BVJ Thema 1: Inleiding in de biologie | Basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas vwo | 196 woorden
  • 10 oktober 2021
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 5
1 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

- 1.3 Plantaardige en dierlijke cellen -

organel = een deel van een cel met een eigen functie.

celmembraan = de buitenste laag van een cel

celwand = wat om het celmembraan ligt bij plantaardige cellen. 

cytoplasma = het inwendige van een cel. Bestaat uit grondplasma.

celplasma = cytoplasma

grondplasma = water met allerlei opgeloste stoffen in het cytoplasma.

celkern = kern van een cel in het cytoplasma.

kernmembraan - de buitenste laag van een celkern

vacuole = ruimte in een cel die is gevuld met vacuolevocht en wordt omgeven door het vacuolemembraan. Plantaardige cellen bevatten een grote centrale vacuole.

vacuolemembraan = buitenste laag van een vacuole.

plastiden = korrels in plantaardige cellen. Van deze organellen bestaan verschillende typen:

  • chloroplasten (bladgroenkorrels) = bevatten groene kleurstoffen (chlorofyl)
  • chromoplasten = bevatten gele, oranje en rode kleurstoffen
  • leukoplasten = slaan vet, zetmeel en eiwit op.

chlorofyl = groene kleurstof in chloroplasten

intercellulaire ruimten = ruimten gevuld met vocht. Deze ontstaan op plaatsen waar plantaardige cellen niet helemaal op elkaar aansluiten.


preparaat = doorsnede van de cellen die je wilt bekijken.

object = wat je gaat bekijken.


transmissie-elektronenmicroscoop = TEM. De elektronenbundel gaat, net als licht bij een lichtmicroscoop, door het object.

scanningelektronenmicroscoop = SEM. Het object wordt afgetast met een elektronenbundel. Het object weerkaatst de elektronen, waardoor een beeld ontstaat.


REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.