Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Literatuur in de Middeleeuwen

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • 5e klas vwo | 3375 woorden
  • 8 oktober 2003
  • 111 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
111 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
“De ontwikkeling van de middeleeuwse literatuur” Het begin… Nadat de Romeinen onze streken in de vijfde eeuw hadden verlaten lag Nederland waarschijnlijk enige tijd in de luwte van de macht. Er is niet veel bekend over wat zich hier in de vijfde en zesde eeuw afspeelde. Uit schriftelijke bronnen kennen we de namen van twee stammen die het land bevolkten: de Franken ten zuiden van de Rijn en de Friezen in het noorden, midden en westen. In de zevende eeuw werden de Franken van Zuid-Nederland ingelijfd in het Merovingische gebied. (rijk dat tot stand kwam door de vereniging van tal van vroeg-Frankische koninkrijkjes door de Frankische heerser Clovis. De Merovingische tijd duurde van 525 tot 725 en is genoemd naar de mythische grootvader Merovech) en bekeerden ze zich tot het Christendom. In het voormalige Romeinse Castellum van Utrecht verrees de eerste kerk van Nederland. Van daaruit begonnen de Merovingische Franken aan hun opmars tegen de Friezen. Aan de Friese onafhankelijkheid kwam pas een einde toen Karel de Grote (756-814) op het toneel verscheen. In die tijd werd Nederland bestuurd via een feodaal stelsel. Er waren twee verschillende maatschappelijke standen, namelijk die van de priesters en die van de adel. Nederland had een theocentrische instelling, dit betekent dat in hun samenleving God in het middelpunt stond. De eerste literatuur ontstond… Onze taal is al erg oud, maar het is niet precies te zeggen wanneer het Nederlands

is ontstaan. Dit omdat het Nederlands eerst deel uitmaakte van een familie van talen, die ooit één geheel vormde, maar zich naarmate de tijd verstreek opgedeeld heeft. De taal die van ±800-±1150 gesproken werd noemen we het Oud-Nederlands. Als er iets geschreven moest worden gebeurde dit in het Latijn, Nederlands was alleen nog maar een spreektaal van het volk. Verhalen werden verteld van vader op zoon, van moeder op dochter. De literatuur bestond heel in het begin dus alleen nog maar in hoofden en nog niet op papier. De eerste literatuur die werd opgeschreven was “het Hildebrandslied” in het Oudhoogduits. Dit werd omstreeks 800 geschreven. Hildebrandslied: Vader Hildebrand en zijn zoon Hadubrand, de beide hoofdpersonen in het Hildebrandslied, staan tegenover elkaar temidden van hun legers. Vertwijfeld poogt de vader zijn zoon ervan te overtuigen dat hij op het punt staat te gaan strijden met zijn bloedeigen vader. Maar de achterdochtige Hadubrand wijst iedere toenadering af. Van zeevaarders heeft hij gehoord dat zijn vader lang geleden gestorven is; bovendien denkt hij dat het een valstrik is, bedoeld om hem op makkelijke manier te doden. Hildebrand doet een verzoeningspoging en biedt zijn zoon zijn gouden armbanden aan. Hadubrand wijst het geschenk af met de opmerking dat je geschenken gewapenderhand in ontvangst moet nemen; het gevecht begint. Het lied is bewaard als fragment waaraan het slot ontbreekt. Toch weten we uit andere bronnen dat het tragisch afloopt: Hadubrand wordt gedood door zijn eigen vader. Beowulf… Vervolgens werd in het jaar 900 “Beowulf” geschreven. ‘Hoort! Wij hebben vernomen, welk een grootse macht de SpeerDenen, en de koningen van die natie, in dagen van weleer ten toon spreidden, welke roemruchte daden de zonen van adellijke stam verrichtten.’ (citaat Beowulf) Beowulf is Oud-Engels epos in 3182 stafrijmen. De auteur van het werk, het oudste Germaanse epos, was waarschijnlijk een geestelijke. De held van de vertelling, Beowulf, trekt ten strijde tegen het monster Grendel. Hij doodt het, bevrijdt de koning der Denen en wordt zelf tot koning van de Gauten gekroond. In een tweede deel moet de inmiddels bejaarde Beowulf een draak bevechten. Hij doodt de draak, maar wordt zelf dodelijk gewond en sterft. De eerste teksten in volkstaal… In het Frans is het “chanson de Roland” één van de vroegste teksten. Chanson de Rolant
In Nederland is het allereerste zinnetje geschreven voor een pennenproef door een Vlaamse monnik die in een Engels klooster verbleef. Deze man schreef vaak hele dagen Latijnse en Oudengelse teksten over. Zo nu en dan moest hij zijn ganzenveer aanscherpen. Om de veer uit te proberen schreef hij op de laatste bladzijde van zijn boek die hij aan het schrijven was een zinnetje op. Zo’n zinnetje is meestal het eerste wat in je opkomt, bij hem was het dit liefdesversje was hij nog uit zijn jeugd kon herinneren: ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu’ (Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij; wat wachten we nu) Na 1100 groeiden literatuur en boek steeds meer naar elkaar toe. Toch bleef het vertellen van verhalen voortleven. Veel middeleeuwse verhalen zijn nooit of pas eeuwen later echt opgeschreven. Zo is bijvoorbeeld het “lied van heer Halewijn” pas in de 19e eeuw opgeschreven. Hendrik van Veldeke Hendrik van Veldeke, die in de tweede helft van de 12e eeuw leefde, is de eerste middeleeuwse schrijver die we bij naam kennen. Hij schreef onder andere de “Sint-Servaes legende” in ±1170. Dit is een vroom verbeeldingsverhaal omtrent Christus, Maria, andere heiligen en hun bewonderaars. Ook heeft van Veldeke de ridderroman Eneide en verschillende minneliederen geschreven. Sint Servaes ‘want hoem die eer wale betam

ende hij heme te hulpen quam
doen hoem des noet was’ (citaat Sint Servaes legende) De hoofse literatuur ontstaat… In de twaalfde eeuw ontstond de Hoofse literatuur. De hoofsheid die begonnen is als gecultiveerde omgangsvormen binnen de elite, wordt al snel de norm in bredere lagen van de middeleeuwse samenleving; je hoort je medemens met respectvolle gemanierdheid tegemoet te treden, je laat de ander in zijn waarde en plaatst deze niet voor onaangename verrassingen. Je bent wellevend, galant en je beheerst je driften en impulsen, kortom: je bent hoofs. De hoofse periode is weer verdeeld in twee periodes; de voorhoofse en de hoofse periode. In de voorhoofse periode gaan de verhalen terug op historische gebeurtenissen of personen. In de verhalen is ook bijna altijd verheerlijking van brute kracht en geweld, en de vrouw had een volkomen ondergeschikte rol. In de hoofse periode daarentegen hebben een sprookjesachtige sfeer. De ideale ridder moet moedig en krachtig zijn, en daarnaast spelen list en sluwheid een belangrijke rol. Ook moet in deze periode de ideale ridder hoofs zijn tegen vrouwen. In de gehele hoofse periode speelt de literatuur een zeer belangrijke rol. Het schrijven en voordragen van liederen en gedichten over de liefde geeft blijk van grote beschaving. Maar ook het luisteren naar ridderromans is erg geliefd bij de bevolking. In veel van die verhalen is er een groot verschil tussen de helden met hoofs gedrag, en de onbeschaafde schurken. Voorbeelden van de hoofse literatuur zijn; de Eneasroman en Floris ende Blancefloer. Arthurromans zijn de bekendste voorbeelden van hoofse literatuur. Hierin zijn ridders grote helden en perfecte minnaars. Ridderromans… Vanaf ongeveer het jaar 1100 kwamen er ridderromans, die waren gemaakt voor en door ridders. Ze waren op rijm gemaakt, omdat dat beter klonk. En ook in de volkstaal, want veel ridders verstonden geen Latijn. De ridderromans zijn ontstaan in Frankrijk, vele ridderromans in Nederland zijn dan ook vertaald vanuit het Frans. De meeste ridderromans speelden zich af in of rondom het hof van Karel de Grote. Maar ook over andere helden uit het verleden werd veel geschreven. Bijvoorbeeld over belangrijke ridders als Julius Caesar. Veel Karelromans gingen over oorlogen en massagevechten. Karel de Grote werd vaak beschreven als een zeer onsympathieke man. De bekendste ridderroman is natuurlijk Karel ende Elegast. ‘Dat men u hinge bi der kele, Dan ic dat gedogen soude!' (citaat Karel ende Elegast) Door kruistochten zijn veel oosterse verhalen in het westen bekend geworden, deze noemde men de oosterse of ook wel de klassieke romans. Daarbij is de stof ontleend aan de oudheid en het heeft een onheroïsch karakter. Het zijn voornamelijk zoete liefdesgeschiedenissen. Enkele voorbeelden zijn; Eneide, Floris ende Blancefloer en Alexanders Gheesten. De verhalende dichtkunst… Vervolgens ontstond de verhalende dichtkunst, ook wel de geestelijke epiek genoemd. Dit kon je onderverdelen in vier categorieën; de evangelie, de heiligenlevens, de mystiek en legenden. Aangezien een goed verhaal altijd meer indruk wekt dan een saaie les, vertelden predikers hun boodschap in de vorm van spannende verhalen en anekdotes. Het ging vaak over de goedheid van Maria en Jezus, over gewone stervelingen en over duivels. Ook waren er Middeleeuwse exempelen, dit zijn korte verhalen over goed en kwaad. Ze vertellen hoe gewone mensen voortdurend bloot staan aan goede en slechte invloeden. Ze kunnen toegeven aan de verleidingen van de duivel, maar ze kunnen zich ook tot Maria of Jezus wenden. Één van de bekendste verhalen uit deze tijd, is het verhaal over de non Beatrijs. Zij leefde een zondig leven, maar kreeg genade door zich tot Maria te richten. De burgerlijke letterkunde… De burgerlijke letterkunde die ontstond, was vooral bekend door Jacob van Maerlant. Jacob van Maerlant was geboren in de omgeving van Brugge en heeft in die plaats waarschijnlijk de beroemde Sint Donaas-kapittelschool bezocht. Daardoor had hij uitstekend Frans en Latijn geleerd. Naar de belangrijkste boeken in die talen wist hij feilloos de weg. Rond 1260 werd hij koster in het plaatsje Maerlant, vlak bij Den Briel. In de ongeveer acht jaar dat Jacob op het eiland Voorne woonde, schreef hij zeven werken. Hij deed dit voor verschillende hoge edelen, die hem waarschijnlijk de tijd en de middelen gaven om te kunnen schrijven. Zonder dergelijke steun redde je het niet als schrijver in de dertiende eeuw. Tenslotte kon je niet leven van de verkoop van je boeken en literaire prijzen bestonden nog niet. Hij werd vooral beroemd door Alexanders Gheesten, een biografie over Alexander de Grote van zo’n 14.000 versregels.
