Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • Klas onbekend | 3342 woorden
  • 27 september 2016
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
THEMA
Inleiding in de biologie
BASISSTOF
Wat is biologie?
2 Organisatieniveaus van de biologie
3 Hoofdthema's in de biologie 4 Ordening van de diversiteit van leven
5 Natuurwetenschappelijk onderzoek
 
6 Onderzoeksaanpak
DIAGNOSTISCHE TOETS
EINDOPDRACHT 11 VERRIJKINGSSTOF 11 
 Wat is
rac t
 
 
 biologie? 
1 Na het populatieniveau.
2 De maag is een min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen (bijvoorbeeld een warm, o vochtig, zuurstofarm milieu) waarbinnen de abiotische 1 Tijdens fase 2. en biotische factoren een eenheid vormen.
2 Tijdens fase 3 krijgt het dier vleugels (verandering in 3 Een enterotype kun je vergelijken met het organisatiebouw) waardoor het kan vliegen (verandering in func- niveau levensgemeenschap.

 tioneren). 4 Het organisatieniveau molecuul. Het DNA van de
3 Op en in een mens leven gemiddeld 100 biljoen of 100 bacteriën wordt onderzocht. DNA is een molecuul. 000 000 000 000 individuen. 5 Bij bacteriën ontbreken de organisatieniveaus organel, 4 Je hebt 10 000 aardbollen nodig met elk 10 miljard weefsel, orgaan en organenstelsel.
mensen om een vergelijkbaar aantal mensen te krijgen 6 Op het organisatieniveau organisme ontstaat de als er micro-organismen leven op één mens. eigenschap vliegen.
5 Bij de levenscyclus van de vleesvlieg gaat het om een 7 Een positieve of negatieve interactie tussen twee soort, omdat een soort blijft voortbestaan, ondanks verschillende bacteriegroepen zijn voorbeelden van het sterven van individuen. Bij een individu is er emergente eigenschappen die ontstaan op het niveau sprake van een levensloop, omdat het leven van een levensgemeenschap.
individu eindigt. 8 Een mens behoort tot de eukaryoten, doordat de mens 6 De darmflora stimuleert de groei van muizen. geen eencellig organisme is. Menselijke cellen
7 Bacteriën zetten stoffen om in energierijke voedings- bevatten bovendien organellen zoals een celkern. stoffen of vitaminen waarvan de mens profiteert. 9 Het versterkte broeikaseffect speelt zich af op het
8 Met een identieke hoeveelheid voedsel kunnen de niveau biosfeer of het systeem aarde, doordat verschillende enterotypen meer of minder energierijke meerdere ecosystemen erdoor worden beïnvloed. stoffen produceren, waardoor dezelfde maaltijd meer of minder energie zal opleveren voor de gastheer.
9 Op de terreinen voeding en gezondheid.
10 Medische microbiologie en bio-informatica. Hoofdthema's in
11 Het piekenpatroon van persoon A en van persoon B verschilt, doordat bij persoon A en B verschillende de biologie
soorten en aantallen micro-organismen voorkomen.
12 1 Het is sneller.
2 Het is goedkoper.
3 Het is veel betrouwbaarder, omdat (vrijwel) alle t o rac
aanwezige bacteriën in kaart worden gebracht. 1 Zelfregulatie: de bij voorziet zichzelf van voedsel door Met behulp van tests waarbij bacteriën worden nectar te nuttigen.
gekweekt in petrischalen kan slechts een klein Interactie: tussen bij en bloem vindt wisselwerking deel van de darmflora in kaart worden gebracht. plaats: de bij onttrekt stoffen aan de bloem, de bloem wordt bestoven.

Reproductie: de bij bestuift de bloem waardoor de plant zich kan voortplanten.
 Organisatieniveaus 2 Levensgemeenschap: de bij neemt geurlokstoffen van
de bloem waar en vliegt naar de bloem om zich met van de biologie nectar te voeden en de bloem te bestuiven.
o rac t 2
 1 Molecuul 2 Cel 3 Orgaan
molecuul organel cel weefsel orgaan organenstelsel 4 Organisme 5 Populatie 6 Ecosysteem 7 Systeem aarde
organisme populatie levensgemeen- ecosysteem systeem schap aarde/biosfeer
3 Het ecosysteem Oostvaardersplassen is zo georgani- 11 Door het afleggen van grotere afstanden door de mens
 seerd dat autotrofe organismen zoals planten door  is bijvoorbeeld de reproductieve isolatie tussen
 fotosynthese zonlicht vastleggen in chemische  Europa en Afrika voor veel mensen afgenomen. Als
 energie. Op deze manier ontstaat voedsel voor de  gevolg daarvan zullen blanke en zwarte bevolkings-
 plant. Heterotrofe organismen eten deze planten en  groepen zich vaker met elkaar vermengen en nakome-

 verbruiken daardoor deze chemische energie. Door  lingen krijgen die de 'tussenvormhuidskleur' zullen
 verbranding verliezen autotrofe en heterotrofe organismen energie waardoor een stroom van energie en een kringloop van stoffen ontstaan.  bezitten.
 groen weergegeven genen zijn betrokken bij de 
 ontwikkelingvan de kop van het dier. Deze ontwikke- 1 Genetische variatie in het geval van de Atlantische
 ling moet op de juiste plaats en op het juiste moment  tomcod betekent in dit geval dat er verscheidene
 plaatsvinden, anders raakt het dier misvormd.  genotypen zijn: vis die veel pcb's bindt aan de
5 Regulatie van de genexpressie is een vorm van zelf-  AHR2-eiwitten en de gemuteerde vis die dat heel
 organisatie. Wanneer dit bij een fruitvlieg niet goed  weinig doet.
 verloopt, zal het misvormde dier zijn genen niet 2 In het uiterlijk van de vis is niet zichtbaar dat de vis
 succesvol kunnen doorgeven aan de volgende genera-  een afwijkend AHR2-eiwit produceert. De gevolgen van
 tie.  het afwijkende eiwit zijn mogelijk wel zichtbaar (zieke
6 Door zelforganisatie op populatieniveau wordt de  vis).
 voedselopbrengst van de populatie tuimelaars hoger. 3 A: Atlantische tomcod uit de Shinnecock-baai; B:

7 Voorbeelden van interactie op molecuutniveau tussen  Atlantische tomcod uit de Hudson; C: vis zonder
 de mens en een darmflorabacterie zijn:  AHR2-eiwit.
 De mens levert voedingsstoffen aan een bacterie 4 De zelforganisatie van de Atlantische tomcod wordt op
 die voor de mens niet bruikbaar zijn.  moleculair niveau verstoord door het verstoren van de
 Een bacterie verteert deze voedingsstoffen en  genenactiviteit (er worden genen aangezet die eiwitten
 levert bruikbare energierijke voedingsstoffen of  maken die een schadelijke uitwerking hebben op
 vitaminen aan de mens.  cellen van de vis).
8 Het piekenpatroon levert gemiddeld 200 tot 300 5 Door natuurlijke selectie overleven de Atlantische
 kleinere pieken en 30 grote pieken, wat staat voor  tomcods in de Hudson waarvan het AHR2-eiwit slecht
 gemiddeld 250 minder voorkomende soorten en 30  bindt aan de pcb's. De tomcods zonder deze
 veelvoorkomende soorten. De verscheidenheid aan  eigenschap gaan dood.
 levensvormen (biodiversiteit) is dan gemiddeld 280 6 De mutatie in het DNA van de Atlantische tomcods
 soorten bacteriën per maag-darmkanaal van een  heeft tot gevolg dat tomcods beter bestand zijn tegen

 mens.  pcb's en meer giftig pcb ophopen in hun lichaam,
9 Een populatie of soort met een grote genetische  waardoor roofvissen die deze tomcods eten meer
 variatie heeft bij gewijzigde milieuomstandigheden  pcb's binnenkrijgen en sterven. (En wanneer de
 een grotere kans dat bepaalde individuen aangepast  tomcods geen natuurlijke vijanden meer hebben,
 zijn aan de gewijzigde milieuomstandigheden en overleven.  kunnen deze vissen een plaag worden.)
10 Vorm: de uitsteeksels van de vis lijken op zeewier.
Functie: camouflage.
Natuurlijke selectie: vissen met vormen die het best zijn aangepast aan hun functie is een onderdeel van succesvol overleven door natuurlijke selectie.  
  o rac t 6
4 De  
 
