Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Module 7 - Hoofdstuk 1

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 5e klas havo | 1262 woorden
  • 20 januari 2012
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Open vragen module VII H1 boek

1. a    Wat is het verschil tussen visie en beleid?
Een visie bestaat uiteen verzameling opvattingen over wat belangrijk is en wat niet.
Het beleid wordt daaruit afgeleid, en beschrijft doelstellingen, richtlijnen en procedures.
b.    Probeer je te verplaatsen in de positie van de directeur van de vereniging Natuurmonumenten. Beschrijf zo realistisch mogelijk welke visie deze persoon kan hebben en wat het daaruit voortvloeiende beleid zal zijn.
De visie omvat ideeën over wat belangrijk is en wat onbelangrijk bij het beheer van de Natuurmonumenten in Nederland. Het belangrijkste wat daaruit voort moet vloeien is het doel van het beheer. Is de recreatieve waarde belangrijk of gaat het alleen om de natuurwaarde die zo min mogelijk verstoord mag worden? Is het landschappelijke aspect belangrijk of gaat het vooral om de diversiteit van plant- en diersoorten? Moet de natuur zo veel mogelijk zijn vrije loop hebben of moet er veel door mensen ingegrepen worden? Een voorbeeld van een mogelijke visie is: Natuurmonumenten tracht de verscheidenheid aan Nederlandse landschappen en de daarin aanwezige flora en fauna te behouden en toegankelijk te maken voor het publiek door grond aan te kopen en deze zoveel mogelijk terug te brengen in de staat waarin hij verkeerde voor de verstedelijking in Nederland. Daarbij kan gekozen worden voor volledige natuurlijke ontwikkeling of landelijke cultuurlandschappen als heide, polder, kwelder en dergelijke. Daarbij wordt uitgegaan van de kenmerken en de historie van het landschap. Alle landschappen worden zo extensief mogelijk beheerd. De natuur gaat haar eigen gang, behalve als daarmee het landschapstype verandert. Bij de aankoop en inrichting van de landschappen wordt er dan ook naar gestreefd om deze zo te maken dat ze zichzelf zoveel mogelijk in stand kunnen houden.

Dit leidt onder meer tot de volgende uitgangspunten voor het beleid:
•    Natuurmonumenten koopt uitsluitend land aan dat aan de volgende eisen voldoet:
•    Het is niet verstedelijkt of de stedelijke elementen kunnen verwijderd worden.
•    De grootte is voldoende om een zichzelf instandhoudend landschap in te richten. De exacte grootte is daarbij afhankelijk van de bestemming.
•    Het landschap heeft een eigenheid die bijdraagt aan de verscheidenheid van landschappen in Nederland. Deze eigenheid kan liggen op het vlak van historie, flora, fauna, geologie of andere landschappelijke elementen.
•    Bij het beheer van de landschappen wordt het menselijk ingrijpen beperkt tot het minimum dat nodig is om:
•    Het landschap in stand te houden, en in het bijzonder de kenmerken die de eigenheid bepalen waarvoor tot aankoop is overgegaan.
•    Toegang aan het publiek te verlenen, maar dit in goede banen te leiden zodat er zo min mogelijk verstoring van het landschap ontstaat.
•    De landschappen van Natuurmonumenten zijn in principe voor iedereen toegankelijk tenzij dat een onaanvaardbare verstoring van het landschap tot gevolg heeft (bijvoorbeeld in broedgebieden tijdens de broedtijd). In zulke gevallen kan de vereniging besluiten:
•    Het landschap van alle publiek af te sluiten.

•    Het bezoek te beperken door alleen leden toe te laten.

2.    Waarom is informatiebeleid iets anders dan automatiseringsbeleid?
Informatiebeleid richt zich op de gehele informatievoorziening in een organisatie en niet alleen op de geautomatiseerde informatievoorziening. Het automatiseringsbeleid richt zich daarentegen op de gehele automatisering, en niet alleen op het deel dat zich met informatievoorziening in het bedrijf bezighoudt.

3. a     Noem vier kenmerken van een informatieplan.
Een informatieplan kenmerkt zich door:
•    een analyse van de situatie;
•    een definitie van de taakstelling;
•    de criteria van de toekomstige informatievoorziening;
•    concrete voorstellen (vaak in de vorm van projecten), gericht op realisatie van informatiebeleid, en de voorwaarden hierbij.

b    Geef twee voorbeelden die laten zien dat een informatieplan niet altijd inzet van computers omvat.
•    Wijzigingen in het informatieplan hebben vaak betrekking op veranderingen in de overlegstructuur, vergaderschema's en dergelijke.
•    Ook veranderingen in het personeelsblad, de inhoud daarvan en het aantal malen dat het verschijnt worden tot het informatieplan gerekend.

•    Informatiebijeenkomsten die worden georganiseerd om werknemers over nieuwe ontwikkelingen te informeren kunnen een belangrijk onderdeel van het informatieplan zijn.

