Chapter four: My way of life

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 1e klas vmbo | 2036 woorden
  • 1 februari 2013
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
17 keer beoordeeld

Taal
Engels
Vak
Methode

1     Key:

Nee, want hij moet de kleding van zijn zussen dragen.

A

2       Example key:

Je kunt als vermomming een pruik hebben getekend of een hoed. Ook kan je een bril hebben getekend. Of misschien een onopvallende jas.

3       Key:

1 b

2 b

3 b

4 b

5 a

6 b

4       Key:

  • een pruik (a wig)
  • een paar lenzen (lenses)
  • een snor ( a moustache)
  • een baard (a beard)
  • een paar schoenen (shoes)
  • make-up (make up)

B

5     Key:

1 interested

2 capital

3 dangerous

4 nervous

5 regular

6 to act

7 to dress

8 to hang out

9 to spend

10 to travel

6     Key:

1 There is no wrong answer.

2 What has the doctor said?

3 Where are the children?

4 They ask it again and again.

5 It's their car, I suppose.

6 He says he is coming in a moment.

C

7     Key:

1 Is Eric slim?

2 Is she heavy?

3 Are they beautiful?

4 Alice is tall.

5 Jack hasn't got brown eyes.

6 I am not strong.

7 Alicia hasn't got straight hair.

8 He isn't fat.

8       Example key:

This is George.

He has got curly hair. He has got brown / blue eyes.

This is Sylvia.

She has got straight hair. She has got long legs.

This is Bill.

He is fat. He has got a big nose.

This is Monica.

She is small. She is ugly. She is old.

9       Example key:

       Is he fat? Is he attractive? Is he slim?

       No, he is not fat. He is attractive. He is good-looking.

10     This exercise has no key.

11     Example key:

       1 Nee, ik ken niemand die op een beroemdheid lijkt.

2 Ja, het lijkt mij leuk om op een beroemd iemand te lijken, want dan word je misschien nagekeken op straat.

3 Ik zou wel op Keira Knightley willen lijken, omdat ik haar erg knap vind.

12     Key:

Across

2 looks

4 perform

6 wig

7 dresses

10 impersonator

Down

1 song lyrics

3 dressing up

5 high heels

8 practice

9 attitude

13    Key:

1 Lachen, foto's maken, zingen, acteren.

2 Qua uiterlijk en in de manier waarop hij zich beweegt, lijkt hij al veel op Robbie Williams.

3 Hij leest veel over Robbie Williams, hij kijkt naar zijn video's, hij leest de songteksten, hij bestudeert zijn houding.

4 Nee, want hij lijkt al veel op Robbie Williams, dus dat is niet nodig. Hij vindt ook niet dat 't het juiste is om te doen.

5 Mike zijn wenkbrauwen zijn niet zo donker als die van Robbie Williams.

6 Nee, want hij wil ook een gewone baan. Je weet nooit hoe lang iemand populair zal zijn.

E

14     Key:

1 He doesn't think she dresses well.

2 We think the holidays are too long.

3 Susan thinks school is boring.

4 I don't agree with them.; I don't think they're right.

5 He looks cool.

6 It's terrible.

15     Key:

1 I think you look lovely.

2 I think it is a beautiful dress.; I think it’s a wonderful dress.

3 I think the / these shoes look great.; I think the / these shoes look wonderful.

4 I think she doesn't look great.; I think she looks awful.

5 I agree with you; I think your right.

6 It's great; I think it is great / wonderful.

16    Key:

17     Example key:

He / she has got brown eyes.

He / she has got curly hair.

He / she is pretty.

He / she is slim and tall.

I think he / she looks cool.

I think he / she is beautiful.

I think he /  she dresses well

Countries and Cultures

18     Key:

1 23,8%

2 9,6%

3 43 jaar

4 Lange perioden van droogte. Zonnige dagen en koele nachten.

5 480.000 kinderen

6 9.000.000 vierkante km

7 Ottawa

8 23%

9 76 jaar

10 1500 mensen per jaar. In Zuid-Afrika sterven veel meer mensen (370.000) aan HIV/AIDS.

19     Key:

Pedro:

Familie: Hij heeft een jonger zusje, hij woont met zijn ouders, zijn tante en haar kinderen en een neef van zijn vader in één huis.

Vrije tijd: Hij speelt soms voetbal en rugby met zijn vrienden en buren. Meestal moet hij zijn moeder helpen met het halen van water en het verkopen van cake en ijs.

School: De school heet Azberman school. Deze school is vijf kilometer van zijn huis. Zijn vader heeft een kaart voor het openbaar vervoer gekocht, omdat de weg naar school niet veilig is. Ze hebben weinig huiswerk (ongeveer één uur per week), want ze doen bijna alles op school.

Vrienden: Hij heeft veel vrienden op school, die elkaar niet buiten school zien. Ze wonen te ver bij elkaar vandaan.

Zakgeld / bijbaantje: Hij heeft geen betaald bijbaantje.

Kate Lyn

Familie: Ze heeft een vader en een moeder, drie oudere broers en een getrouwde zus. Deze zus woont niet meer thuis.

Vrije tijd: Na schooltijd speelt ze piano (een half uur), ze kijkt televisie of ze maakt haar huiswerk. Ze houdt ook van tekenen en basketbal, zwemmen en naar ijshockey kijken. Ze houd een plakboek bij. Ook spreekt ze af met vrienden.

School: Ze gaat naar de Guido de Bres Highschool. Ze gaat met de bus naar school, de busrit duurt vijftig minuten.

Vrienden: Haar vrienden zijn Leanne en Victoria. Ze heeft ook veel vrienden op school en ze is vrienden met haar nichtje Jody.

Geld / bijbaantje: Ze heeft op dit moment geen bijbaantje, maar ze past op de kinderen van de buren. Als ze geld nodig heeft, krijgt ze dit van haar moeder. Aan het begin van de zomer werkt ze 3 weken in de kassen van de buren om de 1 jarige planten te verplanten.

F

20     Example key:

       Ja, ik zou wel meedoen aan een dating show. Op die manier kom je mensen tegen die je anders nooit ontmoet had.

       Nee, ik zou nooit meedoen aan een dating show. Ik ken genoeg leuke jongens/meisjes.

21    Key:

22     Key:

1 waar

2 waar

3 niet waar

4 waar

5 niet waar

6 waar

7 waar

8 waar

9 niet waar

10 niet waar

23    Example key:

       1 Did you ever fall?

       2 Did you ever break something?

       3 Is climbing expensive?

       4 Do you practise a lot?

       5 What do your friends think about your sport?

24    Key:

       1B               5A

       2B               6B

       3A               7A

       4B               8 B

G

25     Example key:

1 Ja, ik vind het circus leuk. Ik kijk graag naar de kunsten die de mensen uitvoeren.

Nee, ik vind het circus niet leuk. Ze gebruiken vaak wilde dieren, en dat vind ik zielig.

2 Deze kinderen gaan niet naar een gewone school. Deze kinderen verhuizen vaak. Ze wonen niet in een gewoon huis. Deze kinderen zitten niet op een sportclub.

3. Ik zou graag willen jongleren, of rijden op een eenwieler.

26     Key:

1 Anne is twaalf jaar oud.

2 Ze gaat naar school van negen uur 's ochtends tot drie uur 's middags. Tussen de middag heeft ze een uur pauze.

3 De school is in een caravan. Het is erg klein. Er zijn maar drie leraren en er zijn twee computers en een televisie.

4 Amanda is vijftien jaar oud.

5 Ze is al bij het circus sinds haar vijfde jaar.

6 3.000 kilometer per jaar.

7 7 uren per dag

8 Op maandag en dinsdag.

27     Key:

1 waar

2 niet waar

3 waar

4 waar

5 waar

6 waar

7 waar

28     Key:

29     Key:

1 Skater

       2 Jock

       3 Gangsta rapper

       4 Goth

5 Preppie

30    Key:

1 pants                  broek

       2 boxers                 boxershort

       3 chains                 kettingen

       4 studs                   knopjes

       5 miniskirts             minirokje

       6 tank tops             topje

       7 jeans                  spijkerbroek

8 baggy t-shirts       wijde t-shirts

       9 basketball shirts    basketball t-shirt

       10 sneakers            gympen/sportschoenen

H

31    Key:

1 Are you good at sports?

2 Do you go to a regular school?

3 Can Andy play the guitar?

4 Does Lara like to practise?

5 Is she a good dancer?

6 I am interested in football.

7 We are crazy about hockey.

8 Ellie can't play the piano.

9 I don't go to parties.

10 They can play the saxophone.

32     Key:

1 Can John and James help us?

2 Does a tiger do tricks?

3 Do they tell something?

4 Is John a good piano player?

5 Do Luke and Nick like to practise?

6 Are they interested in art?

7 Can we dance?

8 Does a lion go to school?

33     Example key:

1 I am not crazy about animals.

2 I am crazy about basketball.

3 He can't dance.

4 She can play the guitar.

5 We don’t like the circus.

6 We live in that house.

34     Example key:

       Do you play the guitar? Can you sing? Do you play the piano?

       No, I don’t play the guitar. Yes, I can sing. Yes, I play the piano.

35     Example key:

Job / hobbies:

1 He is a good singer / dancer.

2 He is a wonderful singer.

3 He is crazy about cars.

Home / lifestyle

1 He lives in a big house.

2 He likes to go to parties.

3 He doesn't like to work hard.

36    Example key:

She is beautiful. She has got blue eyes. She is short. She has got brown hair.

She is a singer. She is a good dancer. She can’t play the piano.

I think she looks lovely. I think she dresses well.

She is a performer.

She sings and dances for a living.

People go to her concerts.

She lives in the U.S.A.

I think she is lovely, she sings well and looks nice.

Gramma

1A    Key:

1

Can I trust him?

2 Can she do this?

3 Can we go there?

4 Can they stay here?

5 Can you go now?

1B    Key:

1 Do you like reading?

2 Do you play the piano?

3 does she work hard

4 Does she love to fly?

5 Do you like to fly?

6 Does she hate it?

7 do you live in the city?

8 Do you live on a farm

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.