 Zelfregulatie Zelforganisatie Interactie Reproductie Evolutie
Molecuul   7  4
Cel  1  2 
Orgaan 3 5 3  
Organisme    10 
Populatie   9  
Ecosysteem 6    
Biosfeer     8
Een iets andere indeling kan ook worden beargumenteerd. Zelfregulatie bijvoorbeeld is ook interactie.
 

heterotroof organisme met zowel tot de bacteriën als
autotroof organisme plant.
een groot gedeelte van zijn zijn heterotroof.
rac 8
o  t
1 Een prokaryoot, eencellig, celwand bijvoorbeeld kan tot de archaea behoren.
2 Een eukaryoot, meercellig, bijvoorbeeld is altijd een
3 De zeeslak is een dier dat leven autotroof is, dieren
4 Bacteriën, archaea en deel uit van de darmflora).
5 De maag bijvoorbeeld is
eukaryoten (schimmels maken
extreem zuur (en de darminhoud bevat nauwelijks zuurstoD.
6 Eerste organismen met celkern: nr. 2. Eerste meercelligen: nr. 4.
Natuurwetenschappelijk onderzoek
o rac t
1 Het onderzoek naar de darmflora waarbij enterotypen werden ontdekt is een voorbeeld van beschrijvend onderzoek: er wordt geen hypothese getoetst.
2 Het onderzoek naar de invloed van de darmflora op de vertering van voedingsstoffen is een voorbeeld van hypothesetoetsend onderzoek, omdat de hypothese 'De darmflora heeft invloed op de vertering van voedingsstoffen' wordt getoetst met een experiment.

3 In een experiment moet altijd een blanco proef (een proef zonder de te onderzoeken factor) worden opgenomen, om aan te tonen dat de onderzochte factor de oorzaak is van het resultaat van het experiment.
4 De controlegroep bij dit experiment moet per etmaal worden ingespoten met dezelfde hoeveelheid water en in een omgeving worden gebracht waar de temperatuur 25 o c is.
5 Haar proefopstelling kan worden verbeterd door meer erwten in de schalen te leggen en door de zaden te laten ontkiemen onder gelijke omstandigheden (schaal 1 is open en schaal 2 gesloten). 6 De schalen 1 en 4.
 
1 Probleemstelling: Welke lichtsterkte is voor varkens minimaal vereist om kleine verschillen tussen voorwerpen te kunnen onderscheiden?
Experiment: Verwachting: Als minimaal 40 lux is vereist voor varkens om kleine verschillen tussen voorwerpen te kunnen onderscheiden, dan zullen varkens die hebben geleerd symbolen te onderscheiden door middel van voerbeloning bij 40 lux wel en bij lagere lichtsterktes niet meer goed in staat zijn de geleerde symbolen te onderscheiden.
Conclusie: Minimaal 40 lux is voor varkens niet vereist om kleine verschillen tussen symbolen te kunnen onderscheiden. Zelfs bij 3 lux kunnen varkens evengoed symbolen onderscheiden als bij 40 lux. De hypothese wordt verworpen.
2 Tijdens de experimentele fase is de verwachting geformuleerd en daarbij is deductie toegepast. De algemene regel, de hypothese 'Minimaal 40 lux is vereist voor varkens om kleine verschillen tussen symbolen te kunnen onderscheiden' wordt toegepast op een specifiek experiment.
3 Het experiment dat werd uitgevoerd bij 80 lux. Bij deze lichtsterkte werd verondersteld dat de varkens goed symbolen konden onderscheiden en dat bleek tijdens het Ieren onderscheiden van de symbolen door middel van voerbeloning.
    o rac t 11

