1 1 B 2.2
2 1 B 2.2
3 1 D 2.2
4 2 C 2.3
5 2 D 2.3
6 1 D 2.4
7 1 A 2.4
8 1 C 2.5
9 1 B 2.4/2.6
10 1 B 2.5/2.6
11 1 A 2.5/2.6
12 1 C 2.4/2.6
13 1 D 2.4/2.6
14 1 C 2.2
15 1 A 2.2
totaal 17
D-TOETS 1.3 DE EENMANSZAAK DEEL 1 Punt = score/1,2
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 1 B 3.1
2 1 C 3.1
3 1 B 3.1
4 1 D 3.1
5 2 B 3.1
6 2 C 3.1
7 2 C 3.1
8 2 B 3.1
totaal 12
D-TOETS 1.4 DE EENMANSZAAK DEEL 1 Punt = score/5,6
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 1 C 4.2
2 1 C 4.3
3 1 C 4.3
4 1 B 4.3
5 1 A 4.3
6.I 2 C 4.4.1
6.II 2 B 4.4.1
6.III 1 C 4.4.1
6.IV 2 D 4.4.1
7.I 2 D 4.4.1
7.II 2 B 4.4.1
7.III 1 B 4.4.1
7.IV 2 A 4.4.1
8 1 D 4.4.2
9 1 A 4.4.2
10 1 C 4.4.3
11 1 B 4.4.4
12 2 D 4.4.4
13 1 C 4.4.5
14 2 A 4.4.5
15 2 D 4.4.5
16 2 D 4.4.5
17 2 C 4.7
18.I 2 A 4.7
18.II 2 B 4.7
18.III 1 D 4.7
18.IV 2 D 4.7
19 1 C 4.7
20. (1 fout -1)
(1) 1. Direct contact tussen geldnemer en geldgever waarbij er onderhandeld wordt over de
voorwaarden.
(1) 2. De permanence (permanentie)
(2) 3. Interest = (5% x 10.000.000 - 500.000)/2 = 237.500,-
aflossing = 500.000,-
737.500,-
(2) 4. 5 % van (10.000.000 - 2 x 500.000) x 3/12 = € 112.500,-
(1) 5. 28 x 3 x 10.000 = € 840.000,-
(1) 6. 30 x 3 x 10.000 = € 900.000,-
(1) 7. Afnemerskrediet, want de afnemers betalen eerder dan zij de diensten ontvangen.
(3) 8. Inkoopprijs 50% = 2,50
Winstopslag 50%
Verkoopprijs 100% = 100/50 x 2,50 = 5,00
28 x 3 x 100 x 5 = € 42.000,-
(2) 9. (6.000 + 4.500/2 + 3.800/2) x 200 = € 2.030.000,-
D-TOETS 1.5 DE EENMANSZAAK DEEL 1 Punt = score/2,4
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 1 D 5.2
2 1 C 5.2
3 1 D 5.2/5.3
4.I 1 B 5.2
4.II 1 C 5.3
5.I 2 A 5.2
5.II 2 C 5.2
5.III 1 B 5.3
5.IV 1 B 5.3
6.I 2 D 5.2
6.II 2 A 5.3
7.
(3)1. Inkoopwaarde van de omzet: 60% x 630.000 = € 378.000,-
waarde ingekochte goederen exclusief btw: 378.000 + 72.000 - 90.000 = € 360.000,-
waarde ingekochte goederen inclusief btw: 360.000 x 1,21 = € 435.600,-
(6)2. Liquiditeitsbegroting Dolfaan 2e kwartaal 2014
Ontvangsten:
Debiteuren € 686.700,- (2)
Totaal ontvangsten € 686.700,-
Uitgaven:
Crediteuren € 381.150,-
Afdracht btw € 37.800,- (1)
Aflossing hypotheek € 100.000,- (1)
Interest hypotheek € 12.000,- (1)
Overige uitgaven € 20.000,-
Totaal uitgaven € 550.950,-
Toename liquide middelen € 135.750,- (1)
Toelichting op bedragen
Debiteuren: 2/3 x 630.000 x 1,21 + 178.500
Opmerking: Voor elke ten onrechte opgevoerde post 1 punt in mindering brengen, met
een maximum van 3 punten.
DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO 5e
druk
D-TOETS 2.1 DE EENMANSZAAK DEEL 2 Punt = score/2,3
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 1 D 1.2
2 1 B 1.2
3 1 B 1.2
4 1 C 1.3
5 2 A 1.4
6 1 A 1.4
7 2 A 1.5
8 2 D 1.5
9 2 C 1.5
10 2 C 1.5
11 2 B 1.5
12 2 C 1.6
13 1 B 1.6
14 2 D 1.7
15 1 D 1.7
totaal 23
D-TOETS 2.2 DE EENMANSZAAK DEEL 2 Punt = score/2,4
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 1 C 2.2
2 2 D 2.2
3 2 B 2.2
4 2 D 2.2
5 2 B 2.2
6 2 B 2.3
7 2 D 2.3
8 2 A 2.3
9 2 A 2.3
10 2 C 2.3
11.I 1 D 2.3
11.II 1 A 2.3
11.III 1 D 2.3
11.IV 2 C 2.3
totaal 24
D-TOETS 2.3 DE EENMANSZAAK DEEL 2 Punt = score/2,4
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 2 B 3.1
2 2 B 3.2
3 2 D 3.2
4 2 B 3.2
5 2 B 3.2
6 2 C 3.3
7 2 D 3.3
8 2 D 3.3
9 2 B 3.3
10 2 A 3.3
11 2 D 3.3
12 2 B 3.3
totaal 24
D-TOETS 2.4 DE EENMANSZAAK DEEL 2 Punt = score/3
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 2 B 4.1
2 2 C 4.2
3 2 C 4.3
4 2 A 4.3
5 2 A 4.3
6 2 D 4.4
7 2 A 4.5/4.6
8 2 B 4.5/4.6
9 2 C 4.5/4.6/4.7
10 2 C 4.5/4.6/4.7
11.1 2 C 4.6
11.2 2 D 4.6
11.3 2 C 4.6
11.4 2 C 4.6
11.5 2 B 4.6/4.7
totaal 30
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP VWO 5e
druk
D-TOETS 1 DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Punt = score/2,2
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 1 D 1.1
2 1 A 1.7
3 1 D 1.7
4 1 D 1.1
5 1 D 1.2
6 1 C 1.2
7 1 C 1.3
8 1 C 1.3
9 2 A 1.3/1.5
10 2 B 1.6
11 2 C 1.7
12 2 B 1.8
13 2 D 1.8
14 2 D 1.8
15 2 A 1.8
totaal 22
D-TOETS 2 DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Punt = score/2,5
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1.I 1 C 2.1
1.II 1 B 2.2
2 1 A 2.2
3 1 D 2.2
4 1 B 2.2
5 1 C 2.3
6 1 C 2.5
7 1 B 2.5
8 1 C 2.5
9 2 D 2.5
10 2 C 2.5
11 2 C 2.5
12 2 D 2.5
13.I 1 D 2.3
13.II 1 B 2.5
13.III 2 D 2.5
13.IV 2 B 2.5
14 2 D 2.3
totaal 25
D-TOETS 3 DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Punt = score/1,6
Vraag score antwoord Vraag heeft betrekking
op paragraaf
1 2 C 3.2
2 2 A 3.3
3 1 D 3.3
4 2 D 3.4
5 2 A 3.5
6.I 2 A 3.5
6.II 2 A 3.5
6.III 1 A 3.5
7 1 D 3.5
8 1 C 3.5
totaal 16
D-TOETS 4 DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Punt = score/1,1
Vraag score antwoord paragraaf
1 2 B 4.0
2 2 C 4.1
3 1 D 4.1
4 2 C 4.1
5 2 B 4.1/4.2
6 2 A 4.1/4.2
totaal 11
D-TOETS 5 DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Punt = score/1,7
Vraag score antwoord paragraaf
1 1 A 5.1
2 2 C 5.1
3 2 B 5.1
4 2 C 5.1
5 2 C 5.1
6 2 B 5.1
7 2 A 5.1
8 2 A 5.1
9 1 C 5.2
10 1 C 5.2
totaal 17
D-TOETS 6 DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Punt = score/5,2
Vraag score antwoord paragraaf
1 1 C 6.2
2 1 A 6.1
3 1 B 6.2
4 1 C 6.2
5 1 C 6.3
6 1 B 6.4
7 1 B 6.3
8.I 2 A 6.2/3
8.II 2 A 6.2/3/5
8.III 2 B 6.2/3/5
8.IV 2 D 6.2/3/5
9 1 B 6.6
10.I 1 C 4.1
10.II 2 B 6.6
10.III 2 A 6.6
10.IV 2 A 6.6
10.V 1 C 6.7
10.VI 1 D 6.6
10.VII 1 C 6.8
10.VIII 2 A 6.2
10.IX 2 C 6.3
11 2 C 4.1
12 2 A 6.7/8
13 2 B 6.7
14 2 A 6.7
15 2 A 6.7
16.A 2 A 6.7
16.B 1 B 6.7
16.C 1 B 6.7
17 2 B 6.8
18 2 B 6.9/10
19.I 2 A 6.9
19.II 2 D 6.6/9
totaal 52
DE INDUSTRIE VWO 4e
druk
D-TOETS 1 DE INDUSTRIE Punt = score/4,9
vraag score antwoord vraag heeft
betrekking
op paragraaf
vraag score antwoord vraag heeft
betrekking
op paragraaf
1 1 C 1.1 7 IV 2 B 1.4
2 1 A 1.2 7 V 2 D 1.4
3 1 D 1.3 7 VI 2 B 1.4
4 1 B 1.3 7 VII 2 C 1.4
5 1 A 1.3 7 VIII 2 C 1.4
6 1 D 1.4 8 1 B 1.4/5
7 I 2 B 1.4 9 2 D 1.5
7 II 2 B 1.4 10 I 2 B 1.4/5
7 III 1 D 1.4 10 II 2 C 1.5
11.
(3) 1. Afschrijvingskosten: (3.000.000 + 100.000 - 450.000)/10 = 265.000
Interestkosten: 12% x (3.100.000 + 450.000)/2 = 213.000
Overige constante kosten 222.000
700.000
700.000/1.000 + 600 = € 1.300,-
(2) 2. (4 x 110) + 85 + 75 = € 600,-
(3) 3. Kosten drukpers 1.300,-
Variabele kosten per editie 30.000 x 20 pagina's x 0,02 12.000,-
Kosten drukplaten (20/4 x 600) 3.000,-
Kosten 15 zwart wit foto's x 80 + 8 kleurenfoto's x 500 5.200,-
Winstopslag 30.000 x 0,14 4.200,-
€ 25.700,-
(2) 4. Bp = 305 + 420 + 190 + 80 = 995
Bezettingsresultaat: (995 - 1.000) x 700 = € 3.500,- nadelig
(3) 5. Werkelijke productie = (305 x 16/4) + (420 x 20/4) + (190 x 24/4) + (80 x 28/4) = 5.020
N = 1.000 x 20/4 = 5.000
Bezettingsresultaat: (5.020 - 5.000) x 60 = € 1.200,- voordelig
(2) 6. 1.040.000 + (600 - 400 - 25)q = 700.000 + 600q
1.040.000 = 700.000 + 425q q = 800
12.
(2) 1. TCK is een horizontale lijn ter hoogte van € 300.000,- van q = 0 tot en met q
=110.000
Bedragen van 4
deelresultaten tck
x € 100.000,-
3 Verkoopresultaat
2 Bezettingsresultaat
1
0 1 2 3 4 q* 5 6 7 8 9 10 11
productie en afzet (x
-1 10.000)
-2
-3
Opmerking. Een punt in mindering brengen als de lijn voorbij de beschikbare
productiecapaciteit is doorgetrokken.
(2) 2. Bij 80.000 stuks is de verkoopwinst € 200.000,-. Dus de winstmarge is € 2,50 per stuk.
De verkoopprijs zonder btw is 8,48 / 1,06 = € 8,- per stuk. De kostprijs is 8 - 2,50= 5,50.
Omdat de constante kosten per product 300.000 / 70.000 = € 4,29 zijn, zijn de variabele
kosten per product 5,50 - 4,29 = € 1,21
(2) 3. Zie grafiek bij vraag 1, daar waar het positieve verkoopresultaat = negatief
bezettingsresultaat.
D-TOETS 2 DE INDUSTRIE Punt = score/4,2
vraag score antwoord paragraaf vraag score antwoord paragraaf
1 1 D 2.1 9.II 2 C 2.2
2 1 A 2.1 9.III 2 B 2.2
3 1 C 2.2 9.IV 2 B 2.2
4 1 D 2.2 9.V 2 C 2.2
5 1 D 2.2 9.VI 2 A 2.2
6 1 C 1.4 9.VII 2 A 2.2
7 1 C 2.4 9.VIII 2 A 2.2
8 1 C 2.4 9.IX 2 B 2.2
9.I 2 A 2.2
10.
