Kunnen mogen moeten Engels Grammatica (Hulpwerkwoorden / Auxiliaries)
Kunnen
Kunnen als in de vorm van ‘In staat zijn’: Can / could / be able to
(Simple present OTT) ●Kan = be able to / can Bijv. I am able to help her/ I can help her
( Simple past OVT) ● Kon = was, were able to / could Bijv. I was able to help her / I could help her
Andere tijden: ●… heb … kunnen … = have been able to Bijv. I’ve been able to help her = Ik heb haar kunnen helpen
● had kunnen = had been able to Ik had haar kunnen helpen = i had been able to help her
● zal kunnen = will be able to
Kunnen als in de vorm van mogelijk zijn : Can / could
kan = can Bijv. Het kan daar koud zijn = It can be cold there. (Het is mogelijk koud daar)
zou kunnen = could Bijv. It could rain this afternoon = Het zou vanmiddag kunnen regenen.
Kunnen in verleden tijd als in de vorm van ‘het was mogelijk maar is niet gebeurd’.
Had kunnen = could have Bijv. Je had me kunnen bellen – You could have phoned me Ik had het kunnen weten – I could have known
Mogen
Mogen met be allowed = toestemming hebben: kan in alle tijden worden gebruikt
Mag = be allowed to Bijv. Ik mag een fiets kopen – I am allowed to buy a bike.
Mochten = were allowed to Bijv. We mochten gaan poepen – We were allowed to defecate.
Had … mogen … = had been allowed to Bijv. Ik had vaders auto mogen lenen – I had been allowed to borrow Dad’s car.
Mogen met may + might als ‘toestemming aangeven’ (Vrij zakelijk)
Mag = may Bijv. Mag ik rondkijken? – May I look around?
Mogen = Might Bijv. Mogen wij hier onze tassen even achterlaten? = Might we leave our bags here for a moment?
Mogen met may + might als ‘mogelijkheid aangeven’ (Bij might is grotere twijfel dan bij may)
misschien = may Bijv. Wat hij zegt is misschien waar – What he says may be true
zou wel eens kunnen = might Bijv. Hij zou wel eens thuis kunnen zijn – He might be at home
Moeten
Moeten als een bevel/noodzaak: Must/ Have (got) to must mag alleen in de tegenwoordige tijd worden gebruikt have to in alle tijden
Moet = must Bijv. I must help her / I have to help her = ik moet haar helpen
Moest = had to Bijv. Ik moest haar helpen = I had to help her
Heb moeten = have had to Bijv. Ik heb haar moeten helpen = I have had to help her
Had moeten = had had to Bijv. Ik had haar moeten helpen = I had had to help her
Zal moeten = will have to Bijv. Ik zal haar moeten helpen = I will have to help her
zou wel eens kunnen = might Bijv. Hij zou wel eens thuis kunnen zijn – He might be at home
Let op: Niet mogen = must not Bijv. Je mag daar niet inhalen – You must not tovertake there.
Niet hoeven: Don’t have to (=niet verplicht) / needn’t (= het is niet nodig)
Voorbeelden: Je hoeft me geen reden te geven als je dat niet wil = You don’t have to give me a reason if you don’t want to. (het is niet verplicht)
Je hoeft het haar niet te vertellen. Ze weet het al. You needn’t tell her. She already knows (het is niet nodig)
Moeten als logische gevolgtrekking : Must
TT: moet = must Bijv. ‘’Jij moet wel erg ziek zijn.’’ – ‘’You must be very ill.’’
VT: moet = must have Bijv. Hij moet het vergeten zijn. – He must have forgotten.
Moeten als eigenlijk moeten/ had gemoeten: Should
(OTT): moet – should Bijv. Jij moet je minder zorgen maken – You should worry less
VT: Verledentijd: iets had eigenlijk moeten gebeuren maar is niet gebeurd:
(VT) had moeten = Should have Bijv. Ik had eerder moeten schrijven – I should have written sooner.
Leuk proefje: Know the difference
Ik had het moeten weten – I should have known
Ik had het kunnen weten – I could have known
Willen : Want/ make/ would like / mind/ willing (iets willen van iemand)
Want somebody to + hele ww :willen als opdracht/bevel , willen dat
Wilde dat ik = wanted me to Bijv. Hij wilde dat ik een brief schreef – He wanted me to write a letter. Wil dat wij = wants us to Bijv. She wants us to be on time. – Zij wil dat wij op tijd zijn
Make somebody + hele ww; opdracht / bevel : willen dat
Laat mij- makes me Bijv. Hij laat mij altijd hard werken – He always makes me work hard.
Liet ons – made us Bijv. Zij liet ons de hele weg naar huis lopen – She made us walk all the way home.
Would like somebody to + hele ww; vriendelijk verzoek: graag willen
Zou graag willen dat = would like you to Bijv. Ik zou graag willen dat je ook kwam – I’d like you to come, too ( ‘d is afkorting van would)
Wil je graag dat = Would you like us to Bijv. Waar wil je graag dat wij elkaar ontmoeten? – Where would you like us to meet?
Bij een ? context wordt de volgorde dus: would + iemand + like + ond + to + hele ww.
Mind + werkwoord + -ing, bereid zijn; (best) willen.
wil = mind Bijv. Wil jij dat voor mij vragen? – Do you mind asking that for me, please
wil – (don’t) mind Bijv. Ik wil je best helpen – I don’t mind helping you.
Be willing to + hele ww; bereid zijn; willen
Wil = is willing to Bijv. Emily wil me wel helpen – Emily is willing to help me. Bereid zijn / zijn bereid = to be willing to / are willing to Bijv. Zijn zij bereid de schade te vergoeden?- Are they willing to pay damages.
Let op: would rather + hele ww: liever
Bijv. ●Wij gaan liever alleen – We’d rather go alone ●Mijn ouders vertrekken liever vroeger – My parents would rather leave sooner.
REACTIES
1 seconde geleden