Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Seksualiteit en voortplanting

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 3782 woorden
  • 16 oktober 2004
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 5
42 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Biologie hoofdstuk 4 seksualiteit en voortplanting. Burqa: allesverhullende kledingstuk die de vrouwen in sommige landen bij openbare gelegenheden moeten dragen. De vrouwen horen zich dan ook te onthouden van alle uitingen van obsceniteit. Vrouwen hebben xx-chromosomen en mannen xy-chromosomen. Spermacel bevat of een Y-chromosoom of een X-chromosoom. Normaal gesproken bevat de eicel één X-chromosoom. Y-chromosoom wordt actief als het embryo zo´n zes weken oud is. Dan start de ontwikkeling van het mannelijke geslachtsorgaan. Rond deze tijd worden bij een meisje de vrouwelijke geslachtsorganen aangelegd. Mannen in vergelijking met vrouwen: - mannen zijn hoekiger en gespierder gebouwd dan vrouwen. - Vrouwen hebben rondere vormen en minder spiermassa - Mannen hebben een lagere stem en op meer plaatsen beharing dan de vrouwen. Secundaire geslachtskenmerken: worden zichtbaar in de puberteit onder invloed van bepaalde stoffen in het bloed. Bepaalde klieren vormen deze stoffen. Ze geven de stoffen af aan het bloed. Klieren die stoffen produceren en afgeven aan het bloed zijn hormoonklieren. De stoffen die ze produceren zijn hormonen. Denk hierbij aan borsten, bredere schouders, zwaardere stem en schaamhaar. Primaire geslachtskenmerken: die hebben jongens en meisjes vanaf de geboorte. Uitwendig is daar niet zoveel van te zien dan een piemeltje of een spleetje. Zaadballen/testes: zijn de hormoonklieren voor het mannelijke geslachtshormoon testosteron. Testosteron: wordt door de testes afgegeven aan het bloed. Het komt via het bloed bij alle organen terecht. Cellen kunnen reageren op het toegenomen hoeveelheid testosteron. Cellen in haarzakjes reageren bijvoorbeeld door stevigere haren te produceren, spiercellen door een toename in volume. Testosteron veroorzaakt zo mannelijke secundaire geslachtskenmerken. Ovaria/eierstokken: zijn de vrouwelijke hormoonklieren. De ovaria produceren onder andere als geslachtshormonen oestrogenen. Deze spelen een belangrijke rol bij het totstandkomen van de vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken. De ideale temperatuur voor de productie van spermacellen is twee graden lager dan de temperatuur van het lichaam. Spieren in de rekbare zak trekken bij een lage buitentemperatuur samen en daardoor de testes naar dichter naar het lichaam toe. ER kan door de ligging van de zak buiten het lichaam een optimale spermacelproductie zijn. In de penis bevinden zich zwellichamen. Bij opwinding stroomt er bloed in de zwellichamen waardoor de penis stijf wordt. Een stijve penis is geschikt voor geslachtsgemeenschap. Mannen zijn vruchtbaar vanaf het begin van de puberteit en kunnen dat blijven tot ze hoogbejaard zijn. Vanaf het begin van de puberteit worden de spermacellen continu in grote hoeveelheden gemaakt. Bij mannelijke geslachtsorganen: In de zaadballen worden spermacellen geproduceerd. Deze worden opgeslagen in de bijballen. De zaadblaasjes en de prostaatklier voegen bij een zaadlozing vocht toe aan de spermacellen. Spermacellen en vocht zijn samen het sperma. De gemiddelde hoeveelheid bedraagt 3 ml en bevat miljoenen spermacellen. De kop van de penis heet de eikel. De eikel heeft een heel gevoelige dunne huid. Over de eikel bevindt zich nog een losse huid, de voorhuid. Bij een erectie schuift de eikel uit de voorhuid. De vrouwelijke geslachtsorganen: De vrouwelijke geslachtsorganen liggen voor een groot deel in de buikholte. Vagina, baarmoeder, eileiders