Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Instruct Online M5h1

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • havo/vwo | 1670 woorden
  • 11 mei 2016
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Antwoorden open vragen

1.      

  1. Een zender, een ontvanger en een medium. Ook een protocol is onmisbaar.
  2. Iemand die e-mail verstuurt en iemand die e-mail ontvangt + datalijn (telefoonlijn, ether, breedband en dergelijke).

Iemand die een website publiceert en iemand die deze bekijkt + datalijn.

Iemand die via het internet een bestelling plaatst en het bedrijf dat deze ontvangt + datalijn.

  1. De moderne westerse samenleving kan in elk geval niet in de huidige vorm functioneren. Er zouden grote aanpassingen nodig zijn.
    • De aandelenhandel in de huidige vorm zou niet meer mogelijk zijn. De invloed van transacties op de aandelenkoersen zou niet meer direct geregistreerd kunnen worden.
    • Bankzaken zouden niet meer in de huidige vorm geregeld kunnen worden.
    • Pinautomaten, creditcards en andere elektronische betaalmiddelen zouden niet meer gebruikt kunnen worden.
    • E-mail kan niet meer gebruikt worden. Alle documenten zouden per post verzonden moeten worden.
    • E-business zou niet langer mogelijk zijn.
    • De televisie zou uit kunnen blijven.
    • De regeling van het verkeer zou niet meer plaats kunnen vinden, omdat verkeerslichten en portaalborden niet meer werken.
    • De treinen zouden niet meer kunnen rijden, omdat de regelsystemen uitvallen.
  2. Een netwerk is een verzameling elementen (computers, mensen) die met elkaar kunnen communiceren.
  3. De provider beheert de server die op het internet is aangesloten is. Alleen via zo’n server kun je het net bezoeken.
  4. Vijf uit deze:
    • het World Wide Web
    • e-mail
    • nieuwsgroepen
    • downloaden van bestanden
    • chatten en gamen
    • telefoneren
    • sociale contacten onderhouden.
  5. Een URL of een link is een verbinding naar een stuk data, zoals een webpagina of een e-mailadres.

7.      

  • een snelle internetverbinding
  • een geschikt programma, bijvoorbeeld NetMeeting
  • een webcam
  • een scherm.

8. Als de filter te ‘streng’ wordt ingesteld, belanden ook mailtjes die wel welkom zijn in de spambox. Verder bedenken verzenders van spam steeds weer nieuwe trucjes om de filter te omzeilen, bijvoorbeeld:

  • opzettelijk typefouten aanbrengen in een woord dat de filter niet kan passeren

(bijvoorbeeld Viagera in plaats van Viagra)

  • de boodschap als afbeelding brengen in plaats van als tekst, zodat de afzonderlijke woorden in de afbeelding niet als spam herkend worden
  • spam komt in toenemende mate uit landen met andere lettertekens, zoals China of Korea.

9.      

  • Het internet is voor iedereen toegankelijk en wereldwijd.
  • Een intranet wordt binnen een bedrijfsnetwerk gebruikt en is dus ook alleen toegankelijk voor de medewerkers van het betreffende bedrijf.
  • Een extranet is een deel van het internet dat alleen bestemd is voor medewerkers en connecties van een organisatie. Dat moet dus beveiligd worden.

           a.       Redenen om met een intranet te beginnen kunnen zijn:

  • het op een gestructureerde manier beschikbaar stellen van informatie die voor veel medewerkers van belang is
  • het verbeteren van de communicatie binnen een bedrijf
  • de mogelijkheid om medewerkers online cursussen aan te bieden
  • het verminderen van de papierstroom (wat uit het oogpunt van kostenbesparing natuurlijk van belang is).

10.    

  • Actieve tags beschikken over een batterij om de chip te voorzien van stroom. Ze kunnen zelfstandig een signaal versturen naar een leesapparaat. Bovendien hebben ze een groter bereik (maximaal 300 meter) doordat ze dankzij de stroombron signalen over een grotere afstand kunnen opvangen.
  • Passieve tags hebben geen stroombron stellen; ze hebben een beperkte leesafstand (enkele tientallen centimeters) en datacapaciteit. Ze zijn veel goedkoper dan actieve tags

           a.       Mogelijke toepassingen

  • vliegtuigpassagiers uitrusten met een RFID-tag om de veiligheid bij het vliegen te vergroten (actieve tag)
  • chirurgisch materiaal uitrusten met een RFID-tag om te voorkomen dat het achterblijft in het lichaam van een patiënt (passieve tag)
  • geldtransporten voorzien van een RFID-tag, zodat zoekgeraakte koffers altijd teruggevonden kunnen worden (actieve tag)
  • tolheffing, rekening rijden.

11.    

  1. Het systeem iDeal.
  2. De koper die online een product aanschaft, geeft door op het iDEAL-logo te klikken aan dat hij met iDEAL wil betalen. Vervolgens kiest hij zijn bank, waar de betalingsopdracht in het programma voor internetbankieren al klaarstaat. Nadat de koper toestemming heeft gegeven, wordt het bedrag overgemaakt. De webwinkel krijgt bericht dat de bestelling is betaald.

12.    

a.       GPS is een systeem van 24 satellieten met behulp waarvan mensen op aarde vrij nauwkeurig hun positie kunnen bepalen. De werking is in grote lijnen dat elke satelliet continu aan een grondstation zijn positie doorgeeft. Een GPS-ontvanger kan op basis van het signaal van de satelliet zijn eigen geografische positie bepalen, tot op circa honderd meter nauwkeurig.

b.

  • in een navigatiesysteem voor een voertuig of vaartuig
  • in de landbouw, bijvoorbeeld om automatisch te zaaien en recht te ploegen
  • in de geofysica, om na te gaan hoe de aarde zich ‘gedraagt’
  • in de golfsport, om de afstand te berekenen en een advies te geven over de tegebruiken golfclub.
  1. Belangrijk is hier dat de leerling zijn/haar antwoord goed onderbouwt. Een mogelijk antwoord is:

-        Meer, omdat er steeds meer toepassingen komen die gebruik maken van plaatsbepaling.

13. Een ELO omvat de technische voorzieningen die het mogelijk maken dat er via het internet onderwijs gegeven en ontvangen wordt. Niet alleen het proces van leren speelt daarbij een rol, maar ook de communicatie die nodig is voor dat leren en de organisatie eromheen.

Omdat een ELO zo veel faciliteiten biedt voor e-learning, lijkt dit zonder ELO nauwelijks meer mogelijk te zijn en worden de begrippen min of meer als synoniemen beschouwd.

14.

  • een gesprek dat je via je gsm voert terwijl je op een druk station staat waar net een trein langskomt
  • een gesprek dat iemand op een beurs voert terwijl in de stand ertegenover een productdemonstratie met harde muziek plaatsvindt
  • een gesprek dat je voert met een draadloze telefoon waarvan de batterij bijna leeg is
  • een gesprek dat je voert op een feest waar de muziek veel te hard staat.

De antwoorden gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

14.

  • een gesprek dat je via je gsm voert terwijl je op een druk station staat waar net een trein langskomt
  • een gesprek dat iemand op een beurs voert terwijl in de stand ertegenover een productdemonstratie met harde muziek plaatsvindt
  • een gesprek dat je voert met een draadloze telefoon waarvan de batterij bijna leeg is
  • een gesprek dat je voert op een feest waar de muziek veel te hard staat.

15.    

  1. WWW is een internetdienst die pas begin jaren negentig ontwikkeld is om het werken met het internet te vergemakkelijken. Internet is ouder en omvat meer. Zo worden ook nieuwsgroepen tot het internet gerekend, maar niet tot het www.
  2. Nee, in het dagelijks spraakgebruik worden de begrippen door elkaar gebruikt en voor de meeste gebruikers is het verschil ook niet belangrijk. Zo weten weinigen het verschil tussen een website en een internetsite.

16.    

  1. Om snel de gewenste informatie te vinden. Het internet bevat zo veel sites met zo veel pagina’s dat het praktisch onmogelijk is om zonder zoekmachine te vinden wat je nodig hebt. Het is natuurlijk wel van belang dat je de goede zoekwoorden gebruikt.
  2. Bijvoorbeeld: Google, AltaVista, Lycos, Superzoeker, Vinden.NL, MSN en Ilse. c.
    • de site van U2: door de meest voor de hand liggende URL te proberen:

www.u2.com of via een muzieksite

  1. Bijvoorbeeld:
    • Op het internet is het assortiment groter. Je kunt namelijk bij veel bedrijven onlineaankopen doen en daardoor ben je niet beperkt tot datgene wat een postorderbedrijf aanbiedt.
    • Verder heb je de mogelijkheid om online te betalen. (Of dit een voordeel of juist eennadeel is, daarover valt te discussiëren.)
    • Als je via het internet muziek-cd's koopt, heb je vaak de mogelijkheid om een stukje telaten afspelen. Een postorderbedrijf kent deze service (uiteraard) niet.
  2. Datgene waar de boodschap zich doorheen beweegt. Anders gezegd: datgene wat zich tussen de zender en ontvanger bevindt.
  3. Een nieuwsgroep is een virtuele discussiegroep over een bepaald onderwerp. Iedereen kan hier berichten naartoe sturen en deze kunnen ook weer door iedereen gelezen worden.
  4. Belangrijk is hier dat de leerling zijn/haar antwoord goed onderbouwt. Een mogelijk antwoord zou kunnen zijn:

Ja, bij mij staat een UMTS-mast in de buurt. Ik vind dat dit geen probleem is, omdat er geen directe gegevens zijn gevonden die wijzen op schadelijke invloed voor mensen.

Antwoorden meerkeuzevragen

  1. c
  2. c
  3. a
  4. c
  5. c
  6. d

7.

8.

9.

10.

11.

12.

 b  c  d  b  c  a

Uitwerkingen korte opdrachten

1.      

a.

Site

Betaalmethoden

Wehkamp

Betaaltelefoon (= machtiging), factuur/acceptgiro, geschenkbon, digitale nota (voor klanten van de Rabobank)

Bol.com

Creditcard, iDEAL, rembours, factuur/acceptgiro, met ‘coupons’

Computercollectief

Factuur, rembours

Neckermann reizen

Factuur, eenmalige machtiging, contant bij een reisbureau

Instruct

Factuur, rembours

  1. De beantwoording van deze vraag verschilt per leerling.
  2. www.tapes.nl (B2B) www.wijnbeurs.nl (B2B, B2C)  www.esprit.nl (B2C)

 www.albert.nl (B2C)

2.      

  1. Bijvoorbeeld: goede informatie leidt wellicht tot meer instromende scholieren.
  2. Bijvoorbeeld: afhankelijk van wat er op de website aan informatie verstrekt wordt, zouden leerlingen bijvoorbeeld gemakkelijk te weten kunnen komen wanneer er een toetsing plaatsvindt, in welk lokaal hij/zij verwacht wordt enzovoort.
  3. Bijvoorbeeld: adresgegevens, alle vakken die worden gegeven, roosters, roosterwijzigingen.
  4. Dit antwoord verschilt per leerling.
  1. Dit antwoord verschilt per leerling.
  2. Eerst wordt het bericht geschreven in een programma (een zogenaamde Mail User Agent) zoals Outlook of een webservice zoals Gmail of Live mail. Hier wordt het e-mailadres 'khalidraafat@hetnet.nl' ook ingevoerd.

Met DNS wordt de locatie van de e-mailprovider van Khalid (hetnet.nl) achterhaald. Vervolgens worden alle gegevens door een Mail Transfer Agent met SMTP over het internet verzonden naar het opgegeven adres. Dit gaat vaak met enkele tussenpozen; het e-mailbericht wordt als een soort ketting naar verschillende Mail Transfer Agents gestuurd. In het verzonden pakket zit onder meer het complete bericht, onderwerp, datum van versturen, het e-mailadres van Khalid en jouw eigen e-mailadres 'ik@planet.nl'.

Het e-mailbericht komt dan binnen in de postvak bij de e-mailprovider van Khalid die deze doorstuurt naar Khalids postvak.

  1. Dit antwoord verschilt per school.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.