Tekenen

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Aantekening door een scholier
  • Klas onbekend | 345 woorden
  • 17 maart 2018
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Tekenen  dit leren en blz 20 t/m 23 ee=n 48t/m 51 en blz 76 t/m 77 lezen

Tweedimensionaal vorm = een platten of vlaken vorm deze meet je met twee maten

Lengte keer breete

Driedimensionale vorm=een ruimtelijke vorm deze vorm meet je in

Lengte keer breete keer diepte

Organische   vormen = natuurlijke vormen mensen ,dieren ,planten

Geometrische vormen = zijn tweedimensionale meetkundige vormen  ze zijn door mensen bedacht

Primaire kleuren = zijn basis kleuren : rood,blauw ,geel

Secundaire kleuren = als je twee primaire  kleuren mengt krijg je secundaire kleuren : oranje , groen ,violet

Tertiaire kleuren = als je drie primaire kleuren mengt krijg je tertiaire kleuren : bruin , grijs , mosgroen

Niet kleuren =  zijn grijs , zwart , wit en is ook een kleur

Kleurencirkel =een cirkel  om kleuren te ordenen

Richtingen = horizontaal , verticaal , diagonaal , schuin , gebogen

Aandacht plekken  = een deel van de kunstwerk dat je als eerst opvalt

Ritme =als je steeds iets herhaald een ander woord daar voor is herhaling   

Natuurlijke lichtbronnen = licht wat uit de natuur komt : maanlicht , sterrenlicht , bliksemlicht

Kunstmatige lichtbronnen = licht dat uit een licht bron komt die door de mens zelf is gemaakt

Direct licht =licht valt gelijk vanuit de lichtbron op het voorwerp

Indirect licht = licht wat vanuit de lichtbron eerst door het aardoppervlak is terug gekaatst en daarna het voorwerp heeft bereikt

Meelicht= dat je met het licht mee gaat

Tegen licht = je kijkt tegen het ligt in

Zijlicht= lichtbron naast je

Strijklicht= lichtbron laag over het oppervlak

Fel licht= veel te zien

Zwak licht = weinig te zien

Getemperd licht = goed te zien maar geen schaduw

Diffuus licht= als de zon niet zichtbaar is

Schaduw = de donkere kant van licht val

Eigenschaduw = schaduw van een voorwerp

Slagschaduw = losse schaduw

Silhouet = je ziet allen een omtrek

Glimlicht = licht wat op hele gladden voorwerpen valt

Weerspiegeling = een voorwerp wat zich spiegelt op het aardoppervlak

Overlapping = een voorwerp over een ander voorwerp plaatsen

Hoger plaatsing = een voorwerp hoger dan een ander voorwerp plaatsen

Verkleining = een voorwerp die veder weg moet kleiner tekenen

Verkorting =een vorm korter maken

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.