Blok1 13-18, 39, 41-54

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1196 woorden
  • 21 augustus 2008
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
6 keer beoordeeld

13
1 consument - klant
2 cynische - schaamteloze, sarcastische
3 decibels - geluidseenheid
4 effect - gevolg
5 funest - met veel schadelijke gevolgen
6 geinstalleerd - geplaatst zodat het gebruikt kan worden
7 intensief - vergaand, diepgaand
8 intimidatie - bang maken met het doel iets gedaan te krijgen
9 oftewel - of anders gezegd
10 produceert - maakt
11 profiteren - gebrui maken van; voordeel hebben van
12 riskeren - het risico (gevaar) lopen
13 slogan - leus
14 volume - omvang; inhoud; sterkte
15 voorlischtingscampagne - actie, werkplan
16 wemelt - krioelt, zit vol met

14

1 consument, profiteren
2 wemelt
3 geinstalleerd
4 funest
5 decibels, produceert
6 slogan
7 intimidatie
8 volume
9 voolichtingscampagne
10 riskeren
11 oftewel
12 effect
13 intesief
14 cynische

15

1 SIRE - Stichting Ideele Reclame.
2 P.S. - Postscriptum.
3 N.B. - Nota Bene.
4 L.S. - Lectoria Salutem.
5 UFO - Unidentifeid Flying Object
6 S.O.S. - Save our Souls
7 BTW - Belasting op de Toegevoegde Waarde
XL - Extra Large

16

1 Hij hield zich niet aan zijn woord.
2 Samen kunnen we misschien tot goede resultaten komen.
3 De vrouw ging gebukt onder haar zorgen.
4 De kwajongens maakten zich snel uit de voeten toen de politie eraan kwam.
5 De buschauffeur verloord de macht over het stuur en kwam op de verkeerde weghelft terecht.
6 De inbreker werd tot 2 maanden cel veroordeelt.
7 De politie is de dieven op het spoor.
8 Zijn broer was betrokken bij dat ongeluk.
9 Iedereen zong uit volle borst mee.
10 Wij hopen op de overwinning.
11 Hij is geslaagd voor zijn rij-examen.
12 Jos was verliefd op Saskia.
13 Hij is gelukkig helemaal hersteld van die ernstige ziekte.
14 Houd jij van lezen, of kijk jij liever naar de televisie.
15 Wij lazen in de krant dat artikel over de vluchtelingen.

17

1 chirurg
2 loodgieter
3 kruidenier
4 astronoom
5 verslaggever
6 apotheker
7 architect
8 acteur of actrice
9 filmster
10 mannequin
11 stewardess
12 bibliothecaris
13 monnik
14 non
15 elektricien

18

1 Kon geen woord meer uitbrengen.
2 Afgewezen.
3 Had het precies goed.
4 Is bang uitgevallen.
5 Feestvieren.
6 Is snel beledigd.
7 Steelt.
8 Het is niet altijd probleemloos.
9 Op een andere manier bekijken.
10 Hij weet er nog wel iets van, maar is toch niet goed op de hoogte.

39

1 saldolezer
2 Het apperaat leest de chipper, de chipknip en de telefoonkaart.
3 Je steekt de kaart met de goudkleurige chip naar boven in de saldolezer, zodat de goudkleurige chip in de saldolezer verdwijnt.
4 B
5 Het opladen is mislukt. De kaart moet opnieuw worden opgeladen.
6 ERROR.
7 De Saldolezer schakelt vanzelf uit.
8 Aan de onderkant.
9 De saldolezer werkt op twee CR-2016 lithium batterijen.
10 Die lever je in als klein chemisch afval.

41

1 Een lidwoord staat vlak voor een zelfstandig naamword.
2 Er zijn drie lidwoorden, namelijk de, het en een
3 Een zelfstandig naamwoord word voorafgegaan door een lidwoord
4 Een bijvoeglijk naamword zegt iets van een zelfstandig naamwoord.
5 Een zelfstandig werkwoord kan alleen het gezegde vormen
6 Een hulpwerkwoord vormt samen met een of meer andere werkwoorden het gezegde
7 Zie bijvoorbeeld opdracht 15

42

1 Z.nw.:Fridjof, vriend, middag
Bijv.nw.: hele
Z.ww.: gevist
H.ww.: hebben
2 Z.ww.: vertellen
H.ww.: kunne
3 Z.nw.: vader, moeder, vakantie, Indonesie
Bijv.nw.: prachtige
Z.ww.: geweest
H.ww.: zijn
Voorz.: met, naar
4 Z.ww.: vragen
H.ww.: had, kunnen
5 Z.nw.: kasteel, gracht
Bijv.nw.: oude, dichtgeslibde
Z.ww.: lag
6 Z.nw.: verkeer, land, files
Bijv.nw.: drukke, hele
Z.ww.: veroorzaakt
Voorz.:in
7 Z.nw.: mensen, tocht, gezondheidsredennen
Bijv.nw.: drukke, hele
Z.ww.: opgegeven
H.ww.: hebben
Voorz.: om
8 Z.nw.: mist, A1, ongeluk
Bijv.nw.: dichte, verschillende
Z.ww.: gebeurden
Voorz.: door, op
9 Z.nw.: trappenstelsel, kasteel
Bijv.nw.: ingewikkeld
Z.ww.: ontsnappen
H.ww.: kon
Voorz.: via , uit
10 Z.nw.: wandeling, top
Bijv.nw.: urenlange, hoge
Z.ww.: bereikt
H.ww.: hebben
Voorz.: na

