Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 407 woorden
  • 2 september 2008
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
33 keer beoordeeld

Begrippenlijst paragraaf 17 t/m 20

§17:


- Sociale stadsvernieuwing: de verbetering van verouderde, goedkopere woningen
- Sloop en nieuwbouw: er gaat een woonwijk tegen de vlakte. Op die vrijgekomen ruimte worden nieuwe woningen geplaatst.
- Renovatie: het opknappen van huizen
- Restauratie: het herstel van oude, waardevolle bouwwerken, zoals woonhuizen en pakhuizen.
- Achterstandswijk: een wijk waar veel problemen zijn en veel achterstand is.
- Grotestedenbeleid: de verbetering van de leefbaarheid in achterstandswijken door sloop en nieuwbouw en door sociale en economische verbeteringen.

- Allochtonen: mensen die oorspronkelijk uit een ander land komen.

§18:


- urbanisatie: verstedelijking
- suburbanisatie: de verstedelijking van het platteland rond een grote stad.
- Centrale stad: de grote stad die omringd is door verstedelijking van het platteland.
- Voorsteden: de kleine plaatsen die om de centrale stad liggen die ook steden zijn geworden.
- Groeikern: Plaats waar je wel mag suburbaniseren.
- Compacte stad: het ruimtelijk beleid om meer te bouwen in steden en dichter tegen de steden aan.
- Woningnood: als de vraag naar woonruimte groter is dan het aanbod.
- Cityvorming: in de oude binnen stad maken woningen plaats voor winkels en kantoren.
- Gezinsverdunning: de afname van het aantal mensen per woning.
- Woonverdunning: er komen steeds minder woningen omdat nieuwe huizen ruimer worden opgezet met meer groen er tussen.
- Agglomeratie: een stad met daaraan vastgegroeide (voor)steden en dorpen.

- Migratie: het verhuizen van het ene woongebied naar het andere woongebied.
- Natuurlijke bevolkingsgroei: geboorte en sterfte vormt samen de natuurlijke bevolkingsgroei.

§19


- Landbouw: verzamelnaam voor 4 agrarische bestaansmiddelen; akkerbouw, tuinbouw, veeteelt, bosbouw.
- Akkerbouw: het kweken van akkerbouwgewassen.
- Tuinbouw: vorm van akkerbouw, maar met speciale gewassen: groente, fruit, bloemen.
- Veeteelt: het fokken en houden van dieren voor bepaalde producten.
- Bosbouw: het kweken van bomen.
- Specialisatie: boeren richten zich op veeteelt of akkerbouw. Daarbij richten ze zich vaak op één product.
- Mechanisatie: het vervangen van mensen door machines.
- Intensivering: de productie per hectare en per dier (proberen) te vergroten.
- Ruilverkaveling: het opnieuw inrichten van een landbouwgebied om de opbrengsten van het land te vergroten.
- Recreatie: alles wat je doet in je vrije tijd.
- Vrije tijd: tijd die overblijft na werken, eten, slapen.

- Recreatief medegebruik: recreatie in gebieden die voor andere functies zijn ingericht.

§20


- stedelijk gebied: steden en agglomeraties die (bijna) aan elkaar zijn vastgegroeid.
- Netwerkstad: over de plaatsen van een stedelijk gebied ligt een netwerk van contacten. Een stad met veel contacten.

REACTIES

I.

I.

wie heeft een samenvatting van hoofdstuk 5 van iedere paragraaf apart van aardrijkskunde de geo van havo/vwo 1

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.