Primaire sector |
De beroepssector die zich bezighoudt met het onttrekken van producten aan de natuur. Hiertoe worden akkerbouw, veeteelt, tuinbouw, bosbouw, jacht en visserij gerekend. |
Bosbouw |
Het beheer van bos dat gericht is op de houtproductie. |
Exportvalorisatie |
De industriële bewerking van een ruwe grondstof of een halfproduct voor de uitvoer. |
Mijnbouw |
De economische activiteit die is gericht op het onttrekken van delfstoffen aan de aardkorst ten behoeve van verdere bewerking. |
Plantagelandbouw |
Een vorm van akkerbouw waarbij de grond gebruikt wordt voor de teelt van commerciële producten die bestemd zijn voor de (wereld)handel, zoals rubber, palmolie, kokosnoten, peper, tabak, rietsuiker, kruidnagelen enzovoort. |
Natte rijstbouw |
Een vorm van irrigatielandbouw waarbij rijst wordt geteeld op kunstmatig bevloeide akkers (sawahs) die door dijkjes zijn omgeven. |
Droge rijstbouw |
De teelt van rijst op onbevloeide velden (tegalan) die voor hun bewatering uitsluitend afhankelijk zijn van neerslag. |
Agrarische transitie |
Ontwikkeling in de landbouw waarbij de inzet van menselijke arbeidskrachten en traditionele kennisoverdracht plaatsmaakt voor het gebruik van moderne productiemiddelen en de toepassing van wetenschappelijke, landbouwkundige inzichten. |
De-agrarisatie |
Een proces waarbij de eenzijdige gerichtheid op de landbouw en de afhankelijkheid van de plattelandssamenleving van de agrarische sector zodanig afneemt dat deze sector van ondergeschikte betekenis is geworden. |
Rurale differentiatie |
Het bestaan of de toename van maatschappelijke verschillen of tegenstellingen op het land. |
Industrie |
De economische activiteiten die zijn gericht op het verwerken van grondstoffen tot halffabricaten en eindproducten. |
Secundaire sector |
De beroepssector die zich bezighoudt met de activiteiten die worden gerekend tot de industrie, de ambachten, de bouw- en constructienijverheid, de nutsbedrijven (o.a. gas, water, elektriciteit) en soms (bijv. in Nederland) ook de mijnbouw. |
Importsubstitutie |
Het streven van een land om zijn afhankelijkheid van de internationale handel en van de invoer van goederen uit het buitenland te verminderen door middel van het actief beschermen en stimuleren van de eigen industrie. |
Exportgerichtheid |
|
Interne markt |
De afzetmogelijkheden die een land biedt voor goederen of diensten, waarbij het aantal mensen en de koopkracht (netto inkomen per hoofd) doorslaggevend zijn. |
Assemblage |
Het samenvoegen van onderdelen of halffabricaten tot eindproduct in het exportland. De assemblage en uitvoer worden vaak georganiseerd door internationale ondernemingen. |
Export Processing Zone (EPZ) |
In een (EPZ) worden gebouwen en diensten ter beschikking gesteld aan bedrijven die goederen produceren voor de uitvoer, waarover geen belastingen en douanerechten hoeven te worden betaald en waarbij vaak andere regels gelden wat betreft onder andere arbeid- en milieurecht. Ook wel economische productiezones genoemd. |
Gastarbeid of arbeidsmigratie |
De (meestal als tijdelijk bedoelde) vestiging van een persoon in een andere regio of land om daar als werknemer een inkomen te verwerven. |
Overmakingen |
Het verzenden van geld dat verdiend is met het verrichten van gastarbeid naar het land van herkomst. |
Tertiaire sector of dienstensector |
De sector die producten levert die niet tastbaar zijn, zoals horeca, handel, transport, zorg, overheid.
|
Dienstverlening |
Het leveren van diensten, zie: tertiaire sector. |
Formele sector |
Het verlenen van diensten vanuit de moderne tertiaire sector. |
Mondiale oriëntatie |
De aanschaf en levering van goederen en diensten binnen het wereldwijde netwerk van economisch-politieke contacten. |
Informele sector |
Het verlenen van diensten vanuit de scharrel- of bazaareconomie die niet officieel geregistreerd staan. Ook wel: traditionele tertiaire sector. |
Fragmentarische modernisering |
Het verschijnsel dat moderne en traditionele elementen in een samenleving naast elkaar blijven bestaan doordat het moderniseringsproces slechts gedeeltelijk in bepaalde sectoren of gebieden plaatsvindt. |
Lokale oriëntatie |
De aanschaf en levering van goederen en diensten binnen het plaatselijke netwerk van contacten. |
Toerisme |
Het reizen naar plaatsen buiten de dagelijkse omgeving om daar niet langer dan een jaar te verblijven voor vrije tijd, zaken of andere doeleinden, waarvoor men niet wordt beloond vanuit de bezochte plaats. |
Centrum-periferie tegenstelling |
De tegenstrijdige belangen die het gevolg zijn van de verschillen tussen een machtscentrum en een randgebied. |
Externe economische relaties |
Contacten die een land of regio op economisch gebied onderhoudt met andere landen of regio’s. |
Gemengde economie |
Een staatshuishouding waarin naast de consumenten en producenten de overheid een belangrijke rol speelt. |
Exportpakket |
De samenstelling en omvang van alle uitgevoerde goederen, diensten en kapitaalstromen van een land. |
Centrum-periferie verhouding |
De aard van de relatie wat betreft macht en ligging tussen de kernlanden en de landen die deel uitmaken van de periferie. |
Buitenlandse directe investering |
Het verwerven van blijvend belang in een onderneming in het buitenland, met het doel invloed op het beleid te kunnen uitoefenen.
|
Hoofdstuk 3 Werk en welvaart in Indonesië
- Begrippenlijst door een scholier
- 5e klas havo | 822 woorden
- 10 januari 2013
- 29 keer beoordeeld
29
keer beoordeeld
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
23.387 scholieren gingen je al voor!
Geef een cijfer:
7
Probleem melden
Ook lezen of kijken

Praat mee: waar maak jij je zorgen om?

Dit zijn dé journalistieke geheimen van Scholieren.com

Een ode aan de blogredactie
Stel, je bent docent en een leerling is heel erg zenuwachtig voor een spreekbeurt. Wat doe je?
362 stemmen
REACTIES
1 seconde geleden