Middeleeuwse liederen… Ook de liederen van de middeleeuwen zijn te verdelen in vieren; het wereldlijk cultuurlied, het wereldlijk volkslied, het geestelijk cultuurlied en het geestelijk volkslied. Liederen bestaan al eeuwenlang, zowel bij de elite als bij het “gewone” volk. Het biedt uitkomst als je je verdrietig voelt, of juist vrolijk! Liederen gingen vaak van mond tot mond en werden pas na eeuwen echt opgeschreven. Een voorbeeld hiervan is het lied van heer Halewijn. 'Och neen, gy dochter, neen, gy niet: Die derwaert gaen, en keeren niet!' (citaat lied van Heer Halewijn) De ontwikkeling van de boekdrukkunst… Rond 1450 werd de boekdrukkunst uitgevonden. Alle mensen dachten altijd dat deze uitgevonden was door Laurens Janszoon Coster . Maar het verhaal dat hij aan iedereen vertelde, bleek niet meer dan een verzinsel te zijn. In werkelijkheid is de boekdrukkunst uitgevonden door Johannes Gutenberg in Mainz. Proza… Proza is ook weer te verdelen in verschillende onderdelen, zo heb je mystiek, bijbelstof, exempelen en proza volksverhalen. Enkele voorbeelden zijn Hadewich en de vier heerskinderen. Toneel… Nu kwam het toneel ter sprake. Onderverdeeld in liturgisch drama en wereldlijk drama. Het vroegste middeleeuwse toneel is in kerken ontstaan. De abele spelen zijn de vroegste voorbeelden van ernstig wereldlijk toneel in Europa. Het liturgisch drama waren vaak mysterie spelen. De stof heeft betrekking op één of ander mysterie. Een voorbeeld hiervan is de bliscappen van Maria. Ook heb je in het liturgisch drama het mirakel of heilige spelen. Daarin zit een dramatisering van het leven van en heilige of de geschiedenis van een wonder verwerkt. Eerst werd het toneel in de kerk gespeeld, maar aangezien het zoveel toeschouwers trok verplaatste ze dit naar het marktplein. In de late middeleeuwen veranderde het toneel. Want nu gingen niet alleen de kerk en beroepsgezelschappen zich er mee bezig houden, maar ook de rederijkers deden mee. Een voorbeeld van een toneelstuk van de rederijkers is Elckerlijc. Het toneelstuk dat wij kennen als Elckerlijc, heet eigenlijk Den spyeghel der salicheyt van Elckerlijc. Het verhaal gaat over hoe een mens zalig kan worden, dat wil zeggen hoe hij zich zo moet voorbereiden op de dood, zodat dat hij toegang tot de hemel zal krijgen. “Literatuur voor ridders en Vorsten” De maatschappij in de middeleeuwen bestond uit een aantal standen. De adel nam in deze middeleeuwse maatschappij een belangrijke rol in beslag. Oorspronkelijk waren de ridders letterlijk ‘de ruiters’, mannen die de oorlog voerde, en over een paard beschikte. Later in de middeleeuwen kregen de ridders ook voorrechten, ze kregen van hun koning vaak lang uitgestrekte gebieden in hun beheer, die na verloop van tijd praktisch hun eigendom werden. Wie ridder wilde worden, moest een eed afleggen waarin hij beloofde trouw te zullen blijven aan de koning en de kerk, vrouwen te beschermen en goed te zijn voor mensen die in zijn gebied leefden. De ridders woonden zelf

meestal in kastelen, waar vooral in latere tijd steeds meer luxe werd tentoongesteld. Graag gingen de ridders en hun vrienden op valkenjacht of organiseerde zij feestelijke toernooien waar de harnassen schitterde en de zwaarden kletterde. Omdat er in Frankrijk rond 1070 ridderromans ontstonden die verhalen vertelde over de machtige keizer Karel de Grote en zijn vazallen, kwamen er
met deze Franse romans als voorbeeld rond 1170 in Nederland ook zulke verhalen. Het waren romans vóór en over de ridderstand. Op rijm, want dat lag beter in het gehoor. En in de volkstaal, want veel ridders verstonden geen Latijn. Er ontstonden boeken waarin uitgebreid werd verteld hoe en waar de ridders leefden. Dit soort boeken werden ridderromans genoemd. De oudste type van deze ridderromans zijn de Voorhoofse of Frankische romans. Tot de oudste Nederlandse ridderromans horen het ‘Roelandslied’, ‘Karel ende Elegast’ en ‘Reinout van Montalbaen’. In deze voorhoofse of Frankische romans werden vaak de idealen van de ridders weergegeven. Daarbij waren dapperheid in het gevecht en trouw aan de leen heer het belangrijkst. Vrouwen hadden in deze romans weinig inspraak: zij werden volledig beschouwd als eigendom van de man. Het Roelandslied: Roelant doen wel bekinde
dat het naakten zijnen inde. Die hersenen liepen hem uiten oren, daar hij den tempel af hadde verloren. Vanaf het midden van de 12de eeuw treedt er een grondige verandering op in de ridderstand, met als een centrum van de Provence in Frankrijk. Er ontstond een nieuwe aristocratie. Naast de oude adel die veel grond bezit en het leenstelsel toepast, komen er edelen van het hof en het leger. Deze nieuwe adel heeft ook nieuwe ridderidealen die zich onder andere uiten in welgemanierdheid voor vrouwen en beschaving: hoofsheid. Dit is duidelijk het tegenovergestelde van het voorhoofse ‘tijdperk’. In deze nieuwe periode werden de ridder-idealen totaal omgekeerd. De verhalen gingen vaak over de helden daden van een ridder om de liefde van een onbereikbare, geliefde vrouw te winnen. De omgangsvormen tussen de man en de vrouw waren ook veel verfijnder. Al werd soms het zwaard nog wel eens gebruikt. Waarschijnlijk waren de liederen van de troubadours die in de twaalfde eeuw in de provence in Zuid – Frankrijk gezongen werden en in heel West-Europa geliefd waren, van grote invloed op deze verandering. Deze liederen gingen vaak over het centrale thema; de liefde. De hoofse literatuur kan in onze literatuur weer onderverdeeld worden in Brits-Keltische, Oosterse en Klassieke romans. De brits-Keltische romans gaan terug op eeuwenoude verhalen, waarin de strijd bezongen wordt van de Britse helden tegen de angelsaxen die in de vijfde eeuw Engeland waren binnengedrongen. Hun legendarische idool was koning Arthur. Volgens deze verhalen verzamelde hij zijn ridders aan een ronde tafel, waarna ze uittrokken op avontuur. Tot de Brits-Keltische romans horen onder andere “Walewein” en “ Ferguut” Dezelfde sfeer van hoofsheid kan in de Oosterse romans worden teruggevonden, waarvan ‘Floris en Blanchefloer’ het bekendst is geworden. De Oosterse roman ontstond onder invloed van de kruistochten; door de kruistochten kwam men in contact met de Arabische cultuur in het nabije Oosten en Spanje en men ging ridderverhalen in die cultuur plaatsen. In dezelfde tijd ontstonden ook de klassieke romans waarin oude Griekse en Romeinse verhalen verplaats werden naar de middeleeuwen en er vele romantische avonturen beschreven werden. Een van de klassieke romans is ‘Eneïde” van Hendrik van Veldeke. ‘Geestelijke Literatuur” De gehele literatuur is, zoals in hoofdstuk 1 vertelt staat, verdeeld in verschillende onderdelen. Zo heb je ridderromans, fabels en satiren die behoren tot de ‘wereldlijke’ literatuur. Dit wil zeggen niet-religieuze literatuur, hoewel er vanwege het theocentrische karakter van de middeleeuwen wel tal van religieuze aspecten inzitten. Tegenover de wereldlijke literatuur staat de ‘geestelijke’ literatuur, dit is de zuiver religieuze literatuur die vrijwel altijd didactisch bedoeld is. Een middeleeuws genre op dit gebied is bijvoorbeeld; het heiligenleven. Heiligenlevens zijn, zoals het woord eigenlijk al zegt, biografieën van heiligen. Bij het schrijven van zulk soort boeken bekommerde men zich nauwelijks om de historisch betrouwbaarheid; alle wonderlijke verhalen die over een heilige in omloop waren, werden klakkeloos aangenomen alsof het historische feiten waren. Een voorbeeld van een heiligenleven is het leven van Sinte Lutgart. Zulke wonderlijke verhalen werden in kloosters tijdens de maaltijd voorgelezen en werden legenden genoemd (dit komt van het Latijnse woord legenda, dit betekent: dat wat gelezen moet worden.) Dit zijn overwegend korte verhalen, waarin beschreven wordt hoe God of een heilige de mens bijstaat. Voor de lezers uit deze tijd is het didactische element van een legende vrijwel verdwenen en is ze een zuiver episch genre geworden, maar voor de mensen in de middeleeuwen lag dit eerder andersom; een legende liet zien dat de
