Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
stap 1 Noteer persoonsvorm en onderwerp
stap 2 staat er een vorm van zijn, worden,blijven, blijken, lijken, schijnen in de zin?
nee ja
wg stap 3 is er een werkwoord met een
(pv + duidelijke betekenis, een zww?
bijbehorende ja nee
ww’en)
wg (pv + ng
bijbehorende ww’en)
stap 4 wat + pv + ow + overige ww’en? = nw. Deel
ng= pv + nw. Deel + overige ww’en
Bijvoegelijke bepaling
In sommige zinsdelen geven zinsdeelstukken (bepalingen) extra informatie over het belangrijkste woord van het zinsdeel, de kern.
Als de kern een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord is, is er sprake van een bijvoeglijke bepaling. Zo’n bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Er kunnen ook meer bepalingen bij een zelfstandig naamwoord horen.
Zo vind je de bijvoeglijke bepaling
1. Noteer alle zinsdelen
2. Zoek van elk zinsdeel het belangrijkste woord, de kern, en stel vast dat het een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord is.
3. Noteer de woorden die extra informatie geven over de kern; dat zijn de bijvoeglijke bepalingen.
Bijwoord
Een bijzondere bijvoeglijke bepaling is de bijstelling. Die staat altijd achter de kern. Voorbeeld:
Ollie ging een tochtje maken met zijn auto, de oude schicht.
In de bijwooordelijke bepaling met zijn auto, de oude schicht is de oude schicht een bijstelling bij zijn auto. Dus de bijstelling is; de oude schicht - zijn auto.
De bijstelling
1. Duidt hetzelfde object aan als de woordgroep die ervoor staat.
2. Kan meestal van plaats wisselen met de woordgroep die ervoor staat.
3. Staat tussen komma’s of tussen een komma en een punt.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden