Uitdrukkingen
Opdracht 12
- Bij tijd en wijlen: zo nu en dan;
- Gepokt en gemazeld: zeer ervaren;
- Have en goed: bezittingen;
- Met angst en beven: erg bang;
- Met hangen en wurgen: met zeer veel moeite;
- Naar eer en geweten: oprecht;
- Schering en inslag: vaak voorkomend;
- Van haver tot gort: door en door; geheel en al;
- Van toeten noch blazen weten: volkomen onkundig zijn; van niets weten;
- Voor galg en rad: misdadig.
Opdracht 14
- Bij hoog en laag volhouden: stellig volhouden;
- Buigen of barsten: het ergens op wagen;
- hemel en aarde bewegen: er alles aan doen;
- Het moet uit de lengte of uit de breedte komen: beperkt in keuze;
- Lief en leed delen: alles delen;
- Na veel plussen en minnen: alles afwegen;
- Stank voor dank krijgen: voor gedaan werk geen bedankt maar commentaar krijgen;
- Van heinde en verre: van alle kanten;
- Van de wieg tot het graf: van begin tot eind;
- Zwart op wit: het op papier hebben staan.
Opdracht 15
- Als puntje bij paaltje komt: als het erop aankomt;
- Dubbel en dwars: ruimschoots; meer dan;
- In kannen en kruiken: in orde; voor elkaar; geheel afgerond;
- Kind noch kraai hebben: geen enkel familielid;
- Met man en macht: zo krachtig mogelijk;
- Op stel en sprong vertrekken: onmiddellijk;
- Paal en perk stellen: beteugelen; binnen de grenzen houden;
- Te kust en te keur: voor het kiezen; zoals men het wilt;
- Voor dag en dauw: heel vroeg;
- Willens en wetens iets doen: opzettelijk en bewust.
Opdracht 17
- Alles op haren en snaren zetten: alle middelen aanwenden / alles in het werk stellen;
- De tering naar de nering zetten: leven met de middelen die men heeft;
- Handel en wandel: gehele doen en laten;
- Met raad en daad bijstaan: Iemand actief helpen met adviezen (raad) en ook op andere wijze (daad);
- Zich met hand en tand verzetten: zich heftig verzetten en er alles aan doen om het niet te laten doorgaan;
- Slikken of stikken: lukken of mislukken;
- Steen en been klagen: uitgebreid, hartgrondig klagen;
- Tegen heug en meug: met veel tegenzin;
- Van de hand in de tand leven: zo gauw iets verdiend is, het gelijk weer uitgeven;
- Wijd en zijd bekend: Bij iedereen bekend zijn.
Opdracht 19
- De kat de bel aanbinden: een lastige kwestie aankaarten;
- De kip met de gouden eieren slachten: iets afstoten wat zeer winstgevend is;
- De kool en de geit sparen: oplossingen zoeken die beide partijen geen pijn doen;
- Geen slapende honden wakker maken: geen aandacht vestigen op iets waarvan men nadeel kan ondervinden;
- Het paard achter de wagen spannen: een volstrekt verkeerde keus maken;
- Het paard van Troje binnenhalen: een vijand in huis halen;
- Het zwarte schaap van de familie zijn: niet zo’n nette burgen zijn ( als zijn broer/zusters);
- Man een paard noemen: duidelijk zeggen wat er fout gaat en wie er verantwoordelijk voor zijn;
- Op alle slakken zout leggen: moeilijk doen over allerlei kleinigheden;
- Zijn schaapjes op het droge hebben: voor zijn hele leven genoeg geld hebben.
Opdracht 21
- De broekriem aanhalen: het zuiniger aan doen;
- De handdoek in de ring werpen: het opgeven;
- De vuile was buitenhangen: de interne problemen aan de buitenwacht mededelen;
- Het klappen van de zweep kennen: veel ervaring hebben van een zeker werk;
- Iets aan de grote klok hangen: iets aan iedereen bekend maken; iets overal rondbazuinen;
- Iets in de doofpot stoppen: iets verzwijgen; ervoor zorgen dat men niets meer van een discutabele kwestie hoort;
- Nul op het rekest krijgen: zijn verzoek afgewezen zien worden;
- Over één kam scheren: gelijk behandelen; geen onderscheid maken;
- Twee vliegen in één klap slaan: tegelijkertijd twee voordelen behalen;
- Water bij de wijn doen: zijn eisen verminderen; een beetje toegeven.
Opdracht 23
- De vinger aan de pols houden: de ontwikkelingen goed in de gaten houden;
- Een rib uit mijn lijf: een grote uitgave;
- Een slag om de arm houden: een voorbehoud maken; iets toezeggen;
- Het hoofd in de schoot leggen; de moed verliezen; het opgeven;
- Iemand de hand boven het hoofd houden: iemand beschermen; iemand verdedigen;
- Iemand het vuur na aan de schenen leggen: het iemand moeilijk maken; iemand scherp ondervragen;
- Op grote voet leven: met geld smijten;
- Tegen de borst stuiten: een afkeer van iets hebben; iets volstrekt verkeerd vinden;
- Van de hand wijzen: verwerpen; afstemmen;
- Zijn snor drukken: ertussen uit knijpen; zich ergens van onttrekken.
Vergelijkingen
Opdracht 26
- Zo oud als joke;
- Als één man achter iemand zitten;
- Eten als een bootwerker;
- Als een dief in de nacht;
- Vloeken als een bootwerker;
- Zo wijs als salomo;
- Lachen als een boer met kiespijn;
- Roken als een ketter;
- Zo arm als joep;
- Praten als brugman;
- Zo blij als een kind;
- Drinken als een tempelier;
- Zo dronken als een Maleier;
- Een leven als een koning;
- Zo brutaal als de bull.
Opdracht 27
- Als haringen in een ton;
- Als twee kemphanen tegenover elkaar staan;
- Als een olifant door een porseleinkast gaan;
- Als een feniks uit de as herrijzen;
- Een leven als een luis op een zeer hoofd;
- Gillen als een speenvarken;
- Leven als kat en hond;
- Zich voelen als een kat in een vreemd pakhuis;
- Zich voelen als een vis in het water;
- Zweten als een otter.
De antwoorden gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden