Samenvatting H5 Geschiedenis par. 1, 2, 3.
Vragen:
1. Waarom scheidt België zich af van het Koninkrijk der Nederlanden?
1. Katholieke kerk was tegen gelijkheid.
2. Belgen waren ontevreden over het samenvoegen van de staatschuld.
3. Belgen waren oneens met verdeling van aantal volksvertegenwoordigers.
2.Leg het begrip constitutionele monarchie uit.
Een contitutionele monarchie is een koninkrijk met een grondwet.
3.Op welke manier regeerde koning Willem I, gebruik in je antwoord het begrip grondwet.
Hij regeerde als een absolute vorst maar met een grondwet.
4.Waarom gaf Willem II de liberaal Thorbecke de opdracht een nietwe grondwet te schrijven?
Omdat hij bang was zijn status als koning kwijt te raken, en dat er opstanden kwamen.
5.Leg uit; Willem II werd van conservatief binnen één nacht liberaal.
Hij wilde nieuwe veranderingen in het land
6.
Liberalisme Socialisme Conservatief
Belangrijkste begrip… Vrijheid Iedereen is gelijk Alles laten zoals het is
Kwamen op voor de… Burgers Areiders Machthebbers
Werden vooral aangehangen door… Lieberale burgers arbeiders Machthebbers
7.
Koning Willem I Koning Willem II
Rol parlement geen wetten
Verkiezingen geen Gekozen door volk
Macht koning groot klein
8.
Domela Nieuwenhuis Troelstra Van Houten
Welke politieke stroming hangt hij aan. Socialist Socialist Lieberaal
Op welke manier wilde hij iets bereiken… Overleg Revolutie Wetsverandering
Is dit gelukt? Waarom wel/niet… Nee, hij was de enigste socialist Wel. Hij kreeg 22 zetels Wel, hij kreeg zijn kinderwet
9. Leg deze spot print uit. Gebruik daarbij het begrip ministriële verantwoordelijkheid.
De plicht van ministers om ministeriële verantwoordelijkheid op zich te nemen als hij/zij een minister word.
Begrippen:
5.1
1. Koninkrijk der Nederlanden: Opgericht in 1814 met Willem I als 1e koning. Tot 1839 hoorde België er ook bij.
2. Constitutionele monarchie: Een koninkrijk met een grondwet.
3. Parlement: Volksvertegenwoordiging (1e & 2e kamer) , ook wel Staten-Generaal genoemd.
5.2
1. Liberalisme: Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers.
2. Conservatief: Mensen die alles zoveel mogelijk bij het oude willen laten; in de 19e eeuw zagen zij niks in moderne ideeën over inspraak en vrijheden.
3. Ministeriële verantwoordelijkheid: De plicht van ministers om het parlement uitleg te geven over hun regeringsdaden.
5.3
1. Socialisme: Politieke stroming die opkomt voor gelijkheid in de samenleving en zich inzet voor de invoer van sociale wetten.
REACTIES
1 seconde geleden