4.    Wat wordt bedoeld met de stelling: ‘Informatieplanning is een continu proces’?
Informatieplanning is het traject van beleids- en planvorming met betrekking tot de informatieverzorging en –voorziening. Omdat elke organisatie in beweging is, veranderen ook de wensen ten aanzien van de informatieverzorging en –voorziening voortdurend. Hierop moet de informatieplanning inspelen, vandaar dat dit traject nooit afgerond is.

5.    Noem drie verplichtingen die gekoppeld zijn aan gefaseerd werken.
•    Projecten moeten regelmatig tussentijds geëvalueerd worden.
•    De vooraf bekende algemene doelstellingen moeten per fase gedetailleerd worden ingevuld.
•    Per fase dient een uitgewerkt kostenplaatje gemaakt te worden.

6.    Het lijkt aantrekkelijk om voor een project een zeer ruime begroting op te stellen. Als je goed in het geld zit, kun je je immers veel veroorloven en kun je misschien ook nog wat activiteiten ondernemen die aanvankelijk niet gepland waren. Leg uit waarom deze redenering niet klopt.
Er zullen geen activiteiten ondernomen worden die niet al in de planning zijn opgenomen. Niet alleen ontbreken daarvoor de andere resources (zoals mankracht), maar het zou ook moeilijk worden om een organisatie in goede banen te leiden als iedereen overschotten in het budget aan zelfgekozen andere projecten zou gaan besteden.

7.a     Na de afronding van een systeemontwikkelingsproject moet de caissière in een warenhuis in plaats van met een ‘gewone’ kassa met een touch screen gaan werken. Is hier sprake van een organisatorische, financiële en/of technische consequentie? Motiveer je antwoord.
Technisch. Een touchscreen en een kassa zijn beide technische voorzieningen.

b.     Na de afronding van een systeemontwikkelingsproject zijn de medewerkers van een bedrijf op het bedrijfsnetwerk aangesloten. Ze werken niet langer meer op stand-alone computers. Is hier sprake van een organisatorische, financiële en/of technische consequentie? Motiveer je antwoord.
Technisch. De infrastructuur waarop de computer is aangesloten (of niet) is een technisch kenmerk.
Organisatorisch. Medewerkers zullen bestanden zo moeten gaan opslaan dat ze gemeenschappelijk gebruikt kunnen worden; hierdoor kun je ook spreken van organisatorische consequenties.
c.     Na de afronding van een systeemontwikkelingsproject schakelt een bedrijf over van WordPerfect 5.1 naar de nieuwste versie van Microsoft Word. Is hier sprake van een organisatorische, financiële en/of technische consequentie? Motiveer je antwoord.
Technisch. De software die gebruikt wordt is een technisch hulpmiddel. Ook hier wordt de ene technische voorziening door een andere vervangen.
Organisatorisch. Het overstappen naar een andere tekstverwerker heeft ook organisatorische consequenties

8.    Wat wordt er bedoeld met operationele standaards? Geef twee voorbeelden.
Afspraken over de technieken en andere werkzaamheden. Voorbeelden:
•    de scherm-layout die binnen de gehele organisatie gehanteerd moet worden;
•    de layout van de source-code;
•    de versienummering.

9. a    Waartoe dient een systeemontwikkelingsmethode?
Overzicht aanbrengen in het ontwikkelingsproces, zodat er niets vergeten wordt en taken verdeeld en op elkaar afgestemd kunnen worden.
b     Noem twee van deze methoden.
SDM, DSDM, IAD


10. a    Wat betekent de afkorting UML?
Unified Modeling Language
b    Geef aan waarvoor UML dient.
UML speelt een rol in de fase Informatieanalyse. Het moet structuur geven aan het ontwerpen van objectgeoriënteerde systemen.
c    Waardoor onderscheidt UML zich van bijvoorbeeld NIAM?
Bij NIAM wordt gebruik gemaakt van specifieke diagrammen terwijl UML structuur en schematechnieken geeft.

11.a    Wat is een CASE-tool?
Een combinatie van een tekstverwerker, een programmeeromgeving, een tekenprogramma en een database die gebruikt kan worden om een volledig informatiesysteem te ontwerpen en te bouwen.
b.    Waarvoor gebruikt men CASE-tools?
Om een informatiesysteem te ontwerpen en te bouwen.

12    Leg in je eigen woorden uit waarom het ontwikkelen van systemen het beste in de vorm van een project kan plaatsvinden.
Het ontwikkelen en bouwen van een informatiesysteem is een eenmalige gebeurtenis waarvoor een unieke combinatie van kennis nodig is. Daarom moet er een tijdelijk samenwerkingsverband aangegaan worden. Het resultaat en tijdsbestek zijn van tevoren bepaald. Dit zijn allemaal kenmerken van een project.

REACTIES

H.

H.

wooow dit is gewooon heel goed. Als je dit leert heb je zeker een hoog cijfer.

12 jaar geleden

-.

-.

Hey dit is super!, wil je alsjeblieft hoofdstuk 2 van module 7 er ook op zetten? dat zou geweldig zijn ! =]

12 jaar geleden

S.

S.

tuurlijk ik heb het gedaan ;)

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.