43

1 De persoonsvorm is het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet.
2 Het hele werkwoord is die vorm die in het woordeboek voorkomt.
3 Het voltooit deelwoord heeft altijd een vorm van het werkwoord hebben, zijn of worden bij zich

44

1 Pv.: hebben
Volt.dw.: gevist
2 Pv.: kunnen
Hele ww.: vertellen
3 Pv.: zijn
Volt.dw.: geweest
4 Pv.: had
Hele.ww.: kunnen, vragen
5 Pv.: lag
6 Pv.: veroorzaakt
7 Pv.: hebben
Volt.dw.: opgegeven
8 Pv.: gebeuren
9 Pv.: kon
Hele ww.: ontsnappen
10 Pv.: hebben
Volt. dw.: bereikt

45

1 vtt
2 ott
3 vtt
4 vvt
5 ovt
6 ott
7 vtt
8 ovt
9 ovt
10 vtt

46

1 Bij ik: alleen de stam.
Als jij/je ervoor de stam staat: stam + t.
Als jij/je erachter staat en het is onderwerp: stam.
Bij u:stam + t.
Bij hij, zij en het: stam + t.
In het meervoud: de vorm van het hele werkwoord.
2 \'t Kofschip gebruik je om de verledentijd ( en het voltooid deelwoord) van zwakke werkwoorden te vinden.
3 Je neemt de stam; eidigt deze op een van de letters die in \'t kofschip voorkomen
dan schrijf je -te(n).
Als de stam niet eindigt op een van de letters die in \'t kofschip voorkomen, scrijf je de(n).
4 Hier kijk je naar de laatste letter van de stam van het hele werkwoord! Duz Bonz en roov. Deze staan niet in ;t kofschip, dus bonsde en roofde.
5 Bij sterkte (veranderlijke) werkwoorden krijg je klinkerverandering in de verleden tijd.

47

1 Vannessa schreeuwt altijd zo tegen haar hond.
2 Mijn vader rijdt in een uur naar Amsterdam.
3 Waarom ging je gisteren niet met haar mee?
4 Houd jij wel van andijvie?
5 Houdt u van speelfilms?
6 De drugsverslaafde roofde de kassa leeg.
7 Hij bonsde boos op de deur
8 Gerben stond zijn tijd te verdoen.

48

1 tegenwoordig gaat Jan altijd laat naar bed, maar vroeger ging hij het liefst met de kippen op stok.
2 Mijn opa vierde vorige week zijn zeventigste verjaardag.
3 Het gebeurde nogal eens dat hij zich opeens niets meer herinnert.
4 Dat loont de moeite niet, vindt Jan.
5 Houd jij het vol dat je hem niet gezien hebt?
6 Jeannette verhuisde vorige jaar naar Breda.

49

1 Wij hebben/zijn geinformeerd.
2 Wij hebben/zijn opgebeld.
3 Wij hebben gespiekt.
4 Wij zijn gevallen.
5 Wij zijn opgestaan.
6 Wij zijn geslaagd.
7 Wij zijn/worden/hebben geexamineerd.
8 Wij zijn/worden geboeid.
9 Wij zijn/hebben/worden gestraft.
10 Wij hebben geboft.

50

1 Op -en. Het zijn de zogenoemde sterke werkwoorden.
2 eten, drinken, gezwommen

51

1 Amal is naar Vriezenveen verhuisd.
2 De etalage van de juwelier werd leeggeroofd.
3 De leraar heeft ons eraan herinnerd
4 Ons huiswerk zal schriftelijk overhoord worden.
5 Wie heeft dat gedaan?
6 Hij heeft me een kattenbelletje geschreven.

52

1 Door de geopende deur kwam de geur van verse gezette koffie.
2 Corinne heeft me beloofd me met mijn huiswerk te helpen.
3 Het afgebrande huis zal spoedig herbouwd worden.
4 De aangereden fietser verklaarde dat hij de auto niet had gezien.
5 De uigeprinte bladzijnden moeten nog gevouwen worden.
6 De gekookte en door ons opgegeten vis bleek achteraf niet erg vers.
7 De geverfde deur moet nog een keer geschildert worden.
8 De door hem uitgerekende sommen bleken allemaal goed.

53

1 julie had een wandelende tak op haar kamer.
2 De sloffende oude man leek ziek.
3 De schreeuwende kinderen waren niet tot bedaren te brengen.
4 Een zingede en hossende menigte drong door de straten.
5 Het meisje keek mee over de schouder van de scrijvende man.
6 De beierende klokken klonken vrolijk van de toren.

54

1 Ik had nooit geweten, dat hij zo knap is/was.
2 Het gestruikelde en gevallen paard was zo ernstig gewond, dat het afgemaakt moest worden.
3 De geopereerde patient genas voorspoedig en mocht na een week het ziekenhuis verlaten.
4 Het miauwende poesje was hoog in de boom geklommen en durfde er niet weer uit.
5 De geredde zeelieden werden met een helikopter aab land gebracht.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.