en eierstokken liggen in de buik. Alleen de grote en kleine schaamlippen en de clitoris zijn uitwendig zichtbaar. Deze kunnen bij seksuele prikkeling opzwellen. Vrouwen zijn vruchtbaar vanaf de puberteit tot aan de overgang. In een blaasje cellen, de follikel, rijpt gemiddeld eens per maand in één van de eierstokken een eicel. De eicel komt vervolgens vrij uit de follikel. Dat is de eisprong ofwel de ovulatie. De binnenkant van de baarmoederwand is bedekt met slijmvlies. Tijdens de menstruatie wordt dit afgestoten en via de vagina uit het lichaam verwijderd. De periode van menstruatie wordt de menstruatiecyclus genoemd. Monogaam: Nederlanders mogen maar met één partner tegelijk getrouwd zijn. Polygaam: In ander culturen komt het wel voor dat mensen met meer dan één partner tegelijk getrouwd zijn. Heteroseksueel: De meeste mensen verkiezen dan ook een partner van het andere geslacht. Homoseksueel: verkiezen een partner van hetzelfde geslacht. (5%) Biseksueel: wil net zo lief een man als een vrouw als partner. (13%) Mormonen: is een religieuze sekte waar mannen meer vrouwen hebben. Vrijen kan het voorspel zijn voor geslachtsgemeenschap. Vrijen vergroot de seksuele opwinding. Bij het meisje zwellen de clitoris en de kleine schaamlippen op. De vagina wordt wijder en vochtiger. Jongens krijgen een stijve penis als ze opgewonden raken. De stijve penis gaat bij de gemeenschap in de vagina. De eerste keer kan het voor het meisje pijnlijk zijn door het scheuren van het maagdenvlies in de vagina. Daarbij kan een beetje bloed vloeien. Het maagdenvlies stelt niet veel voor, het is een ribbeltje in de wand van de vagina. Nog maar de helft van de vrouwen bezit een intact maagdenvlies bij de eerste keer. Bij de andere helft is het maagdenvlies al gescheurd door sporten of het gebruik van tampons. G-plek, clitoris en de kleinen schaamlippen zorgen voor een opwindend gevoel bij de vrouw. Bij en man zitten de gevoelige plekken vooral op de eikel, maar ook op de penis en zaadballen. Orgasme: is het seksuele hoogtepunt. Daarbij hebben jongens/mannen een zaadlozing. Meisjes kunnen hun hoogtepunt bereiken door massage van de gevoelige plekken, en jongens door massage van de eikel. Dit heet masturberen. De meeste mannen bereiken vrij makkelijk een orgasme. Vrouwen beleven vaak geen orgasme tijdens de gemeenschap. Het lijkt een beetje of vrouwen het moeten leren, de eerste weken of maanden dat ze seksueel actief zijn bereiken ze vaak geen orgasme. Besnijdenis: mannen: wordt de voorhuid weggesneden. Vrouwen: varieert van een klein ritueel sneetje in de clitoris tot het wegsnijden van de clitoris, de kleine en grote schaamlippen. Daarbij kan ook de opening van de vagina voor een groot gedeelte worden dichtgenaaid. Besnijdenis bij vrouwen is in Nederland verboden. Ongewenste intimiteiten: een hand op je bil, iemand die even over je heen leunt, tegen je aan loopt, een arm om je heen slaat. Ben je niet van deze handelingen gediend dan heb je daar mee te maken. Seksuele intimidatie: dwingt iemand door zijn macht over jouw toegevendheid. Verkrachting: traditionele wettige definitie daarvan is het hebben van geslachtsgemeenschap tegen de wil van een vrouw door een man die niet haar echtgenoot is. In Nederland is deze wet aangepast: verkrachting is nu ook strafbaar binnen het huwelijk. Aanranding: Seksueel geweld: is vaker gericht tegen meisjes/vrouwen. Incest: geslachtsgemeenschap tussen twee nabije familieleden, zoals vader en dochter. Tegenwoordig wordt geslachtsgemeenschap tussen stiefvader en stiefdochter ook als incest beschouwd. Voorbehoedsmiddel/anticonceptiemiddel: zo kunnen seks bedrijven zonder dat er een bevruchting plaatsvindt. Ovulatie: vrouwen