Hoofdstuk 1 t/m 6 (Politiek en ruimte)

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • Klas onbekend | 1019 woorden
  • 5 juli 2004
  • 37 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
37 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Intergratie: aanpassing van een allochtone persoon of groep aan de samenleving met behoud van een aantal cultuurelementen
Palestijnen: naam voor die Arabieren die tot 1947 in Palestina hun woonplaats hadden en voor de kinderen die een Palestijnse vader hebben
Multinationale staat: een staat waarin geen enkele etnische groep een groter aandeel heeft dan 60 % van de totale bevolking
Autonome: het recht om eigen wetten en regels op te stellen
Segregatie: scheiding van groepen in de samenleving.In de geografie meestal bedoeld als ruimtelijke scheiding, vb. Leeftijd, opleiding, inkomen

Cultuurgrond: beteelbare oppervlakte gronfd
Homogene regio/uniforme regio: een bepaalde zone word gekenmerkt door een bepaald verschijnsel dat in principe gelijk verdeeld is over het gehele gebied
Nodale regio: een gebied dat word afgegrensd door een verschijnsel waarvan de intensiteit afneemt van het centrum naar de rand
Bestuurlijke eenheid: een duidelijk afgegrensd gebied dat valt onder de wetten en regels van de instantie die zeggenschap heeft over het gebied
Politieke grens: de grens tussen bestuurlijke eenheden
Volk: een menselijke groep met een gemeenschappelijke cultuur en geschiedenis en die zich aan een gebied gebonden voelt
Staat: het afgegrensde woongebied van een of meerdere volken dat door andere staten wordt erkend
Soeverein: niet ondergeschikt aan andere overheden
Supranationale organisaties: een organisatie of instelling waaraan de deelnemende nationale lidstaten een zekere mate van zeggenschap hebben overgedragen
Territorium: het grondgebied dat onder zeggenschap van de staat valt
Natie: de groep die binnen de grenzen van een staat woont en die zich verbonden weet door een gedeelde identiteit
Decentralisatie: een proces waarbij bestuursbevoegdheden vanuit het centrum worden verlegd naar een lager beslissingsniveau
Dictatuur: een enkel persoon of een kleine groep bepaalt het beleid, waarbij de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtelijke macht niet duidelijk van elkaar gescheiden zijn

Centralisatie: proces waarbij de bestuursbevoegdheden vanuit een lager beslissingsniveau naar het centrum worden verlegd
Federale staat/bondsstaat: een nationale staat waarin de samenstellende regio’s (landen, deelstaten, provincies of kantons) een grote mate van autonomie hebben
Centraal geregeerde eenheidsstaat: een staat die wordt geregeerd vanuit een bestuurscentrum zonder dat er sprake is van een grote mate van autonomie van de samenstellende regio’s
Ruimtelijke ordening: de door de overheid aangestuurde inrichting van de ruimte
Planologische kernbeslissingen: in dit discussiestuk staan de uitgangspunten van het Rijk voor de inrichting van de ruimte
Ruimtelijke nota’s: ruimtelijk plan van het Rijk dat in grote lijnen de inrichting van Nederland of delen daarvan regelt
Streekplannen: provinciaal ruimtelijk plan op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
Bestemmingsplannen: ruimtelijk plan van de gemeente waarin de inrichting van een deel van het gemeentelijk grondgebied is geregeld
Vinex-locaties: nieuw woongebied bij een grote stad, zoals is aangewezen in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra
Suburbanisatie: de verhuizing van personen of activiteiten vanuit de stadsgemeente naar de randgemeenten
Oververtegenwoordiging: het bovengemiddeld aanwezig zijn van een bepaald verschijnsel
Gemeentefonds: een door het Rijk onderhouden geldelijk fonds waaruit uitkeringen worden verstrekt aan alle gemeenten