(4) 1. grondstoffen: 1.125.000/375.000 x 7,50 = 22,50
direct loon:150.000/375.000 x 37,50 = 15,00
constante kosten: 4.500.000/360.000 = 12,50
standaardkostprijs € 50,00 (2)
verkoopresultaat: 375.000 x (75 - 50) = 9.375.000,- (1)
bezettingsresultaat: (375.000 - 360.000) x 12,50 = 187.500,-
bedrijfsresultaat € 9.562.500,- voordelig (1)
(2) 2. totale opbrengst: 350.000 x 75 26.250.000,-
totale kosten:
- grondstoffen 8.775.000
- direct loon 5.308.125
- constante kosten 4.500.000
18.583.125,-
werkelijk bedrijfsresultaat 7.666.875,- voordelig
(2) 3. bezettingsverschillen, prijsverschillen (op grondstoffen en/of direct
loon),efficiencyverschillen (op grondstoffen en/of direct loon)
11.
(2) 1. werkelijk bezettingsresultaat = (225.000 - 240.000) x 5 = - € 75.000,- nadelig
(2) 2. toegestane hoeveelheid grondstof voor 225.000 producten: 225.000 x 0,4 = 90.000 kg
werkelijk verbruik: 90.000 + 2.250 = 92.250 kg
(2) 3. werkelijke grondstofprijs per kg 553.500/ 92.250 = 6
standaardprijs per kg (100% / 120%) x 6 = € 5,-
(2) 4. totaal resultaat:
efficiencyverschil: 2.250 x 5 11.250,- nadelig
prijsverschil: 92.250 x (6 - 5) 92.250,- nadelig
totaal resultaat grondstoffen € 103.500,- nadelig
D-TOETS 3 DE INDUSTRIE Punt = score/3,3
vraag score antwoord paragraaf vraag score antwoord paragraaf
1 1 D 3.1 5.III 2 D 3.2
2 1 D 3.2 5.IV 2 A 3.2
3 1 A 3.2 5.V 2 A 3.2
4.I 2 C 3.2 6.I 2 D 3.3
4.II 2 C 3.2 6.II 2 B 3.3
4.III 2 B 3.2 6.III 2 C 3.3
5.I 2 A 3.2 6.IV 2 A 3.3
5.II 2 C 3.2
7.
(1) 1. Er is sprake van onderscheid in directe en indirecte kosten omdat Fador N.V.
verschillende soorten producten maakt.
(2) 2. opslagpercentage indirecte kosten in 2013:
2.400.000/(400.000 + 600.000 + 1.200.000 + 800.000) x100% = 80%
(3) 3. directe grondstofkosten 8,-
directe loonkosten 22,-
totale directe kosten 30,-
indirecte kosten:
opslag 80% van 30 24,-
kostprijs 54,-
winstopslag 20/80 x 54 13,50
verkoopprijs exclusief btw 67,50 (2)
de marktprijs exclusief btw is 79,86/ 1,21 = € 66,-
De verkoopprijs die Fador N.V. calculeert voor X-fire ligt boven de marktprijs.
Aangezien deze niet door Fador N.V. is te beïnvloeden kan het product X-fire niet met
een nettowinst van 20% van de verkoopprijs exclusief btw op de markt gebracht
worden. (1)
D-TOETS 4 DE INDUSTRIE Punt = score/0,5
vraag score antwoord paragraaf vraag score antwoord paragraaf
1 1 D 4.1 4 1 B 4.2
2 1 A 4.1 5 1 B 4.2
3 1 A 4.1
D-TOETS 5 DE INDUSTRIE Punt = score/1,8
vraag score antwoord paragraaf vraag score antwoord paragraaf
1 1 C 5.1 3.II 2 C 5.2
2 1 D 5.1 4 2 B 5.3
3.I 2 A 5.2
5.
(1) 1. (3.000.000 - 750.000)/5 = € 450.000,-
(3) 2. Cashflow 1.200.000,-
Afschrijving 450.000,-
Winst na vennootschapsbelasting 750.000,-
Winst voor vennootschapsbelasting: 750.000 x (100 : 60) = 1.250.000
500.000 x (p - 3) = 1.250.000
De verkoopprijs van een nieuwe tennisbal is € 3,- + € 2,50 = € 5,50
(1) 3. 3.000.000/1.200.000x 12 maanden = 30 maanden
(2) 4. Bij de NCW-methode worden alle cashflows betrokken in de berekening, bij de
terugverdienperiode alleen de cashflows tot aan de terugverdienperiode;
Bij de NCW-methode worden de cashflows contant gemaakt naar het moment van de
investering, bij de terugverdienperiode niet;
Bij de NCW-methode wordt geselecteerd op winstgevendheid, bij de
terugverdienperiode alleen op liquide middelen.
