Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2 en 3, Vraag en Aanbod

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Aantekening door een scholier
  • 4e klas vwo | 663 woorden
  • 9 maart 2020
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 2 Aanbod van Producten


Aanbodlijn heeft een positief verband.
Als de prijs stijgt is het aantrekkelijker voor de producent om meer te gaan produceren. De lijn begint hoger vanwege vaste kosten.
Omzet = prijs x afzet
Winst = omzet - kosten
Productiefactoren                      Beloningen
kapitaal (kennis)                         rente
arbeid (kennis)                             loon
natuur (locatie)                         pacht (huur)
ondernemerschap (kennis)        winst

Productiefunctie:
De wiskundige relatie tussen de inzet van productiefactoren en de uiteindelijke productieomvang. 

De wet van toe en afnemende meeropbrengst:
Fase 1: een grote inzet van arbeid zal in eerste instantie meer opbrengen.
Fase 2: vervolgens zal er evenredig meer worden opgebracht.
Fase 3: productie neemt minder dan evenredig toe.

Constante meeropbrengsten:
De productie neemt evenredig toe met de inzet van extra arbeid. 
Een restaurant heeft constante of vaste kosten.
→ huur
→ aanschaf keuken
→ aanschaf tafels en stoelen

Productiekostenconstante (vaste) kosten: kosten veranderen niet als er                                                                                                  meer/minder   wordt geproduceerd.
                            → variabele kosten: kosten die wel veranderen als er meer/minder                                                                      wordt geproduceerd. 
Inkopen van eten = variabele kosten 
Totale kosten = vaste en variabele kosten bij elkaar.
Marginale kosten = extra kosten die gemaakt worden om een extra eenheid te produceren. 

De GTK verandert als de productieomvang verandert.
Als de productie toeneemt dalen in eerste instantie de GTK. Dat komt omdat de vaste kosten over steeds meer producteenheden wordt verspreid. 

Gemiddelde TK (GTK) = Totale kosten : productie omvang.
Als GTK< dan GO (gemiddelde opbrengst) dan wordt er winst gemaakt.
Marginale kosten (MK) = extra totale kosten : extra geproduceerde eenheid.

Producentensurplus:
Verschil tussen de prijs en wat de producent minimaal wil ontvangen voor zijn product.
Het minimum dat een producent betaald wilt krijgen voor een volgende eenheid product zijn de kosten van dat ene product dus de MK.
Het verschil tussen MK en de prijs is producenten surplus.
Maximale winst bij de productieomvang waarbij het verschil tussen TK en totale opbrengsten maximaal is. MO=MK. 
FORMULES:
TO = totale opbrengsten = prijs x afzet (p x q)
TK = VK + CK
TW = TO - TK
GO = gemiddelde opbrengst = prijs per verkochte eenheid → TO : q
MO = marginale opbrengsten = de opbrengst van het laatst verkochte product → extra opbrengst : extra verkochte eenheid.
BREAK-EVEN → opbrengst = kosten → TO = TK

Als de producent geen invloed heeft op de prijs (volledige mededinging) dan is MO=p (exogene prijs).                                                         → volledige concurrentie

Als een producent zijn productie baseert op winstmaximalisatie (MO=MK) dan is dat het individuele aanbod van deze producent.
Dit is het gedeelte van de MK-lijn dat boven de GTK-lijn ligt!!
De MK-lijn snijdt de GTK-lijn in het laagste punt → bron 27.

Hoofdstuk 3 Het Marktmechanisme


Vraag en aanbod bepalen samen de prijs.
Marktevenwicht: gevraagde hoeveelheid = aanbod (Qv = Qa)
  → evenwichtsprijs
  → evenwichtshoeveelheid

Bij p van €35 is aanbodoverschot → vragers wachten met kopen waardoor minder vragers naar het product → daling vraag = daling prijs → daling prijs = daling aanbod → aanbodoverschot neemt af, prijs daalt naar evenwichtsprijs. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.