1 Het onderzoek is een onderzoek. Er wordt geen experiment.
2 Twee mogelijke voordelen nummerplaat als afmeting en de ongeveer insecten worden geteld.
3 Voorbeelden van   Hoe varieert de delen van Nederland?   Hoe varieert de dagdeel, door het jaar   Hoe wordt de variatie door weersomstandigheden
4 Twee voorbeelden van kunt trekken uit het diagram   's Avonds is in juli de grootst.
  's Nachts is in juli de     Vanuit veel specifieke de website waarvan het je te komen tot een  's avonds is de  (conclusie).
6 Het aantal
Nederland is 1600 miljard
0,2 insect x 40 = 8 insecten
8 x 200 miljard = 1600
o rac t 12
1 Het stellen van vragen ren van de wondjes.
2 Hypothese: De huisarts aan diabetes type 2 Experiment: 's Ochtends bloed van de patiënt Conclusie: Uit de uitslag de patiënt inderdaad
3 Beschrijvende wetenschap: beschreven.
2 De p-waarde is 0,07. De onzekerheid dat het verschil tussen de controlegroep en de experimenteergroep voorbeeld van beschrijvend wordt veroorzaakt door toeval is dan 7%. De hypothese getoetst met een waarschijnlijkheid dat het verschil tussen de beide groepen niet wordt veroorzaakt door toeval = 93%. De van het gebruikvan de onzekerheid van 7% dat het verschil tussen de controinsectenvanger zijn de standaard legroep en de experimenteergroep door toeval wordt gelijke hoogte waarop veroorzaakt is te groot en wordt niet geaccepteerd in de wetenschap. Deze onzekerheid moet kleiner of onderzoeksvragen zijn: gelijk zijn aan 5% (p-waarde 0,05).
insectendichtheid in verschillende 3 Je kunt de steekproef dan niet representatief noemen, omdat alleen de insectendichtheid boven autowegen insectendichtheid in de tijd per in Nederland is gemeten (tenzij uit onderzoek blijkt en door de jaren heen? dat boven autowegen de insectendichtheid even groot in insectendichtheid bepaald is als daarbuiten).

 of omgevingsfactoren? 4 Als uit onderzoek zou blijken dat op een halve meter
(voorlopige) conclusies die je hoogte zich gemiddeld veel minder insecten bevinden van afbeelding 35 zijn: dan op 1 tot 100 meter hoogte, is het gebruik van het insectendichtheid het nummerbord een minder valide meetinstrument.
Uitleg: Er wordt systematisch een te laag aantal insectendichtheid het kleinst. insecten gemeten.
gevallen (de ingevulde data op 5 Deze resultaten tonen aan dat gesplashte insecten diagram is afgeleid) probeer tellen op een nummerbord een minder betrouwbare regel: bijvoorbeeld meetmethode is. Llitleg: Het resultaat is te veel het grootst afhankelijk van toevallige fouten. De ene keer meet een waarnemer te veel gesplashte insecten, de andere insectenverkeersslachtoffers per jaar in keer te weinig.
(per kilometer 6 De experimenten van Van Helmont en Needham lijken per kilometer per auto, de theorie van de generatio spontanea te ondersteumiljard per jaar in Nederland). nen.
De experimenten van Pasteur, Redi en Spallanzani spreken de theorie tegen.
7 Door de ontdekkingen van Van Leeuwenhoek konden aan de patiënt en het bestude- de aanhangers van de theorie van de generatio spontanea beweren dat uit water eencellige organisvermoedt dat de patiënt lijdt  men kunnen ontstaan.
(suikerziekte). 8 In het vervolgexperiment van afbeelding 43 kon er wel nuchter bloedprikken en het lucht bij het vlees, maar er ontstonden geen maden.
onderzoeken. Hiermee kon Redi aantonen dat een levenskracht in van het bloedonderzoek blijkt lucht geen generatio spontanea mogelijk maakt.
diabetes type 2 te hebben. 9 Needham verhitte de bouillon te kort, waardoor niet de klachten worden alle micro-organismen (bacteriën) werden gedood.
Hypothesetoetsend verklaard.

