Avoir = hebben
Présent
j'ai = ik heb
tu as = jij hebt
il/elle a = hij heeft
nous avons = wij hebben
vous avez = jullie hebben, u heeft
ils/elles ont = zij hebben
passé composé
j'ai eu = ik heb gehad
tu as eu = jij hebt gehad
il/elle a eu = hij heeft gehad
nous avons eu = wij hebben gehad
vous avez eu = jullie hebben gehad, u heeft gehad
ils/elles ont eu = zij hebben gehad
imparfait
j'avais = ik had
tu avais = jij had
il/elle avait = hij had
nous avions = wij hadden
vous aviez = jullie hadden, u had
ils/elles avaient = zij hadden
Future proche:
Je vais avoir = ik zal hebben
Tu vas avoir = jij zal hebben
Il va avoir = hij zal hebben
Nous allons avoir = wij zullen hebben
Vous allez avoir = jullie zullen hebben/ u zal hebben
Ils vont avoir = zij zullen hebben
futur
j'aurai = ik zal hebben
tu auras = jij zal hebben
il/elle aura = hij zal hebben
nous aurons = wij zullen hebben
vous aurez = jullie zullen hebben, u zal hebben
ils/elles auront = zij zullen hebben
ệtre = zijn
Présent
Je suis = ik ben
Tu es = jij bent
Il est = hij is
Nous sommes = wij zijn
Vous êtes = jullie zijn/ u bent
Ils sont = zij zijn
Passé composé
J’ai été = ik ben geweest
Tu as été = jij bent geweest
Il a été = hij is geweest
Nous avons été = wij zijn geweest
Vous avez été = jullie zijn geweest/ u bent geweest
Ils ont été = zij zijn geweest
imparfait
J’étais = ik was
Tu étais = jij was
Il était = hij was
Nous étions = wij waren
Vous étiez = jullie waren/ u was
Ils étaient = zij waren
Future proche
Je vais être = ik ga zijn
Tu vas être = jij gaat zijn
Il va être = hij gaat zijn
Nous allons être = wij gaan zijn
Vous allez être = jullie gaan zijn/ u gaat zijn
Ils vont être = zij gaan zijn
Futur
je serai = ik zal zijn
tu seras = jij zal zijn
il sera = hij zal zijn
nous serons = wij zullen zijn
vous serez = jullie zullen zijn/ u zal zijn
ils seront = zij zullen zijn
faire = maken/doen
Présent
Je fais = ik maak
Tu fais = jij maakt
Il fait = hij maakt
Nous faisons = wij maken
Vous faites = jullie maken/ u maakt
Ils font = zij maken
Passé composé
J’ai fait = ik heb gemaakt
Tu as fait = jij hebt gemaakt
Il a fait = hij heeft gemaakt
Nous avons fait = wij hebben gemaakt
Vous avez fait = jullie hebben gemaakt/ u hebt gemaakt
Ils ont fait = zij hebben gemaakt
Imparfait
Je faisais = ik maakte
Tu faisais = jij maakte
Il faisait = hij maakte
Nous faisions = wij maakte
Vous faisiez = jullie maakte/ u maakte
Ils faisaient = zij maakte
Future proche
Je vais faire = ik ga maken
Tu vas faire = jij gaat maken
Il va faire = hij gaat maken
Nous allons faire = wij gaan maken
Vous allez faire = jullie gaan maken/ u gaat maken
Ils vont faire = zij gaan maken
Futur
Je ferai = ik zal maken
Tu feras = jij zal maken
Il fera = hij zal maken
Nous ferons = wij zullen maken
Vous ferez = jullie zullen maken/ u zal maken
Ils feront = zij zullen maken
Vouloir = willen
Présent
je veux = ik wil
tu veux = jij wilt
il/elle veut = hij wil
nous voulons = wij willen
vous voulez = jullie willen, u wilt
ils/elles veulent = zij willen
passé compose
j'ai voulu = ik heb gewild
tu as voulu = jij hebt gewild
il/elle a voulu = hij heeft gewild
nous avons voulu = wij hebben gewild
vous avez voulu = jullie hebben gewild, u heeft gewild
ils/elles ont voulu = zij hebben gewild
imparfait
je voulais = ik wilde
tu voulais = jij wilde
il/elle voulait = hij wilde
nous voulions = wij wilden
vous vouliez = jullie wilden, u wilde
ils/elles voulaient = zij wilden
future proche
je vais vouloir = ik ga willen
tu vas vouloir = jij gaat willen
il va vouloir = hij gaat willen
nous allons vouloir = wij gaan willen
vous allez vouloir = jullie gaan willen, u gaat willen
ils vont vouloir = zij wilden
futur
je voudrai = ik zal willen
tu voudras = jij zal willen
il voudra = hij zal willen
nous voudrons = wij zullen willen
vous voudrez = jullie zullen willen, u zal willen
ils voudront = zij zullen willen
pouvoir = kunnen
present
je peux = ik kan
tu peux = jij kan
il peut = hij kan
nous pouvons = wij kunnen
vous pouvez = jullie kunnen, u kunt
ils peuvent = zij kunnen
passé composé
j'ai pu = ik heb gekunt
tu as pu = jij hebt gekunt
il a pu = hij heeft gekunt
De aantekening gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
Kun je nog wat meer werkwoorden toevoegen?
7 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
dankzij dit heb ik een berg huiswerk bespaard xD
6 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
dankjewel voor deze werkwoorden! Nu ken ik ze uit mijn hoofd.
6 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Erg handig lekker afkijken :) (haha)
5 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
Leuke site handig en ik hoef dat stomme Frans boek niet bij de hand te hebben (waarom is iedereen zo negatief?)??
5 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
8
5 jaar geleden
Antwoorden