Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Metropool Jonge Helden

Beoordeling 8.7
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 4e klas havo | 2861 woorden
  • 8 februari 2004
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 8.7
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Opdracht 1 a) Wie hebben er volgens jou een makkelijker leven: jongeren of volwassenen? Leg je antwoord uit. (211) Ik denk dat volwassenen een moeilijker leven hebben dan jongeren en de jongeren het eigenlijk vrij makkelijk hebben. Jongeren hoeven over veel minder dingen na te denken en hoeven eigenlijk alleen schoolwerk te leren of als ze een baantje hebben dat werk doen. Bij volwassenen ligt dat anders, zij moeten zorgen dat er voor hen of het gezin geld in het laatje komt. Daarvoor moet er dus vaak gewerkt worden. Na het werk moeten ze zorgen dat er eten op tafel komt voor hen of het gezin. Bij al deze taken komt ook nog eens het huishouden en eventueel ook nog het opvoeden en bezig houden van de kinderen. Jongeren die een baantje hebben en geld verdienen kunnen dit, als ze nog thuis wonen, het geld helemaal voor zich zelf houden en het besteden waaraan ze maar willen. Voor het eten wordt gezorgd en alles wordt achter ze opgeruimd door de ouders. Wanneer de jongeren zelfstandig wonnen is het wel iets zwaarder, dan krijgen ze vaak ook een meer volwassen leven en moeten ze dus overal zelf voor gaan zorgen. De jongeren worden dan ook veel meer “volwassen” genoemd en krijgen daarbij dan ook het drukke leven van de volwassenen. Het makkelijk studeren en werken van de jongeren is dan voorbij. Opdracht 2 b) Vind je dat de politici genoeg doen om jongeren voor de politiek te interesseren? (216) Nee, jongeren worden pas vanaf hun achttiende serieus genomen door de politiek, dan worden ze ook meer betrokken bij de politiek omdat ze stemrecht hebben. Politici maken wel allemaal wetten en regels voor jongeren zonder de jongeren er zelf over mee te laten praten. Zo komt het dat de politiek niet weet wat er onder de jongeren speelt en andersom dat de jongeren niet weten wat er in de politiek gebeurt. Hierdoor tonen jongeren geen interesse voor wat er in de politiek gebeurd. De politici op hun beurt denken daardoor dat jongeren totaal geen interesse hebben voor de politiek waardoor ze ook niks met en voor de jongeren doen. Ook worden in de politieke debatten nooit jongeren betrokken, zo zie je daar bijna alleen maar mensen ouder dan dertig. Als het dan toch gebeurt dat de politici zich met jongeren gaan bemoeien is het meestal om sympathie te winnen bij hun leden. Vanaf hun achttiende mogen jongeren ook meebeslissen in de politiek doormiddel van de verkiezingen. Maar de verkiezingscampagnes richten zich vaak niet zo zeer op de jongeren die mogen stemmen, het programma heeft niet veel met hen te maken, waardoor ze nog steeds achtergesteld blijven van de politiek. Pas als de punten uit een verkiezingsprogramma interessant worden, gaan de jongeren zich er ook voor interesseren.
Opdracht 3 c) Rash laat aan het einde duidelijk merken hoe hij denkt over het plan om Dennis te wreken. Is het wreken van de moord op een vriend zinloos? Waarom (niet)? (201) Ik denk dat het zinloos is, want wat heb je aan nog meer gewonden en doden. Er zijn altijd mensen die de dader wel lief hebben, als dit zo doorgaat is straks de hele wereld een groot slachtveld van wreekacties. Als iemand zijn vriend wreekt door de dader letsel toe te brengen of zelfs te doden, zullen zijn vrienden hem weer wreken door de persoon die zijn vriend wreekte te doden, wat zo maar door blijft gaan. Ten tweede is het beter dat de dader wordt gepakt en in de gevangenis terechtkomt voor heel wat jaar. Dat is tenslotte een grotere straf en lijdensweg dan het toebrengen van letsel bij de dader. Hierbij loop je tevens de kans om zelf in de gevangenis te komen in plaats van de dader. In de gevangenis kan de dader goed na denken over wat hij nou precies heeft gedaan en wat dat voor invloed had. Tevens kan de dader berouw krijgen van zijn daden. Tot slot is het zinloos om de je vriend te wreken met geweld, als je vriend of jijzelf al een hekel had aan het geweld ga je niet nog eens extra geweld toepassen om iemand anders schade toe te brengen. Opdracht 4 b) Hoe denkt de hoofdpersoon over Marlow? Leg uit waarom ze met Marlow mee naar huis is gegaan. (220) Eigenlijk mag ze hem niet heel erg en vind hem en beetje een zeikerd. “Hij is iemand die je niet moet bedriegen omat hij gaat zeiken als hij zijn zin niet krijgt.” (regel 44 en 45) Ze is bij Marlow gekomen via de XTC, waarschijnlijk is ze onbewust met Marlow meegegaan nadat ze een avondje uit was. Tijdens die avond had ze zoveel XTC op dat ze zelf niet meer goed kon denken, waarna Marlow haar heeft meegenomen. Ze heeft ook hoofdpijn wat het XTC gebruik verklaart. Marlow is in haar ogen dus iemand die haar en heeft gered maar tegelijkertijd ook in de put heeft geholpen. Hij heeft haar waarschijnlijk die XTC gegeven waardoor ze zo diep zonk omdat hij al de XTC pillen heeft, maar hij heeft haar ook gered door haar mee naar zijn huis te nemen en niet daar te laten. Op het einde geeft Marlow aan een kind een halve XTC pil, waarschijnlijk vindt de hoofdpersoon dit echt niet kunnen en ziet in dat Marlow eigenlijk een drugsverslaafde is die anderen in hetzelfde schuitje wil brengen wat hij ook bij haar had geprobeerd. Daarbij is Marlow ook een doordrammer omdat hij er maar op blijft aandringen bij iedereen om de XTC pillen te nemen, bij het kleine jongetje en zelfs bij de hoofdpersoon als aspirientje. Opdracht 5 b) Dit verhaal gaat over een “muziekouder”, maar we kennen ook de voetbalouder, de tennisouder, de atletiekouder, de museumouder en de playbackshowouder. Zijn deze ouders er echt mee bezig het beste voor hun kind te bereiken? Wat zijn volgens jou hun motieven? (241) Nee, deze ouders zijn alleen maar bezig met hun eigen ego en denken daarbij niet aan hun kind. Omdat het kind iets kan wat deze ouder ook altijd wilde, doen de ouders alles wat het kind ook doet en gaan overal mee naar toe. Ook blijven ze het kind aansporen om maar door te gaan om hun eigen status omhoog te krijgen en te houden. Deze ouders zijn dus niet bezig om het beste voor hun kind te bereiken maar om het beste voor zich zelf te bereiken. Ze willen zelf via het kind ook in de “spotlights” komen en daarom blijven ze het kind maar pushen. Dit kan soms wel zover doorgaan dat het kind alles moet doen omdat deze ouder het wil. Het kind zelf vindt het zelfs vervelend om te doen, wat eigenlijk het tegenovergestelde bereikt. Het is eigenlijk de bedoeling dat het kind het helemaal geweldig vindt en de ouder het kind helpt omdat deze het leuk vindt. Maar dan is het zo dat de ouder het helemaal geweldig vindt en de ouder het kind verplicht helpt omdat de ouder het zo leuk vindt. Deze ouders zijn dus heel egoïstisch omdat ze alleen maar aan zichzelf denken en hoe ze het voor zichzelf zo goed mogelijk kunnen maken. Ze willen andere ouders laten denken dat ze heel geweldig zijn en proberen dat te bereiken via hun kind dat onder deze hebzucht naar roem van de ouder lijdt. Opdracht 6 c) De verhouding tussen vader en zoon wordt beschreven als een cirkelgang van straf, wraak, medelijden en schuldgevoel. Wie van hen beide is hiervoor volgens jou het meest verantwoordelijk? Leg je antwoord uit. (209) De zoon, omdat hij zo tegenwerkt, dan is de vader wel genoodzaakt om hem te straffen. De vader wil zijn kind zo goed mogelijk opvoeden kostte wat het kost. De zoon stribbelt in deze opvoeding heel erg tegen en doet dan ook allerlei dingen die niet mogen of dingen om zijn vader zoveel mogelijk te neten. Zijn vader probeert hem er zo verzorgt mogelijk uit te laten zien ondanks dat ze niet veel geld hebben. Hij koopt een tondeuse om hun haren er goed uit te laten zien in plaats van het tot en lang modelloos kapsel uit te laten groeien. Maar de zoon die vindt het lange slonzige haar veel mooier en gaat dan elke keer als zijn haar mooi wordt bijgewerkt een potje zitten grienen. Als wraak gaat hij dan dure taarten vernielen die zijn moeder voor hen allemaal had gekocht. Hierdoor verpest hij zelf de sfeer nog