o rac t
Figuur 1: betrouwbaar,
Figuur 2: niet betrouwbaar, Figuur 3: niet betrouwbaar,
Figuur 4: betrouwbaar, t l
o rac
1 Nee, er is geen significant groepen, want de p-waarde afgesproken dat er dan aangetoond.
Spallanzani kookte de bouillon lang genoeg om alle onderzoek: de klachten worden micro-organismen te doden.
10 Bij het experiment van Pasteur bedierf een steriele bouillonoplossing alleen als deze via een kort buisje in open verbinding met de lucht stond. Een lange, gebogen, open buis vormde voor de bacteriën een te niet valide. grote barrière om de bouillon te bereiken. Hij toonde valide. daarmee aan dat bacteriën niet spontaan uit bouillon niet valide. ontstaan, ook al kan er verse lucht bij de bouillon valide. komen.
11 Uitkomst 4 is doorslaggevend. Hier kan wel lucht bij de bouillon komen.

verschil tussen beide is groter dan 0,05. Er is geen significant verschil is
 
o
1
2 rac t 16
Biologen kunnen met dit uur: y = = 768 
Bij meer dan 107 bacteriën
model voorspellen dat na vier
zijn ontstaan.
is boterhamworst niet
3
4
5 langer houdbaar.
tuur van 4 o c  langer
  36 dagen bij 4 oc en ±
Boterhamworst is bij een
2x langer houdbaar dan (± 24 dagen bij 2,3% en ± 3 O C).
Ja.
Ontwerponderzoek.
t l
o
1
2
3
4
5 rac
Je legt in ieder jampotje
Je stelt de temperatuur 5 oc, 10 oc, 15 o c, 20 o c, 45 OC.
De verlichting van de (Water, zuurstof en van belang zijn voor de Om de groeisnelheid van bepalen, moet je elke dag meetlat de lengte van de Je moet de meetresultaten per dag noteren in een onderzoek kun je de lijndiagram (grafiek). Je trekken over de invloed groeisnelheid van de De antwoorden zijn verder docent.
o rac t 18

Ter beoordeling aan je
Boterhamworst is bij een temperahoudbaar dan bij 7 oc 18 dagen bij 7 oc).
zoutgehalte van 4,3% bij een zoutgehalte van 2,3% 48 dagen bij 4,3%, beide bij
10 bonen te ontkiemen.
van de broedstoven in op o oc,
25 o c, 30 oc, 35 o c, 40 oc en
broedstoven kan uitblijven.
temperatuur zijn de factoren die ontkieming van een zaad.) de wortels te kunnen op hetzelfde tijdstip met de wortels meten.
gedurende je onderzoek schema. Aan het eind van je resultaten verwerken in een kunt hieruit een conclusie van de temperatuur op de wortels van ontkiemende bonen. ter beoordeling aan je
docent.
 
Observatie  Bij sommige slangen met giftanden zitten de giftanden voor in de bek, bij andere slangen met giftanden achter in de bek. Hoe kan dat? Zijn giftanden soms twee keer in de evolutie ontstaan: één keer achter in de bek en één keer voor in de bek?
Probleemstelling Zijn giftanden één keer tijdens de evolutie ontstaan of meerdere keren?