mens beschermd werd door hogere machten en dat het geloof een kracht was waardoor de dingen ten goede gekeerd konden worden. De bekendste legende uit de middeleeuwen is Beatrijs. Dit verhaal is door een onbekend Brabantse schrijver
waarschijnlijk overgenomen uit een Latijns boek uit het begin van de 13e eeuw. Het verhaal gaat over een kloosterzuster die verliefd wordt op een ridder en voor hem het klooster ontvlucht. Zeven jaar lang leven ze samen en krijgen ze twee kinderen. Wanneer het geld van de ridder op is, laat hij haar in de steek. Om toch in haar levensonderhoud te kunnen voorzien vervalt zijn in de prostitutie. Tot slot wordt haar schaamte hiervoor zo groot, dat ze overgaat tot bedelarij om zichzelf en haar kinderen in leven te houden. Al zwervende komt ze in de buurt van haar vroegere klooster en vraagt naar de non die veertien jaar geleden weggelopen is. Vervolgens hoort Beatrijs drie nachten achter elkaar een stem, die haar beveelt terug te gaan naar het klooster. Ze laat haar kinderen achter in goede handen en neemt haar oude plaats weer in. ‘Lief, en verveert u niet: Hets u vrient dat ghi hier siet.’ (citaat Beatrijs) Tot de geestelijke literatuur behoren ook de gedichten van Jacob van Maerlant. Deze gedichten handelen over religieuze, maatschappelijke en morele vraagstukken. “Der kerken klage” bijvoorbeeld is een felle aanval op de hebzucht van priesters. En in “Van den lande van overzee” is een hartstochtelijke oproep tot een nieuwe kruistocht. Deze twee gedichten worden algemeen beschouwd als Van Maerlants
meesterwerken, maar enkele geleerden zijn juist van mening dat juist deze niet door hem geschreven zijn. ‘In weelden zitstu hier versmoord, zodat met di is ongehoord’ (citaat Van den Lande van Overzee)
“Literatuur in de stad “ Halverwege de dertiende eeuw werden de steden met hun nieuwe economische en politiek macht steeds belangrijker. Vooral in Vlaanderen, waar door de lakenindustrie een ongekende welvaart ontstond, was dit het geval. Deze ontwikkelingen hadden ook gevolg voor de literatuur. De burgers in de steden, die door hun privileges steeds meer macht kregen, zochten niet meer in de eerste plaats boeken die hen amuseerden zoals de ridderromans, maar boeken die hun
iets leerde. Anders dan de edelen die zich al door hun ‘blauwe bloed’ van het ‘gewone volk’ onderscheiden, wilde de burgers zich ontwikkelen. Zij vroegen daarom niet om fantastische verhalen, maar om nuttige en waarheidsgetrouwe informatie. Omstreeks 1260 ontstond zo de didactische literatuur die vooral de bedoeling had de lezers kennis bij te brengen. De belangrijkste didactische dichter was Jacob van Maerlant, die voor 1235 waarschijnlijk in Damme bij Brugge geboren is. Zijn eerste boeken passen nog perfect in de traditie van de ridderromans, zoals in het boek ‘Alexanders Gheesten’. Gheesten betekent ‘heldendaden’. In dit boek beschrijft hij met veel kleurige details over de avonturen van Alexander de Grote, terwijl hij in zijn ‘Historie van Troyen’ een romantische beschrijving gaf van de strijd tussen de Grieken en de Trojanen. Ook al was hij bij deze boeken er wel op uit om zo weinig mogelijk te fantaseren en zo veel mogelijk de waarheid te vertellen. Na 1266 ontstonden de ‘echte’ didactische werken van Van Maerlant: ‘Der Naturen bloeme’, over alles wat groeit en bloeit in de natuur en de ‘Rijmbijbel’, een beknopte bijbelse geschiedenis. ‘Der nature Bloeme’ Asinus, dats des ezels name, Een lelijk diere ende onbekwame, met grote hoofde, met oren lang, traag zere an zijne gang.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.