Module 5 zelftoets

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 5e klas vwo | 447 woorden
  • 29 juli 2008
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
26 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
VWO 4, Module 5

Zelftoets


1 Omschrijf de begrippen tekstthema en hoofdgedachte.

Tekstthema is in één woord zeggen waar de tekst over gaat en hoofdgedachte is een zin vertellen waar de tekst over gaat.

2 Wat is kenmerkend voor een uiteenzetting?

Wanneer de zender aan de gegevens uitleg toevoegt, spreken we van een uiteenzetting en als het objectief is.

3 Welke drie tekstpatronen zijn erg geschikt voor gebruik in een uiteenzetting?

Typering, ontwikkeling en verklaring.


4 Geef een omschrijving van elk van die drie tekstpatronen.

Binnen het tekstpatroon typering kan de zender een omschrijving geven van zijn onderwerp en de kenmerken en eigenschappen ervan beschrijven. Hij kan de bestanddelen en bijzonderheden ervan vermelden. Hij kan ook laten zien tot welke soort zijn onderwerp behoort en welke voorbeelden ervan zijn.
Binnen het tekstpatroon ontwikkeling kan de zender van zijn onderwerp laten zien hoe het tot stand is gekomen. Er kan aan bod komen welke veranderingen het onderwerp in de loop van de tijd heeft ondergaan en welke oorzaken daaraan ten grondslag hebben gelegen. De zender kan ook zijn verwachtingen uit spreken over de aanpassingen die zijn onderwerp in de toekomst zal ondergaan.
Binnen het tekstpatroon verklaring laat de zender van zijn onderwerp, meestal een zeker verschijnsel, zien welke oorzaken eraan ten grondslag liggen. Hij kan ook melden tot welke gevolgen het zal leiden. Daarnaast kan hij laten zien welke andere verklaring voor het verschijnsel zijn bedacht.

5 Onder tekststructuur vallen allerlei verbanden binnen tekst. Deze verbanden kunnen spelen tussen zinnen, tussen alinea’s en tussen tekstdelen.

6 Wat is het verschil tussen een impliciet verband en een expliciet verband?

Impliciet verband is dat de schrijver de samenhang niet heeft uitgedrukt in een signaalwoord. Hij laat het aan de lezer over het verband te leggen.
Expliciet verband is dat de schrijver de samenhang wel heeft uitgedrukt in een signaalwoord.

7 Geef een kort voorbeeld van een expliciet verband.

De kat hebben we vandaag weggedaan, want gisteren heeft ze een van de kostbare tropische vissen opgegeten.

8 Geef een kort voorbeeld van een impliciet verband.

De kat hebben we vandaag weggedaan. Gisteren heeft ze een van de kostbare tropische vissen opgegeten.

9 Noem vijf verbanden die binnen een tekst kunnen spelen.

Verklarend, gevolgtrekkend, uitwerkend, toelichtend en samenvattend.


10 Ga na of de volgende beweringen voor jou gelden. Geef er steeds een toelichting bij.

a Ik heb er moeite mee tekstthema en hoofdgedachte vlot te benoemen.
Ja, want ik moet er goed over nadenken.
b De tekstpatronen kan ik goed gebruiken bij het schrijven.
Nee, want ik kan die verschillende tekstpatronen niet zo goed onderscheiden.
c Signaalwoorden gebruikte ik al langer om iets te weten te komen over de samenhang in een tekst.
Ja, want ik had dat al op de basisschool geleerd.

REACTIES

E.

E.

Echt heel chill deze zelftoets.
Heb je misschien ook nog de zelftoets van Module 9? of heb je die niet meer?

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.