Hoofdstuk 4

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • Klas onbekend | 393 woorden
  • 24 oktober 2016
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Stap in jouw toekomst

Kom naar de Open Avond van Inholland op woensdagavond 29 maart van 17:00 - 20:00 uur. Proef de sfeer en ontdek onze opleidingen.

Meld je aan!

Belangrijke woorden 


4.1 Prikkels en gedrag

Gedrag = Alles wat een mens of dier doet.
Prikkels = Informatie uit je omgeving
Uitwendige prikkel = Prikkel die van buiten het lichaam van een mens of dier komt.
Inwendige prikkel = Prikkel van binnen het lichaam van een mens of dier.
Sperren = Wijd opendoen van de bek bij jongen vogels.
Sleutelprikkels = Prikkel die altijd tot hetzelfde gedrag leid.
Etholoog = Bioloog die diergedrag bestudeert.
Handeling = Klein stukje gedrag dat bestaat uit een reeks handelingen.
Ethogram = Een lijst met beschrijvingen van verschillende handelingen.
Observeert = kijken wat het dier doet.
Protocol = Waarneming van het gedrag van een mens of dier in een tijd.
Diagram = overzicht van je handelingen in bijv een staafdiagram.


4.2 Leren

Spelen = Gedrag van (meestal) jonge dieren of kinderen.
Imiteren = Leren door gedrag af te kijken en na te doen.
Oefenen = Leren door hetzelfde gedrag blijven te herhalen.
Inzicht = Nieuw gedrag leren door nadenken.
Inprenting = Leren in een korte, gevoelige periode.
Beloning = Leren doordat het juiste beloond wordt.
Straf = Leren doordat het verkeerde  gedrag bestraft wordt.
Reflex = Een vaste, snelle reactie op een prikkel ( dit gaat vanzelf )

4.3   Lichaamstaal

Lichaamstaal = Zonder te praten met je lichaam laten zien hoe je je voelt
verbaal gedrag = Iets duidelijk maken met behulp van woorden
Non-verbaal gedrag = Iets duidelijk maken door lichaamstaal te gebruiken
signaal = Prikkel van een dier of mens die voor de andere als boodschap is
overdreven signaal = Signalen die erg opvallen en sterke reacties oproepen


4.4 Samen leven

Samenwerking = Dieren in een groep werken samen volgens regels
Taakverdeling = Regels bij het samenwerken van groepsdieren
Dominant = Een dominant dier is de baas over de andere dieren
Onderdanig = Een onderdanig dier heeft een baas boven zich
Pikorde = Rangorde bij een groep kippen
Baltsgedrag = Gedrag waarmee dieren een partner lokken en versieren
Balts = Voorbereiding op paring


4.5  Territorium (VWO PARAGRAAF)

Territorium = Een eigen gebied, bijvoorbeeld een nest bouwen om voedsel te zoeken
Territoriumgedrag = Al het gedrag dat een dier laat zien bij het uitzetten en verdedigen van een eigen gebied
Dreiggedrag = Als dieren of mensen tegelijkertijd agressief en bang zijn
Overspronggedrag = Gedrag van een dier dat niet bij de situatie past
Omgericht gedrag ='' Afreageren''  het twijfelende dier (of mens) richt zijn agressie op iets anders dan de soortgenoten
Nestterritorium = Eigen plek van een dier (met nest er bij)
Voedselterritorium = Eigen plek van een dier (Waar hij zijn voedsel verzameld

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.