chapitre 5 leçon 1 en 2

1
a) non, ils nagent la brasse
le règlement se trouve à gauche de la piscine
non, aziz n'adore pas la natation
non elles parlent
 
3)
commence          beginnen
lundis                  maandagen
froide                  koud
la piscine            het zwembad
nager                  zwemmen
 
4)
c'est pareil
je me lève
je dois nager
nous devons faire
il est interdit
j'appelle ça courir
c'est froid ici
 
5)
es        wast
e          wast
e          wast
ons      wassen
ez        wassen wast
ent       wassen
ent       wassen
 
b) het wederkerend voornaamwoord staat voor het werkwoord.
 
6)
me            ik sta op
se             hij warmt zich op
nous         wij amuseren ons
te              jij staat op
vous         jullie amuseren jullie
se            zij warmen zich op
 
7)
la brasse
le dos
le crawl
le papillon
 
9)
opstaan
nee hij schaamt zich
kleedkamer
aziz
 
10)
hij moet opstaan
niet leukm, hij is moe
naar zijn oma
om 11 uur
moe, hij is telaat naar bed gegaan
 
11)
1 b
2 e
3 h
4 g
5 a
6 c
7 d
8 f
 
B) 1 se dépêcher            zich haasten
4 se lever                       opstaan
5 se brosser les dents   zijn tanden poetsen
6 se coucher                  gaan slapen
8 se laver                       zich wassen
 
12)
boos
shampoo
klagend
hij heeft hoofdpijn
zijn tanden poetsen
zich scheren
 
13)
sais
cheveux
la tête
vois
encore
prendre
 
14)
mon
mon
ma
mes
son
sa
son
tes
 
18)
je suis rentré hier du matin à trois heures
ik ben gisteren ochtend om drie uur vertrokken
nous allons peindre les murs du foyer des jeunes demain
 
19)
à quelle heure tu te réveilles
á sept heures
à quelle heure tu te lèves
à sept heures et le quart
qu'est-ce que tu fais après
laver brosser les dents habiller
et ensuite
je prends le petit déjeuner
à quelle heure tu vas à l'école
je vais à l'école à huit heures
à quelle heure commence l'école
à huit heures et demie
quelles matières as-tu aujourd'hui
(zelf antwoord invullen)
qu'est-ce que tu fais après l'école
je fais mes devoirs