zijn slechts tijdens een korte periode tussen twee menstruaties in vruchtbaar. Dat is omstreeks het tijdstip dat een eicel een eierstok verlaat. (ovulatie, eisprong) Periodieke onthouding: als de partners rond de ovulatie geen geslachtsgemeenschap hebben verkleinen ze de kans op zwangerschap. (70% betrouwbaar) Kalendermethode: is helemaal niet geschikt voor vrouwen die een onregelmatige menstruatiecyclus hebben. Een vrouw kan precies haar menstruatie bijhouden op de kalender. Zo kan ze zien hoe lang haar cyclus is. Daardoor kan ze het tijdstip van de ovulatie bepalen. Menstruatiecyclus kan beïnvloed worden door allerlei factoren: stress, ziekten. Temperatuuronthouding: Tijdens de ovulatie stijgt de temperatuur. Een vrouw kan hierbij dus wel precies het tijdstip van ovulatie vaststellen maar niet precies de tijd van onvruchtbaarheid. Kalendermethode en temperatuuronthouding zijn twee voorbeelden van periodieke onthouding. Het zijn onveilige manieren. Coïtus interruptus: is het terugtrekken van de penis uit de vagina, voor de zaadlozing. De methode is onveilig, doordat terugtrekken niet zo gemakkelijk is. De zaadlozing is namelijk het seksuele hoogtepunt van de man. En er komt ook nog eens ongemerkt al wat vocht vrij voor de gewone zaadlozing. En deze druppels zijn het rijkst aan spermacellen. (50% betrouwbaar) Pil: de combinatie van geslachtshormonen in de pil verhindert de ovulatie en zonder eicel kan er geen bevruchting zijn. De pil beschermt je niet tegen seksuele overdraagbare aandoeningen. (99% betrouwbaar) Condoom: je vermijdt door het condoom te gebruiken zowel een zwangerschap als een besmetting met een seksueel overdraagbare aandoening. (95% betrouwbaar) Spiraaltje: voorkomt dat een embryo zich kan innestelen. Het is veilig, maar niet zo geschikt voor vrouwen die nog geen kinderen hebben gekregen. Het wordt door een arts in de baarmoeder geplaatst. Het kan daar ongeveer drie jaar functioneren. (95% betrouwbaar) Pessarium: wordt voor de gemeenschap in de vagina geplaatst. Het houdt de spermacellen tegen. Het pessarium wordt in combinatie met zaaddodende pasta gebruikt. (95% betrouwbaar) Betrouwbaarheid: als de betrouwbaarheid 70% is wil dat zeggen dat bij deze methode, bij regelmatig seksueel contact een jaar lang toegepast, de kans op zwangerschap 30% (op honderd paren worden er 30 zwanger in een jaar) Sterilisatie: chirurg snijdt een stukje uit eileider of zaadleider en sluit de uiteinden af. Bij mannen is sterilisatie een kleine ingreep. De zaadleiders liggen ter weerszijden van de balzak niet diep onder de huid en zijn voor de chirurg gemakkelijk bereikbaar. De eileider bevindt zich in de buikholte . Sterilisatie bij vrouwen is daardoor een meer ingrijpende operatie. Operatie kan vaak niet meer ongedaan gemaakt worden. Castratie: worden de zaadballen of de eierstokken verwijderd. Bij castratie worden dus de klieren verwijderd die de hormonen maken. Daardoor verdwijnt na castratie de lust in seks en veranderen de secundaire geslachtskenmerken. Rutgershuis: is een instelling die zich speciaal bezighoudt met seksualiteit. De medewerkers vinden daar problemen heel gewoon en helpen altijd. Een arts schrijft de morning-afterpil voor. De pil verhindert de innesteling van een embryo in het baarmoederslijmvlies, door een menstruatie op te wekken. Een vervelend bijverschijnsel is zware misselijkheid en overgeven. Overtijdsbehandeling: een arts zuigt bij deze behandeling de baarmoeder met een slangetje leeg. Abortus: betekent miskraam. Dat wil zeggen dat een embryo te vroeg door het lichaam wordt uitgedreven. Als we het hebben over abortus bedoelen we meestal abortus provocatus, daarbij wordt een zwangerschap met opzet afgebroken. Abortuskliniek: wordt deze behandeling uitgevoerd. Een zwangerschap van langer dan twaalf weken mag niet meer afgebroken worden. Hierbij wordt ook de baarmoeder leeg gezogen. Hiv: wordt via bloed of sperma door gegeven. Aids: (Acquired Immune Deficiency Syndrome) dat betekent opgelopen stoornis van het afweersysteem. Het wordt veroorzaakt door het Humaan Immuundeficientie Virus, Hiv. In ons afweersysteem neemt een bepaald type witte bloedcellen, de T-lymfocyten, een belangrijke plaats in. Deze T-lymfocyten organiseren de afweer. HIV tast nu juist deze cellen aan, waardoor het afweersysteem ontregeld wordt. Doordat de virussen het afweersysteem uitschakelen, is het niet voorspelbaar aan welke ziekteverschijnselen een patiënt zal overlijden. Antibiotica: infecties die daarbij optreden worden bestreden met antibiotica. Geneesmiddelen die bacteriën doden. Aids-remmers: worden tegen HIV gebruikt. Het blijkt dat HIV-geïnfecteerden die twee soorten aids-remmers tegelijkertijd gebruiken, langer leven dan bij één medicijn. Bovendien kan de ziekte zich bij twee medicijnen minder snel ontwikkelen. Seropositief: als hij of zij nog geen ziekteverschijnselen heeft maar wel antistoffen tegen het virus in het bloed heeft. (besmet met het aids-virus) Chlamydia: is de meest voorkomende geslachtsziekte. Dat is bij ons de meest belangrijkste oorzaak van onvruchtbaarheid. Druiper/gonorroe: is de bekendste geslachtsziekte. Deze SOA is al bekend uit de middeleeuwen. Als er niets wordt ondernomen om de ziekte te bestrijden, bestaat er grote kans op aantasting van bijballen of eierstokken. Schaamluis/schurftmijten: hebben onaangename verschijnselen. Ze veroorzaken jeuk. Schimmels: bijvoorbeeld Candida, deze geeft een dikke afscheiding bij vrouwen. Baarmoederhalskanker: kan met seks te maken hebben. De meeste SOA zijn te genezen. Maar veel mensen vinden het moeilijk ermee naar de dokter te gaan. Niet iedereen wil vertellen met wie hij/zij naar bed is geweest. Het verraderlijke van veel geslachtsziekten is dat de eerste verschijnselen na verloop van tijd verdwijnen. De ziekte lijkt dan over, maar komt in heviger mate terug. Syfilis: zweertjes op de geslachtorganen, gezwollen lymfeklieren, huiduitslag, aantasting vitale organen, uiteindelijk de dood. (bacterie) Druiper: branderig gevoel bij plassen, pus uit penis of vagina, ontstekingen. (bacterie) Chlamydia: komen overeen met die van een druiper, maar minder duidelijk of geen verschijnselen. (bacterie) Hepatitis B: koorts, geelzucht, leverontsteking.(virus) Herpes: blaasjes en zweertjes bij geslachtsorganen; kunnen steeds terugkomen. (virus) AIDS: allerlei infecties, tumoren, dementie. Zygote: ondergaat in de eileider enige malen mitose zonder plasmagroei. Er ontstaat een massief bolletje cellen. Vervolgens groeit dit bolletje in omvang en er ontstaat een soort blaasje. (de blastula) Dat nestelt zich ongeveer een week na de bevruchting in het baarmoederslijmvlies. De blasula groeit uit. Er ontstaat een embryonaalknap waaruit zich het embryo ontwikkelt. Cellen van het embryo specialiseren zich en er ontstaan verschillende weefseltypen. Na twee maanden zijn alle organen gevormd. Foetus: zo noemt men het na die twee maanden. De foetus ligt in een blaas gevuld met vruchtwater. De vliezen van deze blaas zijn de vruchtvliezen. Vruchtwater en waterdichte vruchtvliezen omgeven het kind. Het kind kan niet uitdrogen en is beschermd tegen schokken, stoten en infecties. De foetus is door de navelstreng verbonden met de placenta. In de navelstreng bevinden zich een aantal grote bloedvaten. Het bloed van de foetus stroomt door de navelstreng en weer terug. Via de grenslaag tussen de placenta en de wand van de baarmoeder vindt uitwisseling van