Samenvatting Grammatica H3 & H4
InhInhoudsopgave:
- Het lijdend voorwerp
- Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoorden.
- Wederkerend en wederkerig voornaamwoord,
- Meewerkend voorwerp
- Naamwoordelijk gezegde
- Aanwijzend ,vragend en onbepaald voornaamwoord
- Koppelwerkwoord
Het lijdend voorwerp:
- Je weet dat elke zin wel in zinsdelen bestaat. Door een zin in zinsdelen te splitsen kun je het lijden voorwerp gemakkelijker vinden.
- Een zinsdeel bestaat voornamelijk uit:
Het onderwerp
Het persoonsvorm
(soms) het lijden voorwerp
(soms) meewerkend voorwerp
- Voorbeeld (een zin dat gesplitst is in zinsdelen):
Ik heb een bungalow aangeschaft voor een goed prijsje.
Ik/heb/een bungalow /aangeschaft/voor een goed prijsje.
- Je weet ondertussen dat zinnen bestaan uit zinsdelen en om het lijdendvoorwerp te kunnen vinden gaan we wat dieper in het stof zelf dus leg ik hier als volgt de woordsoorten uit .Deze moet je eerst vloeiend kunnen spreken.
- Persoonsvorm: Een persoonsvorm tref je aan door van een zin een vraagzin te maken dan komt de persoonsvorm automatisch voor aan te staan .Je kan ook het zin van enkelvoud naar meervoud zetten of andersom. De woord dat verandert is dan de persoonsvorm
- Ik ben niet zo onnozel als jij bent!
- Ben ik zo onnozel als jij bent?
- Wij zijn niet zo onnozel als jij bent?
- Onderwerp: voor het onderwerp moet je alleen de persoonsvorm vinden en ‘wat’ er voor te zetten en te vragen .Het antwoordt op je vraag is de onderwerp.
- Julius Caesar was een dictator !
- Wat +was een dictator? = Julius ceasar
- Gezegde: alle werkwoorden in een zin.
- Voorbeeld: De rechter heeft jou wel de mantel uitgeveegd
- Je hebt geleerd wat een persoonsvorm, gezegde en het onderwerp is nu kan je uiteindelijk het lijden voorwerp vinden. De formule is als volgt:
- Wat( soms ;wie)+werkwoordelijk gezegde +onderwerp?
- Het lijden voorwerp:
- Je moet weten dat niet elke zin lijden voorwerp bestaat uit een lijdend voorwerp en het begint nooit met een voorzetsel.
- Voorzetsels :langs ,naast ,op, voor, onder
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoorden:
- Hieronder zie je staan de persoonlijke en bezittelijk voornaamwoorden in de schema aangeduid.
Persoonlijk voornaamwoorden
Bezittelijk voornaamwoorden
onderwerp
Geen onderwerp
Enkelvoud:
1 persoon
2 persoon
3 persoon
Ik
Jij/je/u
Hij
Zij/ze
Het/’t
Mij/me
Jou/je/u
Hem/’m
Haar/ze/’r
het/’t
Mijn/m’n
Jouw/je /uw
Zijn/z’n
Haar/d’r
zijn
Meervoud:
1 persoon
2 persoon
3 persoon
Wij/we
Jullie/u
Zij/ze
Ons
Jullie/u
Hun/hen/ze
Ons/onze
Jullie/uw
hun
- Een persoonlijk voornaamwoord geeft een persoon of ding aan.
Bijvoorbeeld: De kleine details zijn belangrijk voor mij .
- Een bezittelijk voornaamwoord duidt een bezit aan.
Bijvoorbeeld: mijn mobieltje vloog met een reflex in mijn zus handen.
- Let op: als het voornaamwoord achter het bezit en staat er het woordje ‘van’ voor dan is het geen bezittelijk ,maar persoonlijk
Voorbeeld: Lina en zijn gevoelens speelden een grote rol in het film van mijn broer Max.(persoonlijk voornaamwoord)
Wederkerig en wederkerend voornaamwoorden:
- Het verschil tussen wederkerige en wederkerende voornaamwoorden is, dat het wederkerend voornaamwoord verwijst naar de persoon zelf en het wederkerige voornaamwoord verwijst naar meer personen. Er is maar één wederkerig voornaamwoord: elkaar of varianten daarvan, zoals elkander en mekaar
Voorbeeld:
Bij kerstmis geven wij elkaar een cadeau.
- Alle vormen van zich noem je wederkerende voornaamwoorden: zich, me, je en ons
Voorbeeld: Wij hebben ons aan de regels gehouden.
- Je onderscheid de wederkerend voornaamwoord in twee je hebt dus een toevallig wederkerend voornaamwoord en een verplicht wederkerend voornaamwoord (zie onderstaande tabel)
toevallig wederkerig werkwoord
verplicht wederkerend werkwoord
bij een toevallig wederkerend werkwoord kun je meestal ‘zelf’ vastplakken aan het wederkerende werkwoord.
In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord hoort het wederkerend voornaamwoord niet bij het werkwoordelijk gezegde; het is lijdend voorwerp.
In de volgende zin: ik vermaak me prettig alleen zo thuis. Vermaak je je zelf ,maar je kan ook iemand anders vermaken .Dus bij een toevallig wederkerend voornaamwoord gaat het er om of je ook iemand anders kan (vermaken, wassen).
In een zin met een verplicht wederkerend voornaamwoord (voorbeeld:
Ik gedraag me) kan je namelijk niet zeggen hij gedraagt me .Dus is dit een verplicht wederkerend werkwoord.
In een zin met een verplicht wederkerend voornaamwoord hoort het wederkerend werkwoord bij het werkwoordelijk gezegde.
De woorden zichzelf,mezelf,onszelf zijn automatich toevallig wederkerende werkwoorden.
- Maar som moet je de woordsoort vast stellen hieronder heb je vier regels die je moet kunnen toepassen als je wil weten of het een persoonlijk,bezittelijv oornaamwoord of wederkerend werkwoord is :
Als je het door hij of hem ,kan veranderen is het persoonlijk voornaamwoord
Als je het door zijn, kan veranderen ,dan is het een bezittelijk voornaamwoord.
De aantekening gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden