8.3 je bloed vervoert
Bloedplasma : lichtgelige vloeistof in je bloed, hierin zitten onder andere voedingsstoffen en afvalstoffen opgelost.
Bloedcellen : zitten in je bloed, er zijn rode en witte bloedcellen.
Witte bloedcellen : cellen in je bloed die ziekteverwekkers bestrijden.
Rode bloedcellen : cellen in je bloed die zuurstof vervoeren.
Hemoglobine : ijzer bevattende stof in rode bloedcellen, zuurstof hecht zich in je longen aan hemoglobine, in je andere organen laat het zuurstof weer los.
Boezems : twee bovenste ruimten in je hart.
Kamers : twee onderste ruimten in je hart.
Harttussenwand : verdeelt het hart in een linkerhelft en een rechterhelft.
Longader : ader die zuurstofrijk bloed van de longen naar de linkerboezem vervoert.
Holle aders : twee grote aders, die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem vervoeren.
Longslagader : slagader die zuurstofarm bloed vanuit de rechterkamer naar de longen voert.
Aorta : grootste slagader, voert zuurstofrijk bloed vanuit de linkerkamer in de richting van alle organen, behalve de longen.
Hartkleppen : kleppen tussen boezems en de kamers, voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de boezems.
Slagaderkleppen : kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta, voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de kamers.
Hartslag : pompbewegingen van het hart: boezems trekken samen -> kamers trekken samen -> hart pauze
Sinusknoop : groep cellen op de rechterboezem waarin de impulsen voor het samentrekken van het hart ontstaan.
AV-knoop : groep cellen die de impulsen vanaf de boezems opvangt en vertraagd doorgeeft aan de harttussenwand.
Hartslagfrequentie : het aantal hartslagen per minuut.
Elektrocardiogram / ecg : hartfilmpje, een grafiek van de elektrische spanning van het hart, gemeten tijdens verschillende fasen van de hartslag.
8.4 je bloedsomloop
Slagaders : bloedvaten met dikke, gespierde wanden, die bloed van het hart naar de organen voeren.
Kransslagaders : slagaders die het hart zelf van zuurstof en voedingsstoffen voorzien.
Haarvaten : kleinste soort bloedvaten, hier gaan stoffen in of uit het bloed.
Aders : bloedvaten die het bloed van de organen terug voeren naar het hart.
Longaders : aders die zuurstofrijk bloed van de longen naar de linkerboezem vervoert
Kleppen : voorkomen dat het bloed terugstroomt, ze zitten veel in aders en in en bij het hart.
Holle aders : twee grote aders, die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem vervoeren.
Kransaders : aders die het zuurstofarm bloed van het hart zelf naar een holle ader vervoeren.
Kleine bloedsomloop : bloed stroom vanuit de rechterkamer, via de longen, naar je linkerboezem. De functie is het opnemen van zuurstof uit de lucht en het afgeven van koolstofdioxide.
Grote bloedsomloop : bloed stroomt vanuit de linkerkamer, via een orgaan, naar je rechterboezem. De functie is onder andere het afgeven van zuurstof aan de cellen en het opnemen van koolstofdioxide.
Bloeddruk : kracht waarmee bloed tegen de wanden van de bloedvaten drukt.
Bovendruk : de bloeddruk die ontstaat bij her samentrekken van de kamers, dit is de grootste druk.
Onderdruk : de bloeddruk tijdens de hartpauze, dit is de kleinste druk.
REACTIES
1 seconde geleden