stoffen plaats. De navelstreng vervoert voedselrijk en zuurstofrijk bloed van de placenta naar het kindje en afvalrijk, zuurstofarm bloed van het kindje naar de placenta. De bloedvaten van moeder en kind lopen bij de placenta langs elkaar heen. Let wel± het bloed van moeder en kin mengt zich niet. Voedingsstoffen en zuurstof diffunderen van het moederlijk bloed naar het bloed van het kindje. Afvalstoffen diffunderen in de ander richting. Twee-eiige tweeling: als er gelijktijdig twee ovulaties plaatsvinden en ook twee eicellen tegelijk bevrucht worden. Eeneiige tweeling: is ontstaan uit één bevruchte eicel. In het tweecellig stadium tot het stadium van het bolletje cellen raken twee delen los van elkaar en groeien elk uit tot een embryo. Fout gaan: tijdens de ontwikkelingen van een Baby Vindt er miljarden malen mitose plaats en elke keer kan verstoring plaatsvinden door giftige stoffen of radioactieve straling. Het specialisatieproces van delende cellen tot diverse celtypen is dan ook een kwetsbaar proces. Het gaat vaak fout. Zo´n vijftien procent van de zwangerschappen eindigt in een miskraam (spontane abortus). Placenta is ondoorlaatbaar voor de meeste schadelijke stoffen. Sommige giftige verbindingen, zoals nicotine, heroïne en alcohol kunnen de placenta wel passeren. De baby van een heroïnegebruikster vertoont afkickverschijnselen. Verloskundige: controleert de conditie van de aanstaande moeder en voorzover mogelijk ook die van het groeiende kindje. Ongeveer twee maanden voor de geboorte ligt het kindje met het hoofdje naar beneden. De verloskundige controleert of dat op tijd gebeurt. Ligt het kindje andersom (in stuitligging) probeert de verloskundige of arts het kindje in de juiste periode te keren. Ontsluiting: de geboorte van het kind wordt aangekondigd door samentrekkingen van de baarmoeder, waardoor de baarmoedermond wijder wordt. De samentrekkingen heten ontsluitingsweeen. Meestal breken de vruchtvliezen en stroomt het vruchtwater weg. Persweeën: dan worden ook de buikspieren samengetrokken en perst de moeder mee. Als de persweeën begonnen zijn duurt het niet lang meer voordat het hoofdje van het kind te voorschijn komt. De babyschedel bestaat uit losse beenstukken. Die kunnen nu tegen elkaar worden gedrukt en over elkaar heen schuiven. Dat vergemakkelijkt de geboorte van het hoofd. De rest volgt zonder moeite. De longen van het kind worden nu voor het eerst volgezogen met lucht. De verloskundige of dokter knipt daarna de navelstreng door. Bloedvaten in het navelstompje groeien dicht en het stukje navelstreng valt na ruim een week af. Zo ontstaat de navel. Na de geboorte volgen nog enkele weeën waarbij de placenta met de rest van de navelstreng en de vruchtvliezen wordt uitgedreven, nageboorte. Gynaecoloog: vrouwenarts. Als het kind niet door de nauwe opening kan proberen ze de opening van de vagina wijder te maken, door inknippen. De kans is groot dat het weefsel van moeder inscheurt. Zo´n scheur kan van vagina tot anus lopen en geneest heel moeilijk. Als inknippen niet voldoende is dan wordt het kind naar buiten getrokken met een vacuümpomp of met een verlostang. Die apparaten worden ook gebruikt als de moeder te weinig kracht kan zetten bij het persen. IS een natuurlijke bevalling niet mogelijk, dan wordt het kindje operatief ter wereld gebracht. Via een snede door de buikwand en de baarmoeder, de keizersnede, wordt de baby uit de baarmoeder gehaald. Een kind ik stuitligging kan gewoon geboren worden, maar er komt vaak een keizersnede bij te pas. Consultatiebureau: neemt de regelmatige controle van de verloskundige, huisarts over. Steriel: als men geen kinderen kan krijgen of verwekken. Vruchtbaarheidsonderzoek: zo kan men