Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4

Beoordeling 10
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • Klas onbekend | 393 woorden
  • 24 oktober 2016
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 10
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Belangrijke woorden 
4.1 Prikkels en gedrag
Gedrag = Alles wat een mens of dier doet.
Prikkels = Informatie uit je omgeving
Uitwendige prikkel = Prikkel die van buiten het lichaam van een mens of dier komt.
Inwendige prikkel = Prikkel van binnen het lichaam van een mens of dier.
Sperren = Wijd opendoen van de bek bij jongen vogels.
Sleutelprikkels = Prikkel die altijd tot hetzelfde gedrag leid.
Etholoog = Bioloog die diergedrag bestudeert.
Handeling = Klein stukje gedrag dat bestaat uit een reeks handelingen.

Ethogram = Een lijst met beschrijvingen van verschillende handelingen.
Observeert = kijken wat het dier doet.
Protocol = Waarneming van het gedrag van een mens of dier in een tijd.
Diagram = overzicht van je handelingen in bijv een staafdiagram.
4.2 Leren
Spelen = Gedrag van (meestal) jonge dieren of kinderen.
Imiteren = Leren door gedrag af te kijken en na te doen.
Oefenen = Leren door hetzelfde gedrag blijven te herhalen.
Inzicht = Nieuw gedrag leren door nadenken.
Inprenting = Leren in een korte, gevoelige periode.
Beloning = Leren doordat het juiste beloond wordt.
Straf = Leren doordat het verkeerde  gedrag bestraft wordt.
Reflex = Een vaste, snelle reactie op een prikkel ( dit gaat vanzelf )   4.3   Lichaamstaal
Lichaamstaal = Zonder te praten met je lichaam laten zien hoe je je voelt
verbaal gedrag = Iets duidelijk maken met behulp van woorden

Non-verbaal gedrag = Iets duidelijk maken door lichaamstaal te gebruiken
signaal = Prikkel van een dier of mens die voor de andere als boodschap is
overdreven signaal = Signalen die erg opvallen en sterke reacties oproepen
4.4 Samen leven
Samenwerking = Dieren in een groep werken samen volgens regels
Taakverdeling = Regels bij het samenwerken van groepsdieren
Dominant = Een dominant dier is de baas over de andere dieren
Onderdanig = Een onderdanig dier heeft een baas boven zich
Pikorde = Rangorde bij een groep kippen
Baltsgedrag = Gedrag waarmee dieren een partner lokken en versieren
Balts = Voorbereiding op paring
4.5  Territorium (VWO PARAGRAAF) Territorium = Een eigen gebied, bijvoorbeeld een nest bouwen om voedsel te zoeken
Territoriumgedrag = Al het gedrag dat een dier laat zien bij het uitzetten en verdedigen van een eigen gebied
Dreiggedrag = Als dieren of mensen tegelijkertijd agressief en bang zijn

Overspronggedrag = Gedrag van een dier dat niet bij de situatie past
Omgericht gedrag ='' Afreageren''  het twijfelende dier (of mens) richt zijn agressie op iets anders dan de soortgenoten
Nestterritorium = Eigen plek van een dier (met nest er bij)
Voedselterritorium = Eigen plek van een dier (Waar hij zijn voedsel verzameld    

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.