begrippen Domein C: Aarde

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 6e klas vwo | 813 woorden
  • 9 mei 2013
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

DOMEIN C:                                        AARDE

5a 1.

Lithosfeer:                                        vast materiaal: gesteente, reliëf en bodem.

Pyroklastica:                                   uitgestoten materiaal zoals as en stenen (vulkanische bommen).

Stollingsgesteenten:

Basalt:                                                 mafisch vulkanisch stollingsgesteente dat gevormd wordt door de stolling van lava.

Graniet:                                              een stollingsgesteente en dat wil zeggen dat het is gevormd door het ondergronds stollen van magma.

Andesiet:                                           uitvloeiingsgesteente; het wordt voornamelijk gevormd aan het aardoppervlak.

Aardbevingen:

Magnitude (Richter):                   de schaal van Richter (door het ANP Richterschaal genoemd) is een meetschaal waarop de waargenomen kracht van een aardbeving in een getal wordt uitgedrukt.

Intensiteit (Mercalli):                  de intensiteitsschaal van Mercalli is een schaal om de sterkte van aardbevingen uit te drukken.

5a 2.

Verwering:

Mechanisch:                                     door temperatuurverschillen en plantenwortels verbrokkelt gesteente tot bv. keien, grind, zand; samenstelling verandert niet; overheerst in gematigde zone.

Chemisch:                                          afbraak door omzetting gesteente door warmte en vochtigheid; via chemische reacties, samenstelling verandert; overheerst in tropen.

Karstverschijnselen:                     vorming grotten doordat kalk uit kalksteen oplost in water; sluit neer als druipsteen.

Metamorfe gesteenten:

Leisteen:                                            oorspronkelijk sedimentgesteente vaak te herkennen door bv. gelaagdheid of fossielresten.

5a 3.

Hydrologische kringloop:          kringloop van water via verdamping, condensatie, neerslag en afstroming.

5a 4.

Luchtcirculatie:

Wet van Buys Ballot:                   houdt in dat lucht stroomt van een maximum naar een minimum en daarbij – staand met de wind in de rug – op het noordelijk halfrond een afwijking heeft naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links.

Interglaciaal:                                   de periodes tussen twee glacialen in. Ze worden gekenmerkt door een stijging van de temperatuur, gevolgd door een daling.

5b 1.

Landschapzones:

Boreale zone:                                   koud overgangsgebied van polaire naar gematigde zone; vegetatie: naaldwoud.

5b 2.

Hazard management:

Herhalingsperiode:                       de periode waarbinnen een gevaar wederom kan voorkomen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.