onderzoeken waar het probleem ligt. - mannen produceren nogal wat ondeugdelijke spermacellen. Dat kan een oorzaak zijn van onvruchtbaarheid. - Tekort aan spermacellen: normaal bevat men 20 miljoen spermacellen in 1 ml sperma, minder dan 10 miljoen betekent meestal dat een man onvruchtbaar is. Hypofyse: maakt twee hormonen die de vorming en ontwikkeling van spermacellen stimuleren: FSH en ICSH. Het FSH en ICSH worden afgegeven aan het bloed en komen bij de testes terecht. ICSH stimuleert de testes tot de vorming van testosteron. Testosteron is ook een hormoon. De hormonen FSH en testosteron stimuleren samen de vorming van spermacellen. Het hormonale samenspel kan fout lopen. Een hormoonbehandeling kan dan uitkomst brengen. Follikel: is een blaasje waarin zich een eicel bevindt. Gedurende 14 dagen na de menstruatie groeit het baarmoederslijmvlies en rijpt een follikel. Een follikel is een blaasje waarin zich een eicel bevindt. Als de follikel rijp is, komt de eicel vrij uit de follikel. De eicel komt in de eileider terecht. Dat is de ovulatie. Treedt er geen bevruchting op, dan wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten. Dat is de menstruatie. Dit hele proces staat onder invloed van een aantal hormonen. De hypofyse produceert het follikelstimulerende hormoon, FSH. Daardoor rijpt de eicel in de follikel. Een ander hormoon van de hypofyse, het luteiniserend hormon ofwel LH, zet de follikel aan tot de productie van onder andere oestrogenen. Door oestrogenen neemt het baarmoederslijmvlies in dikte toe. Oestrogenen stimuleren de hypofyse tot een verhoogde afgifte van FSH en LH. Dit verschijnsel heet positieve terugkoppeling. Een tekort aan FSH of LH kan de oorzaak zijn van het niet-optreden van de ovulatie of van een onvoldoende opbouw van het baarmoederslijmvlies. Een hormoonbehandeling kan dan uitkomst bieden. Een hormoonbehandeling bij de vrouw leidt wel eens tot een aantal ovulaties tegelijk en dus tot meerlingen. Er zijn ook andere oorzaken van onvruchtbaarheid bij de vrouw. In 35% van de gevallen is de onvruchtbaarheid te wijten aan verstopte of moeilijk te passeren eileiders. Dit defect kan ontdekt worden met een speciale manier van fotografie. Bij hoge concentraties FSH en LH vindt de ovulatie plaats. Het follikel verandert na de ovulatie in een geel lichaam. De hoeveelheid afgegeven oestrogenen daalt dan weer. Het gele lichaam produceert wel veel progesteron. Progesteron stimuleert de groei van het baarmoederslijmvlies en houdt het intact. Na zo´n veertien dagen gaat het gele lichaam te gronde en wordt door een tekort aan progesteron het baarmoederslijmvlies afgestoten. (menstruatie) Sommige vrouwen raken wel zwanger, maar kunnen de zwangerschap niet voldragen. De oorzaak daarvan kan liggen aan een tekort aan progesteron. Progesteron wordt eerst gemaakt door het follikel. Na de ovulatie wordt progesteron gevormd door het gele lichaam. Het gele lichaam produceert veel meer progesteron dan het follikel. LH stimuleert het gele lichaam tot de vorming van progesteron. Het is echter zo dat de LH-productie geremd wordt door een hoge concentratie progesteron in het bloed. Dit verschijnsel heet negatieve terugkoppeling. Dat betekent, dat de hypofyse bij een hoge concentratie progesteron onvoldoende LH vormt. Het gele lichaam wordt dan niet meer aangezet tot de vorming van progesteron. Het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten en de zwangerschap beëindigd. De taak van het LH moet dus, als er een bevruchting heeft plaatsgevonden, door een ander hormoon worden overgenomen. Het hormoon dat de taak van LH overneemt is HCG. Dit hormoon wordt gevormd in een van de vruchtvliezen van het embryo. Na drie maanden neemt de placenta de