die niet uit alleen mekaar uit zuivere
kleuren bestaan, maar waar zwart of wit bij is gedaan
en dan neemt de pure kleurenkracht af.
Verhelderend en verdonkerend:
Verhelderen krijg je meestal door wit bij een kleur
Toe te voegen, en verdonkeren krijg je door zwart
Bij de kleur te mengen.
Tonen:
Als er bij een kleur zwart en wit wordt toegevoegd
Neemt de kleurkracht af; aan spreek je van tonen in
de kleuren
Kleurenfamilie:
bestaat uit 1 kleur, bijv. paars,
die met gebruikmaking van zwart of wit
is veranderd in een ander soort paars.
En dan zijn die twee verschillende soorten paars
Familie van elkaar.
Hoofdstuk 9
Klein en groot:
Manier van ruimte suggestie,
Want de voorwerpen voor aan in het
Schilderij zijn dan groter dan de voorwerpen
Achter in het schilderij.
Overlapping:
Ontstaan als een deel van het voorwerp
achter een ander voorwerp valt.
Ruimtesuggestie:
Is de indruk van diepte op een schilderij of op
Iets anders waardoor het net lijkt alsof het
3D is.
Afsnijding:
als er een voorwerp uit het beeld verdwijnt maar
dat er toch nog een gedeelte van het voorwerp
op staat.
Kader:
Is de grens van een beeldvlak.
Daarbuiten stopt het schilderij of de tekening.
Lijnperpectief:
Wiskundige methode, met behulp van lijnen
die naar de horizon loopt.
Horizon:
De scheidingslijn tussen aarde of water en lucht.
Vluchtpunt:
Alle lijnen die in naar één punt in de horizon
Verdwijnen.
Standpunt:
1. De mening van de maker.
2. In welke positief je op iets kijkt.
Atmosferisch:
Krijg je door kleuren en vormen bij de horizon
te vervagen.
Gedetailleerd en vaag:
Vooraan zijn de dingen met meer detail geschilderd
en hoe verder weg, hoe vager de vormen worden.
:name
:name
:comment
1 seconde geleden