(3) 5. NCW XE:
2.400.000/1,081
+ 2.800.000/1,082
+ 3.200.000/1,083
+ 300.000/1,083
- 5.000.000 =
€ 2.401.183,76
NCW XP € 2.200.000,-.
Helios BV kiest voor machine XE, want die heeft de hoogste netto contante waarde.
ORGANISATIE & PERSONEEL VWO 2e
druk
D-TOETS 1 ORGANISATIE & PERSONEEL Punt = score/2,2
1. C 1p
2. A 1p
3. C 1p
4. C 1p
5. D 1p
6. B 1p
7. C 1p
8. Weber: bureaucratiemodel 2p
Taylor: scientific management
Lickert: linking-pin principe
Mayo: human relationsbenadering
Fayol: algemene managementtheorie
9. a Onaantastbaarheid: diensten kunnen niet aangeraakt geproefd of geprobeerd
worden.
Onscheidbaarheid: productie en consumptie van diensten vallen meestal samen.
Vergankelijkheid: diensten kunnen niet in voorraad gehouden worden
3p
b Vooruitzien en plannen, organiseren, coördineren, opdrachten geven en
controleren.
2p
c De contingentietheorie legt juist nadruk op de situationele bepaaldheid van de
organisatie, hetgeen de systeemtheorie in het geheel niet doet.
1p
d Taylor: Hoe kan ik het werk zo structureren dat de productiviteit omhoog gaat.
Fayol: Hoe bouw ik een (efficiënte) bestuurbare organisatie?
2p
10. S.M H.R R. S. C.
1 X
2 X
3 X
4 X
5 X
6 X
7 X
8 X
9 X
10 X
11 X
5p
D-TOETS 2 ORGANISATIE & PERSONEEL Punt = score/4,6
1. C 1p
2. A 1p
3. C 1p
4. D 1p
5. D 1p
6. B 1p
7. A + D 2p
8. A + D 2p
9. B 1p
10. C 1p
11. A 1p
12. A 1p
13. 1. 3p
v: verkoper, M: magazijnbediende
2. Lijnorganisatie 1p
3. Eenhoofdige leiding, iedere medewerker heeft slechts één chef.
Overzichtelijke structuur.
2p
4. Weinig aanleiding om initiatief te tonen, iedereen wacht op orders van de
chef.
Het beleid loopt langs vele schakels.
Lange communicatiekanalen.
2p
14. 1. Lijn- en staforganisatie 1p
2. Neen, er is geen sprake van een gezagsrelatie. E is een adviesorgaan
(staforgaan) van de directeur. De baas van B is de directeur A.
1p
3. Ja, I is slechts verantwoording schuldig aan D (chef verkoop) die op
zijn/haar beurt slechts verantwoording schuldig is aan de directeur (A).
2p
4. - duidelijke gezagsverhoudingen op elk niveau;
- bestuurder/chef hoeft niet alle kennis en vaardigheden te bezitten van de
activiteiten die op zijn afdeling worden uitgevoerd.
2p
5. - staffunctionarissen kunnen op basis van hun deskundigheid op bepaalde
terreinen een overwicht ten opzichte van de bestuurder/chef in de lijn
krijgen. Dit kan leiden tot activiteiten waarvoor hun de bevoegdheden
ontbreken en waarvoor de bestuurder/chef verantwoordelijk is.
- de sterk theoretische instelling van de staf kan leiden tot informatie en
adviezen met weinig oog voor aspecten van de praktische uitvoering.
2p
Directeur Rovers
Filiaalchef Buskes Filiaalchef Frieling
Hoofd verkoop Hoofd magazijn
V V V V M M M
V V M
15. 4p
16. 1. Lijn- en staforganisatie: Dit kun je opmaken door het feit dat er gesproken
wordt over “overige stafafdelingen”.
2p
2. Twee voordelen van de lijn- en staforganisatie:
Eenheid van bevel.
Ontlasting van het management doordat de staf adviezen geeft.
Specialistische kennis is aanwezig
Twee nadelen van de lijn- en staforganisatie:
Staf te theoretisch.
Staf eigent zich bevoegdheden toe en ondermijnt hiermee het gezag van de
leidinggevende.
Voor medewerkers is het soms onduidelijk wie hun baas nu is.
4p
3. P-indeling (productindeling): Soortelijke producten zijn samengevoegd tot
één divisie zoals: reizen, verzekeringen, hulpdienst, etc.
2p
4. Voordelen van P-indeling:
Meer betrokkenheid van de werknemers: overzichtelijker.
Grotere flexibiliteit: managers zijn breder inzetbaar.
Topleiding minder belast.
Kortere communicatielijnen.
Nadelen van P-indeling:
Verlies specialisten.
Divisies voeren soms een eigen beleid.
Men profiteert niet van schaalvoordelen
4p
DIRECTIE
Stafafdeling
Personeel
Stafafdeling
Administratie
Verkoopchef
Boersma
Bedrijfleider
Houtepen
Sing Smit
Stamp Lak Mon Exp Service &
onderhoud
Giet Rec
D-TOETS 3 ORGANISATIE & PERSONEEL Punt = score/1,3
1. B 1p
2. D 1p
3. A 1p
4. D 1p
5. B 1p
6. a. De leidinggevende zal zich participatief (enigszins meelevend) opstellen en
middels een gesprek de ervaren medewerker proberen te motiveren.
1p
b. De leidinggevende zal de medewerker moeten duidelijk maken hoe hij zijn taak
moet verrichten: dus aanwijzend, dirigerend.
1p
7. a. Deze manager verdeelt zijn aandacht over mensen en taken (organisatiedoelen)
en zijn eigen persoonlijke doelen. Geen van de drie heeft echter de volledige
aandacht.
1p
b. Deze manager heeft juist heel veel aandacht voor de mensen maar weinig
aandacht voor de taken.
1p
c. In de contingentiebenadering gaat men er van uit dat er niet één leiderschapsstijl
is die als beste aangeduid kan worden. Het hangt af van de situatie. In sommige
situaties is de taakgerichte leiderschapsstijl de beste en in andere situaties de
mensgerichte leiderschapsstijl.
1p
8. -
-
-
De werknemer moet in staat zijn de opdracht uit te voeren. Dit wil zeggen: hij
moet de capaciteiten bezitten die nodig zijn om die opdracht uit te voeren en hij
moet over voldoende middelen en tijd beschikken.
De opdracht, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden moeten duidelijk zijn
voor de werknemer.
De werknemer moet bereid zijn die opdracht te vervullen.
3p
D-TOETS 4 ORGANISATIE & PERSONEEL Punt = score/4,3
1. B 1p
2. A 1p
3. A 1p
4. B 1p
5. B 1p
6. C 1p
7. D 1p
8. D 1p
9. B 1p
10. B 1p
11. A 1p
12. A 1p
13. C 1p
14. A 1p
15. C 1p
16. A 1p
17. B 1p
18. 1. Behoefte aan veiligheid/zekerheid: medewerkers voelen zich onzeker over de
toekomst van hun baan.
1p
2. In een dergelijk gesprek kunnen de plannen voor de toekomst van de
medewerker besproken worden.
1p
19. a. In een personeelsplan moet opgenomen worden wat de personeelsbehoefte naar
kwantiteit en kwaliteit is in de toekomst. Op die manier kan daar tijdig in
worden voorzien door de juist mensen te werven.
1p
b. Deze wervingsbureaus hebben veel meer ervaring met het selecteren van 1p
geschikte medewerkers omdat zij dat dagelijks doen.
c. Een headhunter benadert zeer direct mensen waarvan hij denkt dat ze geschikt
zijn. Een wervingsbureau werft onder een grote groep mensen zonder de
kandidaten zeer direct te benaderen.
1p
20. a. 1. Tijdloon is een beloning per tijdseenheid en dus onafhankelijk van de
geleverde prestatie.
1p
2. Voordeel voor de werkgever is de eenvoud van het systeem. Een prikklok is
voldoende. Nadeel voor de werkgever is dat de prikkel om harder te werken
ontbreekt.
2p
3. Voordeel voor de werknemer is de zekerheid over zijn maandloon. Nadeel
voor de werknemer is dat hij niet beloond wordt als hij zich meer inzet voor de
organisatie.
2p
4. Bij premieloon is er sprake van een vast basissalaris per tijdseenheid met daar
bovenop een vergoeding per prestatie-eenheid. Op het moment dat de
werknemer meer presteert dan een bepaalde standaardprestatie ontvangt hij een
premie/bonus.
1p
5. Voordeel voor de werkgever is dat werknemers meer geneigd zullen zijn
harder te werken en zo een hogere premie te ontvangen. Nadeel voor de
werkgever is dat het meer tijd vergt om alles te registreren.
2p
6. Voordeel voor de werknemer is dat als hij harder werkt er een hogere
beloning tegenover staat. Een nadeel voor de werknemer is dat hij zich meer
opgejaagd kan voelen om de hogere productie te realiseren.