progesteronproductie voor zijn rekening. Het gele lichaam verschrompelt. Progesteron is dus het hormoon dat ervoor zorgt dat een zwangerschap in stand gehouden wordt. Daardoor wordt het ook wel het zwangerschapshormoon genoemd. HCG: HCG is de afkorting van ‘humaan choriongonadoptropine’. Chorion is de naam van een van de vruchtvliezen, gonadoptropine betekent: ‘werkt in op de gonaden (geslachtsorganen)’. Je ziet dat de hormoonproductie gedurende de zwangerschap twee keer ‘overstapt’: van LH op HCG en van de progesteronproductie van het gele lichaam naar de progesteronproductie van de placenta. Deze overstappen, vinden plaats gedurende de eerste 3 maanden van de zwangerschap. Het is iedere keer weer afwachten of de volgende producent zijn taak naar behoren uitvoert. Het zijn dus riskante momenten. Na drie maanden is de hormonale regeling in hadden van de placenta en als die de taak eenmaal uitvoer, wordt daarna de kans op een miskraam veel kleiner. LH en HCG zorgen voor instandhouding van het gele lichaam. Dat vormt progesteron, dat het baarmoederslijmvlies instandhoudt. Na drie maanden vormt de placenta progesteron en degenereert het gele lichaam. Kunstmatige inseminatie: Sperma van mankan worden opgespaard en ingevroren (-196 Celsius). Bij deze temperatuur kan het sperma lang bewaard worden. Het sperma wordt na ontdooiing bij de partner ingebracht. reageerbuisbaby’s: bij sommige vrouwen lukt de bevruchting niet of kan het bolletje celln, dat na de bevruchting ontstaat, de baarmoeder niet bereiken. In die gevallen is het mogelijk het probleem op te lossen door de bevruchting buiten het lichaam van de moeder te laten plaatsvinden. Tegenwoordig spreekt men van IVF, een afkorting van
in-vitrofertilisatie ofwel bevruchting in een kunstmatige omgeving. Adoptie: ze nemen dan de zorg en verantwoordelijkheid voor het kind van iemand anders.
SAMENVATTING MEVROUW KROUWEL VAN PARAGRAAF 4.7 Productie geslachtshormonen bij de man!!! Hypofyse: - produceert F.S.H.: follikelstimulerend hormoon. - Produceert I.C.S.H.: interstitiele cellen stimulerend hormoon. F.S.H. wordt zo genoemd naar het proces dat bij de vrouw plaatsvindt. (bij man en vrouw heeft het dus dezelfde naam) - stimuleert de vorming van zaadcellen (in de testiskanaaltjes in de zaadballen) I.C.S.H. wordt bij de vrouw L.H. (luteiniserend hormoon) genoemd. - stimuleert de vorming testosteron (door de interstitiele bindweefselcellen in de zaadballen). Testeron (mannelijk geslachtshormoon): - stimuleert de secundaire geslachtskenmerken - stimuleert de seksuele gevoelens - stimuleert vorming zaadproductie - remt de vorming F.S.H. (dus testosteron gaat op deze manier indirect de vorming van zaadcellen tegen). - Remt de vorming I.C.S.H. (via negatieve terugkoppeling gaat het dus zo eigen vorming tegen). Productie geslachtshormonen bij de vrouw!!! Hypofyse produceert: - F.S.H. (vooral in het begin van de vrouwelijke cyclus). - L.H. (komt wat later opgang gedurende de vrouwelijke cyclus; de top van de productie vindt plaats na de ovulatie). L.H.=luteiniserend hormoon; luteus=geel (latijn), het stimuleert o.a. de vorming van het gele lichaam. F.S.H. stimuleert de vorming van follikelcellen en dat stimuleert weer de vorming van oestrogeen (vrouwelijk geslachtshormoon, ook wel oestron of oestradiol genoemd). L.H.: * stimuleert vorming oestrogeen door follikelcellen * stimuleert vorming gele lichaam (na de ovulatie) * stimuleert vorming progesteron door gele lichaam

REACTIES

T.

T.

Ik zou graag meer informatie over aanmaken van geslachtcellen als je maar een bal hebt.

wilt u snel reageren, want ik moet een folder maken over dit onderwerp

m.v.g Tim

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.