meer en vraagt hij om straf. Als de zoon gewoon meewerkt en niet overal zo’n punt van maakt zouden hij en zijn vader wel dikke maatjes zijn. Maar omdat hij altijd maar weer wraak wil nemen (wat je eigenlijk al niet hoort te doen op je ouders) zorgt hij zelf voor de slechte verhouding tussen hem en zijn vader. Opdracht 7 a) Als lezer voel je de spanning tussen de klas en De Bree. Op welke manier heeft Bordewijk die spanning opgebouwd? Geef bij je uitleg een voorbeeld uit de tekst. (336) Dat je niet weet wie de klas is en hoe ze eruit zien geeft al een spanning aan. Je weet ook alleen wat De Bree denkt en ziet, over de andere leerlingen en hun uiterlijk en gedachte weet je niks. Dan wordt de spanning ook opgebouwd door het grijnzen van De Bree wat de lezer een beangstigend gevoel geeft omdat je niet weet dat het een grijns zonder lach is. “Hij grijnsde, zonder lach, zijn mond stond vol sterke bruine tanden.” (regel 12 en 13) “Hij grijnsde breder nog, zonder lach.” (regel 21) “De Bree lachloos grijnzen, verachtelijk.”(regel 44) Het zwijgen van beide partijen, de klas en De Bree, heeft ook de spanning in zich zitten. Er wordt alleen wat gezegd als het echt moet wat geen prettige sfeer met zich meebrengt. Vooral in de laatste twee alinea komt dit duidelijk naar voren, de twee knijpen beide de ander zijn hand fijn, vooral de jongen moet hele erge pijn hebben gehad, maar beiden zeggen ze niks, evenals de klas. “De ander werd bleek in zijn donkere gezicht, zijn voorhoofd ging glinsteren, maar hij bewoog zich niet en hij gaf geen geluid.” (regel 42 t/m 44) “De jongen deed het ene been tegen de ander. Zijn buik trok in. De klas zag het en bleef stil” (regel 46 en 47) Zo zit er een duidelijke spanningopbouw in het verhaal, het begin heb je nog niet door wat er aan de hand is, na de preek weet je het en op het einde is de spanning enorm hoog. Tot slot wordt er spanning gegeven door de ruimtebeschrijving, “Dit moest een kelder geweest zijn. Er was één wand met vier hoge kleine ramen. Zij waren van gewapend matglas, ijzerstaven ervoor. Daarlangs gleden onderkanten van mensen buiten, daarlangs stootte hortend de wind. Het licht was aan, rood, somber.” (regel 4 t/m 7) Hier blijkt duidelijk de enge sfeer uit, het lijkt zo een kleine tochtende keldertje met weinig licht, wat zo makkelijk een decorbeschrijving van een horror had kunnen zijn
Opdracht 8 c) Lees het stukje theorie over het perspectief. Vanuit welk perspectief zijn de teksten 6 en 7 geschreven? (244) Tekst zes is geschreven in het hij-perpectief, in dit geval is de belangrijkste figuur in dit stuk De Bree. De heer van Bree wordt van binnenuit maar ook van buitenaf gevolgd, je weet wat hij zegt, wat hij hoort, wat hij doet en wat hij denkt. Er is geen verteller in dit stuk, er worden alleen dingen meegedeeldover wat De Bree denkt (van binnenuit) en wat De Bree meemaakt (van buitenaf). In het begin van het verhaal, de eerste alinea, lees je eerst wat De Bree ziet: de tafel en stoel op het randje van het podium, dan wat De Bree doet: het verschuiven van de tafel en stoel, zitten en pakken van een papier, en dan tot slot wat De Bree denkt: het moet een kelder zijn geweest... (vervolg volgende pagina) Tekst zeven is geschreven in het ik-perspectief, in dit geval is de belangrijkste figuur de leerling van de Montanellischool die het hele verhaal vertelt. Je bent in het verhaal heel betrokken bij de hoofdpersoon en het lijkt alsof je het verhaal zelf beleeft. Je voelt duidelijk zijn mening in het verhaal en leest daarom precies hoe hij over bepaalde dingen en mensen denkt. Je weet bijvoorbeeld dat hij een hekel heeft aan het verslag en de beoordeling, dit weet je omdat jij eigenlijk al lezende de hoofdpersoon wordt en vanuit zijn positie alles doet denkt en ziet, het verschil met tekst 6 is dan ook dat je niks van buiten af ziet. Opdracht 9 a) In de gedichten van Van Alphen komen de opvoedingsideeën uit zijn tijd duidelijk naar voren. Geef hiervan enkele voorbeelden uit het gedicht “Jantje zag eens pruimen hangen”. (77) Je mag geen pruimen plukken van andere mensen omdat ze niet