Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Taal hoofdstuk 3

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 601 woorden
  • 18 mei 2011
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 4
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Taal Hoofdstuk 3 gemaakt door Sanne en Lieke

1. Functie = Bepaald werk dat je moet doen.

2. Freelancer = Iemand die niet in vaste dienst werkt, maar die per opdracht wordt betaald.

3. Telewerken = Thuis werken via een computer die op een netwerk is aangesloten.

4. Flexibel = Buigzaam // Past zich makkelijk aan.

5. Stressbestendig = Goed bestand tegen grote geestelijke druk.

6. Professioneel = Niet amateuristisch // Beroepsmatig.

7. Curriculum = Beschrijving van de levensloop, vooral van je opleiding en werkervaring.


8. Antecedenten = Je voorgeschiedenis // Dingen die eerder in je leven gebeurt zijn.

9. Evident = Heel duidelijk.

10. CAO-onderhandelingen = Proberen het eens te worden over de arbeidsvoorwaarden.

11. Vacante = Onbezet // Niet vervult.

12. Arbeidsmarkt = Hoeveelheid betaalde banen die er zijn tegenover het aantal mensen dat werk zoekt.

13. Exorbitant = Buitensporig // Overdreven.

14. Arbitrage = Het nemen van een beslissing door een scheidsrechter.

15. Arbeidsongeschikt = Niet in staat om te werken door ziekte of afwijking.

16. W.A.O. = Wet op Arbeidsongeschikheidsverzekering die ervoor zorgt dat werknemers toch geld krijgen als ze langdurig ziek zijn.

17. Arbodienst = Mensen die zich bezig houden met de controle en begeleiding van zieke werknemers en met de veiligheid.

18. Sociale zekerheid = Het feit dat je geld krijgt wanneer je geen werk hebt, ziek bent of gepensioneerd.

19. Zwartwerker = Iemand die geld verdient en daar geen belasting over betaald.


20. Rechtspositie = Rechten en plichten van een werknemer.

Opdracht 3
1. evident
2. exorbitant
3. professioneel
4. arbitrage
5. vakbonden
6. antecedenten
7. arbeidsongeschikt
8. flexibel
9. telewerken
10. vacant

Opdracht 5 A & B
1. praatjes vullen geen gaatjes
met gepraat kan niets bereikt worden

2. zachte heelmeesters maken stinkende wonden
sommige problemen kunnen niet met zachtheid opgelost worden

3. de gelegenheid maakt de dief
men laat zich gemakkelijk verleiden door een goede gelegenheid

4. wie eerst komt eerst maalt
wie eerst komt, krijgt het beste

5. als het kalf verdronken is dempt men de put

problemen worden pas verholpen als het te laat is

6. zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens
het is nergens beter dan thuis

7. als er een schaap over de dam is volgen er meer
voorbeelden trekken

8. na regen komt zonneschijn
na tegenslag komt voorspoed

9. stille wateren hebben diepe gronden
mensen die weinig zeggen, bedenken des te meer

10. de appel valt niet ver van de boom
kinderen lijken vaak op de ouders (bijz. inzake karakter)

Opdracht 6 A & B
1. van alle markten thuis zijn
veelzijdig zijn. Goed geïnformeerd

2. met twee maten meten
niet voor alles of iedereen even streng zijn

3. iemand in de maling nemen
een grap uithalen

4. alle zeilen bijzetten
alle middelen aanwenden

5. een storm in een glas water

ruzie of onenigheid om iets

6. de kat uit de boom kijken
afwachten

7. het gaat van een leien dakje
het gaat gemakkelijk

8. op zijn achterste benen staan
zich met klem verzetten

9. een slag om de arm houden
niet al zijn troeven tegelijk uitspelen

10. door het oog van de naald kruipen
op het nippertje ontsnappen

Opdracht 7 A
1. De ware Jacob
De man van je leven

2. Een ongelovige Thomas
Sceptisch persoon

3. dat is de Benjamin
dat is de jongste

4. zo arm als Job
heel erg arm

5. een Judas
een verrader zijn

6. zo oud als Methusalem
erg oud zijn

7. weten waar Abraham de mosterd haalt
er alles van weten

B

8 d
9 e
10 c
11 b
12 a

C
Adamskostuum = naakt

Andreaskruis = schuin kruis

Davidster = 6 puntige ster

Gideonsbende = ongeordende troep mensen

Jakobsladder = schuin omhoog lopende transportband

Jobstijding = verdrietig bericht

Judasstreek = gemene streek

Kainsteken = boosaardige gezichtsuitdrukking

Lazarushoofd = iemand met 1 of andere uitslag op zijn hoofd

Salomonsoordeel = heel moeilijke beslissing

D
De achilleshiel = de zwakke plek

De adoniscomplex = een ziekelijke neiging bij mannen om een mooi lichaam te willen hebben

Iets met argusogen bekijken = iets kritisch beschouwen


Het zwaard van Damocles = een dreigend gevaar

De gordiaanse knop doorhakken = een bijzonder lastig probleem oplossen

Het oedipuscomplex = de neiging van jongens om hun vader als rivaal te zien in de liefde voor hun moeder.

Een platonische liefde = liefde zonder seks

Een Pyrrusoverwinning = een overwinning die je alleen behaalt ten koste van grote verliezen

Een Tantaluskwelling = een zware kwelling

Een Spartaanse opvoeding = gedisciplineerde (harde) opvoeding

Sisyfusarbeid = een zeer zware arbeid

Het paard van Troje binnenhalen = het noodlot over jezelf afroepen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.