2p
7. In de situatie van Ivo de Wijs zou het premieloon wel eens averechts kunnen
werken omdat als werknemers harder (lees sneller) gaan werken de precisie
minder wordt en zeker bij hoogwaardige arbeid kan dat funest zijn.
1p
b. Bijvoorbeeld het volgen van scholing/cursus.
Bijvoorbeeld door extra aandacht te besteden aan zijn medewerkers.
2p
21. a. Instemmingsrecht 1p
b. Omdat deze geheel onafhankelijk de zaak kan bekijken.
een externe bemiddelaar heeft meer gespecialiseerde kennis.
1p
c. In een functioneringsgesprek, want dan is er sprake van een
tweerichtingengesprek.
2p
22. a. De (Algemene) Wet Gelijke Behandeling 1p
b. Uit kostenoverwegingen.
Een gedwongen ontslag is duurder dan dit formeel vrijwillig ontslag.
Uit pr-overwegingen.
De supermarkt wil uitdragen dat zij een goed personeelsbeleid voert.
2p
c. Vakbonden en werkgevers(organisaties) 1p
D-TOETS 5 ORGANISATIE & PERSONEEL Punt = score/1,1
1. A 1p
2. A 1p
3. a. Instemmingsrecht 1p
b. Adviesrecht 1p
c. Informatierecht 1p
d. Initiatiefrecht 1p
4. 1. Instemmingsrecht en recht op informatie. 2p
2. Het vaststellen welke afdeling het meest heeft bijgedragen in de nettowinst is
zeer moeilijk.
Het resultaat van de ene afdeling is afhankelijk van de andere afdeling.
De verdeling van de kosten over de afdelingen is vaak arbitrair.
2p
3. De directie wil door middel van de winstdelingsregeling de goede prestaties van
afzonderlijke afdelingen extra belonen, in het voorstel van de ondernemingsraad
is dit niet het geval.
1p
MARKETING & LOGISTIEK VWO 2e
druk
D-TOETS 1 MARKETING & LOGISTIEK Punt = score/3
Punten
1. B 1
2. A 1
3. B 1
4. D 1
5. D 1
6. C 1
7. A 1
8. D 1
9. B 1
10. C 1
11. A 1
12 C 1
13. D 1
14. C 1
15. B 1
16. A 1
17. Interpolis: …glashelder 2
Achmea: Ontzorgt
Belastingen: leuker kunnen we het niet maken.
Hans Anders: alleen de prijs is anders.
Pepsi: …a new generation
Kanis & Gunnink: Doe maar gewoon…
Albert Heijn: Let op de kleintjes.
Heineken: Biertje!
18. 1. Zender: Hugo Krotwaar
Medium: spreken via de telefoon (taal)
Boodschap: pech op de weg
Ontvanger: Opel-dealer
2
18. 2. Interne ruis: Hugo heeft moeite om Frans te spreken en kan de boodschap niet
goed overbrengen. Maar ook de ontvanger spreekt geen Nederlands en begrijpt
in eerste instantie niet wat er aan de hand is.
Externe ruis: Door het lawaai van de auto’s langs de autoweg is een en ander
moeilijk te verstaan.
2
18. 3. Hugo zendt een boodschap in het Nederlands (coderen), maar de ontvanger kent
geen Nederlands. Dus in eerste instantie gaat het fout met coderen.
2
18. 4. Er is geen sprake van redundantie bij dit verhaal. 1
18. 5. Er is wel sprake van feedback. De Opel-dealer reageert als volgt: “Sur
l’autoroute du soleil! J’ai compris, je viens dans 30 minutes”.
1
18. 6. De politieman trekt een bedenkelijk gezicht. 1
19. 1. Een beeldmerk of embleem is een symbool dat verwijst naar de activiteiten of
specifieke kenmerken van een organisatie.
1
19. 2. Herkenbaarheid. In een oogopslag weet iedereen dat het hier gaat om Holland
Casino.
1
19. 3. De mensen die Holland Casino bezoeken een gezellige avond te bezorgen. 1
D-TOETS 2 MARKETING & LOGISTIEK Punt = score/5,1
1. C 1 6. C 1 11. A 1 16. C 1
2. C 1 7. D 1 12. D 1 17. D 1
3. D 1 8. B 1 13. B 1 18. C 1
4. C 1 9. A 1 14. B 1 19. B 1
5. C 1 10. A 1 15. C 1 20. B 1
21. V.O.F. JOKA
1. (2) De kosten.
Het soort product.
De afnemers die men wenst te bereiken.
