Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

basisboek nummers : 111/112 - 121/126 - 129/131 - 133 - 134 - 185 - 187

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas havo | 326 woorden
  • 15 augustus 2011
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
21 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Bestaansmiddelen – middelen waarmee de levensbehoeften geproduceerd worden.
Primaire sector – rechtstreeks uit de natuur
Secundaire sector – de industrie, die verwerkt de primaire producten
Tertiaire sector – de diensten sector

Productie middelen – arbeid kapitaal en natuur.
Arbeid: mensen die voor een productie nodig zijn
Kapitaal: gebouwen machines hulpmiddelen en voertuigen
Natuur: grond bossen delfstoffen en water

Grondstoffen: stoffen waarmee een fabriek de productie begint.

1e – ruwe grondstoffen: onbewerkte stoffen
2e – halffabrikaten: zijn al bewerkt, nodig voor grotere producten (auto’s – accu’s)

Arbeidsintensief: grootste productie middel is arbeid
Kapitaalintensief: dure installaties, dure gebouwen ect.
Automatisering: mensen vervangen door computers
Lagelonenlanden: arbeidsintensieve bedrijven gaan daar heen.

Lichte industrie: gebruik van halffabricaten of onderdelen eindproductie gaat naar de markt
Zware industrie: produceert halffabricaten, d.m.v. grondstoffen.
Industriële inertie: industrieën verplaatsen zich niet snel
Vluchtsector – diensten sector in arme landen, slecht betaalde diensten.
Grondstofgebonden: bedrijven vestigen zich vlakbij de benodigde grondstoffen
Marktgebonden: bedrijven die met halffabricaten werkt
Consumentenmarkt: mensen of bedrijven die het product van je bedrijf willen kopen
Arbeidsmarkt: in stedelijke gebieden kunnen bedrijven beter opgeleiden werknemers vinden (vraag en aanbod van arbeid komen bij elkaar)

Infrastructuur: alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.
Sociale infrastructuur: de diensten die een bedrijf nodig heeft om goed te produceren
Mobiliteit: verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoersmiddel
Massagoederen: of bulk, worden los in het ruim of laatbak gestort, ze zijn niet verpakt.
Stukgoederen: los verpakte goederen meestal vervoerd in containers
Toerist: is voor plezier op reis, langer als 3 dagen weg? = op Vakantie
Vakantieparticipatie: percentage dat de bevolking op vakantie gaat
Massatoerisme: veel toeristen op 1 plek
Hoogseizoen: juli/augustus
Verblijfaccommodatie: onderdag (hotels appartementen of bungalows)
Globalisering/mondialisering: het steeds doorgaande proces van internationale uitwisseling van geld goederen en ideeën.
Handelsbalans: inkomende en uitgaande geld tegen elkaar afwegen op een balans. Waardeverhouding tussen de totale invoer van een land en de uitvoer.
Betalingsbalans: waardeverhouding tussen al het geld dat binnenkomt, en het land uit gaat
Actieve balans: er komt meer geld binnen dan dat eruit gaat

Passieve palans: er gaat meer geld uit als erin.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.