van jou zijn: “ ’t scheen dat Jantje wou gaan plukken, schoon zijn vader ’t hem verbood.” Je moet kinderen niet alle geheimen verklappen, zoals de vader die stiekem had staan luisteren. En je moet je kind in al zijn plannen zoveel mogelijk helpen: “Daarop ging vader aan het schudden. Jantje raapte sierlijk op. Jantje kreeg een hoed vol pruimen en liep heen op een galop.” Opdracht 10 c) Schrijf een vervolg aan dit fragment: Anton komt na een “ziekte van enkele dagen” weer op school. Beschrijf zijn eerste ontmoeting met Rita. (442) In de fietsenstalling stonden weer helemaal achterin, in het licht dat door het kleine raampje naar binnen viel de jongens met in het midden Bertus met zij hand in het verband. Ik zette snel mijn fiets op slot en liep de fietsenstalling uit. Ik had ze zien kijken, fronsend, kwaad en fluisterend, wat ze zeiden kon ik niet verstaan maar het was vast en zeker niet veel goeds over mij. Op het schoolplein stond iedereen in groepjes druk te praten, maar ik had het gevoel nergens bij te horen. Ik ging in een hoek van het schoolplein op het hek zitten vanwaar ik alles en iedereen goed kon overzien. Bijna helemaal aan de andere kant van het schoolplein dacht ik een glimp op te vangen van Rita en haar groepje, maar zeker was ik er niet van. De bel ging, het uur van de waarheid, ik zou Rita onder ogen moeten komen en haar zeggen wat, waarom… ik wist het niet. Op het moment in de fietsenstalling ze was zo dichtbij, ik voelde al haar vormen en welgeschapen buste, ik rook haar heerlijke geur zo intens. Maar het was een reactie van machteloosheid, zo stom maar toch, ik had haar moeten zoenen, alles zou zijn uit gekomen… Opeens was daar Rita voor me, ze keek me aan, ze lachte wel naar me maar in haar blik zag ik verdriet. Toen was ze al voorbij, ik volgde de rij naar de klas en ging zitten. Tijdens de les had ik voor me zelf precies uitgedokterd wat ik zou gaan zeggen, nu was het pauze en moest ik het doen. Rita stond weer in hetzelfde groepje meisjes dat ook in de fietsenstalling was, ik wenkte haar en ze kwam. Toen was ze weer zo dichtbij, ik voelde weer het bloed naar mij hoofd gonzen, ik kon mezelf net op tijd bedwingen. Ze keek me vragend aan, ik wist geen zinnig woord meer uit te brengen. “Ik, nou… weet je… ehh, wat ik ehh.. zeggen wou…, eh… sorry” stamelde ik. “Oh”, zei Rita, “is dat het of komt er nog meer?” “Nee, niks” zei ik. Opeens spuugde ze me in mij gezicht, maar het was geen vieze kleffe rochel, maar echt een… Rita-spuugje. Ze keek me even aan en ik keek terug. Ze bracht haar hoofd heel dicht bij de mijne en gaf me voorzichtig een kusje en daarna een echte zoen. 2, 5, nee wel 10 seconde. Toen haar hoofd weer weg was zij ze “zo had je het moeten doen”. En ze rende weg naar het groepje meisjes dat giechelend stond te kijken. Mijn hoofd was vuurrood, maar ik wist wat dit betekende… Opdracht 11 b) Vind je Theo’s gedachten begrijpelijk? (205) Nee, het is een weerwaar van losse stukken waar je als buitenstaander geen touw aan vast kan knopen. Hij heeft zijn gedachten niet geordend waardoor ze totaal niet chronologisch zij en dus voor de lezer bijna onbegrijpelijk. Hij probeert het wel in een chronologische volgorde te zetten, maar steeds dwalen zijn gedachten weer af naar een heel ander deel: de zoen van Agnes. En wat daarbij een rol speelt dat het de eerste keer was dat een meisje hem had beroerd. Hij kan er niet uit wijs worden dat Agnes hem heeft verraden en zijn eigen gedachten zijn in een soort van tweestrijd. De ene kant zegt hem dat ze een slet is en hem alleen heeft gezoend om hem de volgende dag te kunnen verraden. Maar de andere kant zegt hem dat ze hem gewoon heeft gezoend omdat zij dat wou en hij ook en dat dat helemaal los staat van het feit dat hij is verraden. Ook door deze tweestrijd wordt het voor de lezer een onbegrijpelijke brei van gedachteflarden. Dan het laatste punt wat het onoverzichtelijk maakt is dat de tekst de hele tijd wisselt tussen het moment waarop Theo aan het denken is en de gedachten van Theo over het verleden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.