Structuurkenmerken: bijzondere eigenschappen van een bepaald gebied die van blijvende aard zijn
Frictieverschijnselen: demografische knelpunten van tijdelijke aard
Onroerend Zaak Belasting, OZB: belasting die door eigenaars en huurders van onroerende zaken (gebouwen) betaald moet worden
Bestuurskracht: het vermogen om met voldoende kennis van zaken op het juiste moment de juiste bestuursbeslissingen te nemen
Nodaal model: een regionale organisatie of indeling die uitgaat van de reikwijdte van een centrale plaats
Regionaal bewustzijn: het idee gevoelsmatig te zijn verbonden met een gebied
Identiteit: eigenheid van een persoon of gebied
Exclusiviteit: het onderscheiden van een regio t.o.v andere regio’s door meerder kenmerken die alleen voorkomen in die ene regio
Afgrensbaarheid: de mogelijkheid om een gebied op een logische manier te begrenzen
Wet wetenschappelijke regelingen, WGR: wet die het gemeenten mogelijk maakt om sommige wettelijke taken over te hevelen naar een samenwerkingsorgaan waar verschillende gemeenten lid van zijn
Fysiekruimtelijke structuur: het ingerichte landschap

Functionaliteit: de toegankelijkheid en bruikbaarheid van activiteiten zoals dienstverlening
Woon-werkverkeer: de verplaatsing van mensen tussen de woonlocatie en de werklocatie
Forens: iemand die meerdere keren per week heen en weer reist tussen de woongemeente en de werkgemeente
Forensisme/pendel: het dagelijks of tenminste meerdere keren van per week heen en weer reizen tussen de woon en werkgemeente
Autochtone forensen: mensen die meerdere keren per week tussen de werkgemeente en de woongemeente waar ze geboren en getogen zijn reizen
Allochtone forensen: mensen die meerdere keren per week tussen de werkgemeente en hun nieuwe woongemeente reizen
Cityvorming: het proces waarbij in de binnenstad de woonfunctie plaatsmaakt voor winkels en kantoren
Gezinsverdunning: het teruglopen van het gemiddeld aantal mensen per gezin (en dus per woning) Woningverdunning: het teruglopen van het gemiddeld aantal woningen per hectare
Overloop: een vorm van suburbanisatie die veroorzaakt word door een gebrek aan geschikte woonomstandigheden in de centrale stadsgemeente
Selectieve migratie: een bevolkingsgroep die deelneemt aan migratie op grond van een bepaald kenmerk, zoals leeftij, inkomen, geloof
Groeikernenbeleid: ruimtelijk beleid van de Rijksoverheid waarbij het aantal plaatsen is aangewezen om de suburbanisatie uit de Randstand op te vangen

Gebundelde deconcentratie: ruimtelijk beleid waarbij de sterk verspreide suburbanisatie naar een beperkt aantal groeikernen wordt geleid
Agglomeratie: een kernstad met de omliggende gemeenten
Kruisforensisme: geen duidelijk patroon in de bewegingsrichting
Reikwijdte: max. afstand die een klant wil afleggen voor een voorziening
Draagvlak: het mogelijk aantal klanten dat gebruikt maakt van een voorziening
Drempelwaarde: min. Aantal klanten dat nodig is om een bepaalde centrale voorziening in stand te houden
Kleine kernen: dorpen met minder dan 5000 inwoners
Centrale voorziening: een voorziening die geleverd wordt in een plaats voor de eigen inwoners en voor de inwoners van het verzorgingsgebied rondom de plaats
Centrale plaats: een plaats van waaruit centrale diensten worden geleverd
Voorzieningenniveau: de hoeveelheid en kwaliteit van centrale diensten die vanuit een centrale plaats kunnen worden geleverd
Maaswijdte: de afstand tot de meest nabije zelfde soort centrale dienst in het netwerk
Acquis Communautaire: het geheel van schriftelijk vastgelegde wetten, regels en normen van de EU

Gemeenschappelijke landbouwbeleid: het beleid dat de EU voert ten aanzien van de landbouw in alle lidstaten
Directe inkomenssteun: de geldelijke hulp die individuele boeren rechtstreeks ontvangen van de EU in de vorm van subsidies op prijzen en investeringen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.