Hoofdstuk 5. Bijzondere weggedeelten
Rotondes:
Op een rotonde moet je altijd rechtsom rijden.
Op het middeneiland van een rotonde staat dit bord, D1. Vaak staat dat op een rood/wit hek of een zogenaamde bochtschild met pijlen die naar rechts wijzen.
Op de toeleidende weg staat vaak het waarschuwingsbord, J9.
Er zijn verschillende rotondes:
- Voorrangsrotonde met 1 rijstrook: kleine rotonde, scherpe bocht, niet te hard rijden, vaak binnen de bebouwde kom.
- Voorrangsrotonde met 2 rijstroken: In drukke gebieden liggen deze, denk aan regionale wegen die bij elkaar komen. Voor en op deze rotondes staan er pijlen op de rijstroken deze pijlen geven aan hoe je moet voorsorteren.
- Turborotonde: Hier kan het gevaar van de veiligheid in doorstroming van andere bestuurders komen. Om dit te voorkomen wordt er voor de rotonde de rijrichting en de rijstrookkeuze geregeld, met een voorwegwijzer en/of met pijlen op het wegdek. Kan het ook zo zijn dat er op de rotonde zelf tussen de rijstroken een betonnen rand ligt.
Als je een rotonde benaderd moet je goed opletten en voortijdig voorsorteren.
Inhalen:
Vlak voor de rotonde mag je links en rechts rijden en inhalen, maar alleen als het veilig mogelijk is.
Voorrang:
Geen borden bij rotonde = bestuurders die er op komen rijden voorrang.
Op bijna alle rotondes staan borden, met deze borden worden bestuurders geregeld dat bestuurders voorrang hebben. Als je op een toeleidende weg rijdt, moet je hen voorrang verlenen.
Bij grote rotondes word het vaak geregeld met verkeerslichten, deze gaan voor de voorrangsborden en telkens op het wegdek.
Rechtsaf op de rotonde:
Als je de rotonde op de eerste zijweg weer wilt verlaten, blijf je op de toeleidende weg rechts rijden en geef je richting aan naar rechts.
Halfrond op de rotonde:
Als je bij de 2e er af gaat volg je de toegeleidende weg:
- De rechterrijstrook als er 2 rijstroken zijn.
- De middelste als er 3 rijstroken zijn.
Driekwart rond de rotonde:
Dan volg je de toegeleidende weg, de linkerstrook en geef je richting aan naar links. Op de grote rotonde schakel je de richtingaanwijzer uit, op een minirotonde laat je de richtingsaanwijzer naar links aanstaan.
Ter hoogte van de 2e zijweg geef je je richting aan naar rechts en ga je rechts rijden om af te slaan.
Als je gedwongen moet afslaan moet je ook je richtingsaanwijzer aangeven.
Bij het verlaten van een rotonde hoef je de (brom)fietser geen voorrang te geven, maar wil je op de rotonde moet je altijd voorrang geven.
Kijkgedrag:
Op de rotonde moet je kijken waar je naartoe wil, opletten op de andere bestuurders, let op je voorligger. Gebruik je spiegels goed bij het wisselen van rijstrook en kijk goed over je schouder, ja kan namelijk links en rechts worden ingehaald, of er duiken ineens voertuigen naast je op.
In- en uitrit:
Bij het inrijden van een inrit/het verlaten van een uitrit moet je altijd alle weggebruikers (ook voetgangers) laten voorgaan. Deze in-uitritten kun je herkennen aan de verlaagde trottoirbanden, of inritblokken, maar een beperkte bestemming is ook een in-uitrit.
Links gelegen inrit in:
Als je linksaf een inrit in wil rijden, sorteer dan binnen de bebouwde kom gewoon tegen de wegas voor. Buitende bebouwde kom mag dat ook, maar is soms gevaarlijk. Op drukke provinciale wegen kun je beter niet stil gaan staan om tegenliggers voor te laten gaan, zeker niet vlak na een bocht. Stop dan evt in de berm of rij door en probeer de inrit van de andere zijde te naderen.
Rechts gelegen inrit in:
Als je rechts wil afslaan, moet je het verkeer om je heen er eerder op attenderen, ze verwachten waarschijnlijk niet dat jij naar rechts gaat. Geef tijdig je richting aan en verlaag je snelheid.
Erf:
Een erf herken je aan het volgende bord:
- Maximale snelheid is 15 km/u,
- Voetgangers mogen op de weg lopen,
- Je mag alleen parkeren: Op plaatsen die met een P zijn aangeduid of op eigen terrein.
Rij je erf op? Wees alert op kinderen en allerlei obstakels.
30 km-zone:
Deze vind je vooral:
Op plaatsen met veel gemengd verkeer: snel en langzaam. En daarnaast in de buurt van scholen. Hou daarom rekening met voetgangers en fietsers.
Om deze zone te verlaten moet je altijd alle weggebruikers voor laten gaan.
Als je het bord J22 (rood) tegen komt of L2 (Blauw) weet je dat er een zebrapad aan komt waar je voorrang moet verlenen aan voetgangers.
Voor een zebrapad mag je niemand inhalen, alleen als er in een rijrichting meerdere rijstroken liggen, maar dan moet je wel stoppen naast de auto die er dan ook staat.
Rem bij een zebrapad tijdig af als je moet stoppen voor voetgangers/gehandicaptenvoertuig, hierdoor waarschuw je de bestuurders achter je, voorkom je dat de voetganger schrikt en motiveer je de tegenligger om ook te stoppen. Als je file rijd, zorg ervoor dat je niet op het zebrapad stil komt te staan.
Bushalte en tramhalte:
Binnen de bebouwde kom:
Laat je een bus voor gaan, als deze aangeeft weg te willen rijden van een bushalte. Dit geld voor alle autobussen, dus ook voor touringscars. Buiten de bebouwde kom geld deze regel niet.
Bij het passeren van een tram of bus let je op je snelheid wegens in en uitstappende passagiers. Denk hierbij aan:
- Uitgestapte passagiers die voor of achter de bus plotseling de weg oversteken.
- Gehaast toestromende passagiers die de weg oversteken om de bus nog te halen.
- De bus die meteen wegrijdt op het moment dat de bestuurder richting naar links aangeeft.
Binnen de bebouwde kom volgen lijnbussen vaak een aangepaste route hierbij moet je als bestuurder uitkijken voor de bussluizen.
REACTIES
1 seconde geleden