Hypothese Giftanden zijn in één keer tijdens de evolutie ontstaan.
  Verwachting: Als giftanden in één keer tijdens de evolutie zijn ontstaan, dan zal de embryonale ontwikkeling bij gifslangen met giftanden voor in de bek en bij gifslangen met giftanden achter in de bek een weerspiegeling zijn van het evolutionaire proces dat giftanden slechts één keer tijdens de evolutie ontstaan.
De ontwikkeling van giftanden in embryo's van 96 slangen wordt onderzocht. Er wordt gekeken naar slangen met giftanden voor in de bek en naar slangen met giftanden achter in de bek.
  Bij zowel slangen met giftanden achter in de bek als bij slangen met giftanden voorin de bek, ontstaan giftanden achter in de bek tijdens de embryonale ontwikkeling. Bij sommige slangen ontwikkelen de giftanden zich los van de rest en schuiven naar voren tijdens de ontwikkeling van het embryo.
  Giftanden zijn één keer tijdens de evolutie ontstaan.
DIAGNOSTISCHE TOETS
5 De varianten van de soort E. coli bezitten verschillende genotypen.
6 Door blootstelling aan antibiotica zullen individuen van de EHEC 0104.•H4-bacteriën door natuurlijke selectie blijven voortbestaan, terwijl andere bacteriën worden gedood, waardoor in de nakomelingen het genotype van EHEC 0104:H4-bacterie het meest voorkomt en de levensbedreigende EHEC 0104:H4-bacterie vrij spel krijgt.
7 De vorm van bloedvaten is langgerekt en hol (buisvormig) waardoor zij geschikt zijn voor het transporteren van bloed.
8 De cellen liggen in rijen van één cellaag dik naast elkaar, alle met microvilli naar de darminhoud gericht.

9 De EHEC 0104:H4-bacterie is zo georganiseerd dat die alleen onder bepaalde omstandigheden genen aanzet die de productie van de gifstof Shigatoxine 2 tot gevolg hebben.
1 D.
2 D.
3 D.
4 B.
5 A.
6 D.
7 c.
uitoefenen.
1 Beschrijvend onderzoek.
2 Inductie.
3
VERRIJKINGSSTOF
 o rac  t 2
1 In een juiste uitleg zijn de volgende aspecten te onderscheiden:
  Het DNA verandert in de loop van de tijd (door mutatie).
  Naarmate het DNA van twee soorten meer overeenkomt/verschilt, is de ontwikkeling van deze soorten langere tijd dezelfde/verschillend geweest en zijn ze dus meer/minder verwant.
2 Mens, gorilla en chimpansee in de ene subfamilie en orang-oetan in de andere.

3 Bij mens, chimpansee en gorilla is het verschil in DNA met de orang-oetan procentueel groter dan het onderlinge verschil.
1 Voorbeelden van een juist antwoord:
  Het is voor het doorgeven van de genen van het eerste mannetje niet nadelig, omdat hij de meeste eieren toch al heeft bevrucht.
  Het is voor het eerste mannetje niet nadelig, omdat hij eerder was en eenmaal bevruchte eieren niet nog eens kunnen worden bevrucht.
  Het is voor het doorgeven van de genen van het eerste mannetje wel nadelig als de piraat de eiklomp al tijdens de amplex wegpakt, terwijl hij  nog maar weinig eitjes heeft bevrucht.   Het is nadelig voor het eerste mannetje, omdat de alsnog door de piraat bevruchte eitjes concurrenten opleveren van zijn eigen nageslacht.
2 Uit het antwoord moet blijken dat er door drilpiraterij:   een grotere genetische diversiteit is onder die nakomelingen;   waardoor er bij gewijzigde milieuomstandigheden een grotere kans is dat bepaalde individuen zijn aangepast en overleven.
3 Deelonderzoek 1: (door observatie/markering) vaststellen welk vrouwtje bij welke eiklomp hoort / het door isoleren en apart opkweken van eiklompen. Deelonderzoek 2: analyse van het DNA van de vrouwtjes (en mannetjes) en van haar nakomelingen (in één eiklomp) / en van alle nakomelingen per eiklomp.
Resultaat: bij de nakomelingen van (ten minste) één vrouwtje / uit (ten minste) één eiklomp wordt DNA van twee mannetjes aangetroffen.
Verrijkingsstof
Een onderzoek uitvoeren
Practicum: De invloed van een zelf te kiezen factor op de ontkieming van tuinkerszaden Ter beoordeling aan je docent.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.