De wijze waarop concurrenten distribueren.
2. (1) Bij directe distributie wordt rechtstreeks aan de consument geleverd en bij indirecte distributie
wordt de tussenhandel ingeschakeld.
3. (1) De beloning voor de desbetreffende handelsfunctie vloeit naar Joka toe, omdat de tussenhandel
wordt uitgeschakeld.
De importeur kan zelf bepalen op welke wijze zijn producten het beste kunnen worden
verkocht; hij is niet afhankelijk van de werkwijze van de tussenhandel.
4. (2) Vervoerskosten. Kosten vertegenwoordigers. Kosten depot (opslag).
5. (2) De vakbekwaamheid van de detaillist.
De samenstelling van het assortiment van de detaillist.
De vestigingsplaats van de detaillist.
6. (2) 15% van 1,0157
x 140.000 = 23.306,74 wordt 23.307.
7. (2) De verkoopprijs van Joka is lager dan de gemiddelde prijs van haar concurrenten.
22. Omo en Robijn Klein en Krachtig
1. (1) Fabrikantenmerk of A-merk
2. (2) Massacommunicatie: er is geen sprake van een directe persoonlijke benadering.
3. (2) Promotiebeleid: er is sprake van communicatie met potentiële afnemers.
4. (2) Doelgroepen zijn groepen waarop de organisatie zich richt (de organisatie kiest de
doelgroepen). Publieksgroepen zijn groepen die op de organisatie reageren (zij worden niet
door de organisatie gekozen, maar dienen zich aan).
23. MEDICAL B.V.
1. (1) De omzetdaling kan ook worden veroorzaakt door dalende prijzen.
2. (1) Het gaat hier om directe levering van de producent aan de detaillist: het groothandelskanaal
wordt gepasseerd.
3. (2) Voordeel: de producent kan meer invloed uitoefenen op de wijze waarop het product aan de
consument wordt verkocht.
Nadeel: het vergt een grotere verkoopinspanning om alle potentiële detaillisten te bereiken.
4. (1) De verkoop via drogisterijen, gezondheidswinkels, etc.
5. (2) Aantal apothekers: 500 + 0,5 x 500 = 750
Aantal bezoeken: 750 x 3 = 2250
Aantal vertegenwoordigers: 2250 : 450 = 5.
6. (3) Basissalaris: 5 x 35.000 = 175.000,-
Provisie: 0,10 x 0,20 x 3.800.000 = 76.000,-
Overige kosten: 5 x 10.000 = 50.000,-
Totaal kosten 301.000,-
7. (1) Door de prijsdaling kan Grippa de status van A-merk verliezen waardoor consumenten op
andere (ook goedkopere) merken overstappen.
8. (1) Het gevaar van prijsbederf. Farmac kan de prijsverlaging volgen waardoor het effect voor
Medical verdwijnt. Dat kan tot verdere prijsaanpassingen leiden, etc.
D-TOETS 3 MARKETING & LOGISTIEK Punt = score/2,3
1. B + C 2 6. A 2
2. A 2 7. A 2
3. A 2 8. D 2
4. D 2 9. B 2
5. B 2 10. A 2
11. Logistieke servicegraad (3 punten)
Voor de beoordeling van de prijzen moeten deze eerst in indexcijfers worden omgezet.
Prijs C (laagste) stellen we op 100
Prijs A { 100 – ((40 - 35)/40) x 100} = 87,5
Prijs B { 100 – ((50 – 35)/50) x 100} = 70
Leveranciers Kwaliteit Service Prijs in indexcijfers
A 80 90 87,50
B 100 85 70
C 90 100 100
Dit levert op:
Leveranciers Kwaliteit (50) Service (30) Prijs (20) Score
A 4.000 2.700 1.750 8.450
B 5.000 2.550 1.400 8.950
C 4.500 3.000 2.000 9.500
De afnemer kiest voor leverancier C.
12. De optimale bestelgrootte
1. 10% × € 40 = € 4,-.
2.
4
(2 x 1.800.000 x 1.000) Q = 30.000
3. Aantal bestellingen = 1.800.000/30.000 = 60
Gemiddelde voorraad = 30.000/2 = 15.000
bestelkosten + voorraadkosten = 60 × € 1.000 + 15.000 × € 40 × 10% = € 120.000
4. 365/60 = 6 dagen.
5. De gemiddelde levertijd is 3 dagen, dan bedraagt de voorraad dus 30.000/2 = 15.000
blikken.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
N.
N.
Thanks! !!!!!
5 jaar geleden
Antwoorden